Direct naar de inhoud.

Bad Bentheim (slot) Ontmoeting met Hannelore in het park

  • door:
  • op:

Vakantieherinneringen aan Bad Bentheim (slot)
Ontmoeting met Hannelore von Smedes zur Holenzollern

door Anton de Wijk

“Da ist es passiert, auf der Schwarzwaldhochstraße. In einer scharfen Kurve sind  
sie mit dem Wagen etwa 25 m in die Tiefe gestürzt…”
Haar stem stokt en is nauwelijks verstaanbaar. Ze kijkt in het niets in de verte.
Haar gezicht is bleek en ze is erg geëmotioneerd.
Ik kijk haar van opzij aan en zie dat het haar de grootste moeite kost zichzelf onder
controle te houden. Ze klapt haar handtas open op zoek naar een zakdoek die haar
trillende handen niet zo snel kan vinden. Met een mat hoofdknikje neemt ze een
papieren zakdoekje in ontvangst die ik haar aanreik. Ik zeg niets en wacht totdat ze
verder zal spreken. Dat doet ze, op een bankje in het slotpark van Bad Bentheim.
Op een hete zomerse dag in juli vertelt ze haar schokkend verhaal.
Zij, Hannelore von Smedes zur Holenzollern, afkomstig uit het Zwarte Woud.

Het is heet die dag. Op een stoel op het balkon ligt in de schaduw een thermometer die
ik meestal meeneem omdat ik nieuwsgierig ben over het verloop van de temperatuur
in de vakantie. Kort na tien uur in de morgen lees ik al 25.3 af en brandt de zon aan een
strakblauwe hemel. We maken geen uitstapje vandaag. We hadden de vorige avond
besloten om in het hotel te blijven vanwege de op handen zijnde hete dag.
Samen lekker luieren en doen waar we zelf zin in hebben is het motto.
Als we na het ontbijt naar boven gaan installeren we ons op het balkon. Deze ligt nog
volledig in de schaduw, maar aan de stand van de zon te oordelen zal over ongeveer
een uur ‘de koperen ploert’ haar warme stralen over ons uitstorten. Een heerlijk licht
briesje waait af en toe om de hoek het balkon binnen.

In de auto liggen twee kleine parasols. Als ik het plein oversteek om ze te gaan halen
zie ik dat het terras aan de overzijde al helemaal is bezet. Gasten zonder balkon kunnen
natuurlijk met deze temperatuur niet de hele dag op hun kamer verblijven, zodat ze zich
hier een plaatsje hebben verschaft. De eerste ijssorbets worden al door de serveersters
aangedragen. De parkeerplaats staat vol auto’s, niemand die behoefte heeft aan een uit-
stapje met deze warmte. De gele nummerborden overheersen, ook ontwaar ik een paar
Belgische, en hier en daar verspreid wat Duitse gasten.

Met een stuk touw bevestig ik de parasols naast elkaar aan de stalen balkonafscheiding.
Ze houden daarmee de zon buiten het balkon. We houden beide niet van extreme hitte.
Een temperatuur van 23 graden met mooi zonnig weer en weinig wind vinden wij vol-
doende. Alles daarboven hoeft voor ons niet. Maar de temperatuur laat zich niet regelen
zoals de centrale verwarming thuis.
Gelukkig maar.

Twaalf harde slagen van de kerkklok op enkele honderden meters van ons verwijderd,
doet ons beseffen dat het middaguur is aangebroken. De warmte hangt als een deken
om ons heen. Genietend van een koel drankje blader ik in een tijdschrift met een
muziekje op mijn oor. Als het oortje is verwijderd ziet niemand dat het een radiootje is,
je kunt er normaal mee schrijven met deze ballpoint. Vernuftig is er een FM radiootje
ingebouwd die middels twee druktoetsjes bediend wordt, voor zenderwisseling en
geluidssterkte. Het ding werkt perfect en ik sta telkens weer verbluft over de heldere
ontvangst ervan. Het is nauwelijks te bevatten dat men in een schrijfpen een radiootje
kan bouwen. Ik kocht dat ding eens jaren geleden voor de grap voor enkele guldens en
beleef er veel plezier aan.

