Direct naar de inhoud.

Geertje en Fokko Dijkema Van het Hogeland terug naar de Veenkoloniën

  • door:
  • op:

door Anton de Wijk

In haar fauteuil vlak bij het raam waar de poes in de vensterbank behaaglijk
lag te spinnen was Geertje bezig aan een borduurwerkje.
Een vrouw op leeftijd, eenentachtig was ze nu, maar je schatte haar zeker een
jaar of  zes, zeven jonger. Prachtig zilvergrijs haar omlijstten de zachte trekken
van haar gezicht.
Ze had een wat statige houding, waaruit sommigen een zekere eigenwijsheid
meenden te moeten bespeuren, wat absoluut niet het geval was.
Ze deed niet uit de hoogte, integendeel, ze straalde een en al vriendelijkheid uit.  

Kort tevoren had ze de vitrage opzij geschoven toen ze het piepen van het
tuinhek hoorde om te kijken wie haar woning naderde.
Dat was haar vaste gewoonte.
Het hek piepte en knarste al jaren, en toen ik tegen Fokko, die toen nog leefde
daarover eens een opmerking maakte dat de scharnieren wel een lik vet konden
gebruiken, deed hij dat met een handgebaar af. “Nee jong, daar wil Geertje niets
van weten, dan hoort ze niet wie er aan de deur komt.”

Het was een week voor kerst, december 1981.
Het was bitterkoud, de afgelopen nacht had het streng gevroren.
Deze 17 december 1981 lag het kwik om half vijf in de morgen bijna 16 graden
onder nul. Toen ik om kwart voor vijf die morgen naar het kantoor reed flonkerden
de sterren aan de hemel en tekenden de silhouetten van de omgeving zich duidelijk
af in het heldere maanlicht.
Ik durfde nauwelijks adem te halen, de ijzige kou drong diep m’n longen binnen wat
een pijnlijk gevoel gaf op de borst. Dikke ijspegels kleefden aan mijn sjaal en uniform-
jas door het bevriezen van mijn adem.

Later die morgen tijdens de bestelling was het weinig anders en lag de temperatuur
ook overdag ruim 8 graden onder het vriespunt.
Ik was blij dat ik even op verhaal kon komen bij Geertje die haar hand opstak toen
ze mij ontwaarde.

In de gevoerde laarzen met 2 paar sokken waren mijn voeten gevoelloos geworden
van de kou. Nog steeds was de temperatuur ver beneden nul, 12 graden las ik ergens
bij een woning op een thermometer.
De laagstaande zon blikkerde in de ramen van de huizen aan de overzijde van het
kanaal. De rook kringelde loodrecht omhoog uit de schoorstenen want om de kou
uit de huizen te verdrijven moest er flink worden gestookt.

De kolenkachel in de kamer draaide op volle toeren, Geertje vulde nog eens kolen
bij toen ik binnenkwam. “Neem toch een gaskachel moeder”, zei haar dochter af en
toe, maar daar wilde Geertje niks van weten.
“Ik heb altijd al kolen gestookt en dat zal ik tot mijn dood blijven doen”, zei dan ze
gedecideerd die geen nadere tegenstand duldde.

“Gut, gut wat is het koud vandaag, kom, trek je laarzen uit jong want je zult wel kouwe
voeten hebben”, zei ze goedmoedig en schoof een stoel bij vlak bij de kachel.
“Jong toch, je bent helemaal rood van de kou, jullie moeten er steeds maar door om
de post te bezorgen, en nu vooral in deze drukke tijd met al die kerstkaartjes.
Kom ga lekker zitten dan zorg ik voor de koffie.”

Ik schoof de stoel een eind van de kachel vandaan omdat ik uit ervaring wist dat een
langzame stijging van de lichaamstemperatuur het allerbeste is om sterke tintelingen
in je lijf te voorkomen.
Ik kwam al jaren bij Geertje over de vloer.
Het was al lang geleden begonnen toen ik hun de AOW uitbetaalde. Het echtpaar
woonde in het buitengebied te ver van het dichtstbijzijnde postkantoor, zodat de
bestellers aan pensioengerechtigden die daarvoor in aanmerking kwamen, het geld
aan huis uitbetaalden.

In de winter wanneer de ijzige kou zich een weg vrat door je botten, werd er een
borrel geschonken, ’s zomers wanneer het heet was en de lucht trilde van de hitte,
was er altijd een heerlijk koel flesje bier. Genuttigd onder het bladerendak van de
oude, scheefgegroeide pruimenbomen, op een ruwhouten bankje achter in de tuin.            
Ofschoon het nuttigen van drank door de PTT was verboden, werd het verbod in
zo’n geval door ons ter zijde geschoven.

Voor ongeveer 10 jaar was haar man plotseling komen te overlijden.
Na het middagmaal werd Fokko niet meer wakker van zijn middagdutje en sliep
vredig in.
Op een leeftijd van 73 jaar werd hij thuisgehaald door de Heer, liet Geertje zich
eens tegen mij ontvallen. Dat ze religieus waren werd mij eens duidelijk toen ik in
de middag eens bij hun binnenkwam en de opengeslagen bijbel op de tafel zag
liggen waaruit na het middagmaal was gelezen.
Ze spraken nooit over hun geloof en nergens in het huis kon je er op uitmaken dat
ze dat waren.

Gesterkt door haar rotsvaste vertrouwen in de Heer verwerkte Geertje manmoedig
het verlies van haar man en pakte na een tijdje de draad van het alledaagse leven
weer op. Begin jaren 60 waren ze in Stadskanaal komen wonen.
Voor hun komst hier naartoe woonden ze in een klein plaatsje midden in de polder
vlakbij de zeedijk in het vlakke Groningerland.
Ze hadden er een klein boerderijtje met een lapje grond waar het gewas in de vette
klei goed gedijde en de opbrengst hun ieder jaar tevreden stemde.

Soms wanneer de stormwind huilde konden ze de zee horen grommen.
Want het kon er flink tekeer gaan in de herfst of in de winter.
Wanneer de herfststormen hun intrede deden hoorden ze de hanenbalken kraken in hun
oude boerderijtje waarbij een gordijn van regen onophoudelijk neerplensde uit de lucht
die de wolken in tomeloze vaart deed voortrazen.

De kruinen van de oude eiken rondom hun bedoeninkje kreunden onder het
stormgeweld. Samen staarden ze in een dikke winter naar buiten wanneer een
sneeuwdepressie vanuit Scandinavië het Groningerland binnentrok en hun isoleerde
door karrenvrachten sneeuw die door de ijzige oostenwind, die als een mes door je
lichaam sneed, hoog tegen de voorgevel werd geblazen.  
Ze waren dan dagenlang geïsoleerd maar dat baarde hun geen zorgen want er was
voldoende proviand in huis om die tijd door te komen.

Meer zorgen baarde hun een koudegolf die soms fel via de poolstreken het land
inwaaide en de temperatuur in enkele uren tijd ver onder het vriespunt deed dalen.
Dagenlang hielden diepvriestemperaturen het land in hun greep die een verblijf
buiten door de uiterst lage gevoelstemperatuur kon leiden tot gevaarlijke situaties.
Onder het genoot van een kop koffie strooide Geertje die verhalen over mij uit.

Ik kende ze, maar telkens als ze erover vertelde met haar zachte melodieuze stem,
dronk ik ze gretig in mij in.
Op zekere dag stelde Geertje aan Fokko voor om hun boerderijtje te gaan verkopen
omdat ze graag terug wilde naar de plaats waar ze was geboren en waar ze later
begraven wilde worden. “We kopen een huisje aan het water Fokko, want wat
moeten we hier zo moederziel alleen in de polder met niemand om ons heen.”

Fokko wist dat ze gelijk had maar hij gaf zich niet zonder slag of stoot gewonnen.
Hij zag er tegenop de polder te moeten verlaten.
Het zou niet gemakkelijk zijn om de vette vochtige Groninger zeeklei te moeten verruilen  
voor de toch wel drogere Veenkoloniale zandgronden.
Hij zou de wind niet meer om zijn kop voelen wanneer hij met de hond wandelde langs
de zeedijk, en hij zou het geluid van de aanrollende golven moeten missen die
kapotsloegen tegen de basaltblokken van de dijk.
Toen eenmaal vaststond dat Geertje graag wilde verhuizen werd er een makelaar
in de arm genomen die voor hen het voorbereidende werk verrichtte.

Hun boerderijtje werd verkocht en op een mooie voorjaarsdag streken ze neer in
Stadskanaal. In de keuken zie ik Geertje de koffiekopjes nog eens vullen, de deur
staat half open. Ze staat voor het aanrecht in een gloed van licht van de laagstaande
zon, die door het raam naar binnenvalt.
Haar zilvergrijze haar glanst in het vroege morgenlicht.
Secondenlang hou ik het beeld vast maar het vervaagt wanneer ze met de kopjes
de kamer weer binnenkomt.

Een paar jaar later komt ze te overlijden, ik merkte opeens dat haar gezondheid
achteruit ging als ik haar bezocht.
Het eens zo kwieke vrouwtje verloor de fut van het leven, het ging niet meer en
ze verlangde naar de dood. “Ik hoop dat het niet lang meer duurt jong”, zei ze
dan met doffe ogen. “Ik verlang erna herenigd te worden met Fokko, laat ons
Lieve Heer er maar een eind aan maken.
Het is goed zo. Op een druilige morgen in oktober werd haar wens vervuld.
Toen de laatste krachten uit haar zieke lichaam wegvloeiden sliep ze in, vredig
en kalm.

Het greep me aan dat ik haar rouwbrieven moest bestellen in de straat waar ze
tot voor kort woonde. Ik woonde de begrafenis plechtigheid bij en stond met de
vele aanwezigen aan het geopende graf naast dat van haar man, toen haar lichaam
aan de aarde werd toevertrouwd.
Geertje en Fokko waren weer samen.

Als ik nu langs het huis rijdt waar het echtpaar heeft gewoond zie ik Geertje in
gedachten weer zitten achter het raam.
De woning is verbouwd, de ramen in de voorgevel zijn wat groter geworden,
en het knarsende tuinhek is er al lang niet meer.
De huidige bewoners hebben er geen weet welke herinneringen er liggen in hun
huis. Het is goed zo, zei Geertje, in de laatste dagen van haar leven.

Herinneringen draag je mee in je hart, die koester je omdat ze soms met een
glimlach om je lippen weer boven komen drijven.
Herinneringen kunnen blij en droefgeestig zijn, maar de herinnering aan Geertje
zal ik altijd met een warm en blij gevoel met me blijven meedragen.
Want, het is goed zo………….

Het verhaal stond reeds eerder op de oude RTVS site.
Fokko en Geertje zijn gefingeerde namen.



-advertenties-

NIJM Webdesign Stadskanaal