“Ik ga straks nog even het water in”, zegt mijn vrouw.
“Wat zijn jou plannen?” “Je zult weinig verkoeling vinden in het water vrouw, want
lucht en watertemperatuur zijn op dit moment haast nagenoeg gelijk.”
“Dat is waar, maar ik wil me toch even nat maken en ik leg me daarna nog even ter
ruste. Vanaf het balkon kunnen we rechtstreeks het zwembad inkijken en zien niemand
die een baantje trekt. “Lekker rustig”, zegt ze. “Heb ik het bad voor mij alleen.”
“Ik maak een wandeling door het park en wil nog wat opnamen maken van het kasteel.
Ik ben wel even bezig, neem jij de kamersleutels maar en haast je maar niet.”
Tegen half twee in de middag wandel ik het park binnen, het slotpark dat zich naast het
kasteel bevindt.

Bij de ijzeren toegangspoort van het park is aan de muur een bord bevestigd met nadere
bijzonderheden omtrent het slotpark. Het is 12 ha groot, lees ik, (vertaald uit het Duits).
Gelegen aan de Bundesstraβe 65. Van 1973 tot 1981 werd het park in gedeelten aange-
legd. Het gedeelte onderaan de burcht is aangelegd zoals het er in 1764 moet hebben
uitgezien. Dit volgens het Staatsarchief van Osnabrück waar een tekening is bewaard
gebleven met daarop het grondprincipe van vorstentuinen uit de 17e eeuw.
Het park is ruim opgezet waarbij het groen overal overheerst. Nergens is een struik of
boom te ontdekken in een andere kleur. Bloeiende bloemen ontbreken, alleen bij een
fontein bijna in het midden van het park zijn rozenstruiken geplant en bloeit er blauwe
lavendel.

Tussen de groene grasvelden slingeren zich de wandel- en fietspaden.
In mijn optiek is het groen te overdadig, maar gezien de beschrijving over het park is
hiervoor misschien bewust gekozen omdat het hier een paar honderd jaar geleden
precies eender moet hebben uitgezien. Op mijn wandeling door het park, waarbij
ik de sluiter van m’n camera veelvuldig laat klikken, zie ik dat toenmalige
burgemeesters een eiken boom geplant hebben bij hun afscheid, zoals dat hier en
daar op een gedenksteen bij de geplante boom staat te lezen.
Stieleiche (lat. Quercus robur) lees ik ergens.
Gestiftet von Günter Alsmeier Bad Bentheimer Bürgermeister von 1996 bis 2006.
Blijkbaar is dat hier een traditie.

Het is bijzonder rustig in het park, soms komt er een fietser voorbij.
In de verte slentert een dame met haar hond, bij een vijver spelen enkele kinderen.
Op een bankje onderaan de burcht neem ik plaats en maak notities van m’n foto’s.
Door het hoogteverschil heb ik een mooi uitzicht over het park en ontwaar tussen de
bomen door Die Kur Apotheke aan de Bundesstraβe.

Er valt ineens een schaduw over me heen en opkijkend zie ik een dame staan die ik door
de muziek op mijn oor en het schrijven van m’n notities, niet had opgemerkt.
Ik kijk in haar gezicht en herken haar meteen; Hannelore uit het hotel.
O nee toch, schiet het door mij heen, ook dat nog. Op haar zat ik nou niet bepaald te
wachten. Ze steekt haar hand uit ter begroeting, een gewoonte die in Duitsland gebrui-
kelijk is, maar bij ons onbekend, of je moet iemand in lange tijd niet hebben gezien.

“Tag Anton, einen schönen Gutentag noch, darf ich mich setzen?” (Mag ik gaan zitten?)
Doordat ze zich al eerder in het hotel aan mij heeft voorgesteld tutoyeren wij elkaar.
Ik schuif de fototas dichter naar me toe. “Natürlich Hannelore, einen Spaziergang
gemacht?” Ze neemt op het bankje plaats, gelukkig dat de fototas tussen ons in staat
denk ik, hierbij terugdenkend aan de lift. Ik trek de ballpointradio uit de borstzak van
m’n hemd en schakel het ding uit en verwijder de oortjes. “Is dat een radio?”, zegt ze
verbaasd, zoiets heb ik nog nooit gezien. “Mag ik eens kijken?”

Ze steekt haar linkerhand naar me uit en ik zie om haar pols een prachtig mooi gouden
horloge blinken in het zonlicht. Ik kan het merk niet zo gauw lezen maar zie wel een
kroontje op de wijzerplaat. Ofschoon ik zo’n horloge van mijn leven lang niet kan
betalen, besef ik dat hier geen twijfel mogelijk is. Dit is een Rolex. Een van de duurste
merkhorloges die er bestaan. Maar goed, dan heb je ook wat om je pols hangen niet-
waar. Ik laat het niet blijken, maar nu val ik haast van verbazing van het bankje.
Een vrouw die een horloge draagt van misschien  €15.000,- heeft belangstelling voor
een stom ballpointradiootje van enkele guldens. De wonderen zijn de wereld nog niet uit.

Ze draait er mee in haar handen en begrijpt niet dat hieruit muziek te halen valt.
Ik schakel het opnieuw voor haar in en zonder gêne stopt ze de dopjes in haar oren en
luistert naar de desbetreffende zender. “Wunderbar”, kirt ze, “wunderbar, wie ist
das möglich. Ik observeer haar af en toe heimelijk en zie dat ze, afgezien van haar
prachtige horloge, verder niet met goud is behangen. Ze draagt een mooie beige bloes,
in V-hals gesneden die de aanzet van haar volle buste een centimeter of vijf prijsgeeft.
Nu zou een mooie halsketting tot zijn recht komen, maar doordat die nu ontbreekt
vind ik haar hals te bloot.

Ze zit nog tamelijk strak in haar vel, haar benen zijn gracieus en aan haar voeten steken
een paar prachtige open schoentjes met hoge hakken. Het staat haar elegant die haar
mooie benen nog meer accentueren. Bij sommige mannen zouden ze misschien iets
sensueels kunnen oproepen. Heur haar heeft ze opgestoken, wat haar bijzonder goed
staat in een asblonde kleurspoeling. De make-up is in zachte nuances opgebracht, haar
volle mond in een zachte kleur rood gestift.
Als man hou ik niet van kunstnagels, die bij haar te veel lang in een vuurrode kleur
gelakt, aan haar vingers kleven. Weer dwarrelt een parfum om haar heen, maar deze
is niet overdadig en ervaar ik nu zelfs als prettig. Ze zal tussen de 55 à 60 jaar zijn.

Ze geeft mij de ballpointradio terug. Mijn notitieboekje klap ik dicht die ik met de pen
in mijn fototas laat glijden. “Ja, ik heb een wandeling gemaakt”, zegt ze nu.
“Mijn man verblijft van 8 tot 5 in het kuuroord om te kuren. ’s Avonds is hij normaal
in het hotel.” Verblijven jullie niet samen in het kuuroord?”
Ze schudt haar hoofd. “Mijn man zou hier geen bezwaar tegen hebben, maar ik wil het
niet. Als je daar de hele dag verblijft wordt er niets anders dan over kwalen en ziektes
gesproken en dat wil ik niet.”

Haar stem is laag en zwoel. Ze doet me denken aan Marlene Dietrich of Zarah Leander.
“Anton, du, hör mal, ich möchte mich Entschuldigen.” Ik frons mijn wenkbrauwen,
verontschuldigen? Ze ziet de verbazing op mijn gezicht en lacht. Haar hand beroert
zachtjes mijn arm. Voor in de lift zegt ze.
Ik hing meer of min tegen je aan en je hebt misschien een rare indruk van me gekregen,
maar ik stond er heel ongelukkig vanwege de koffers die tussen mijn ene voet was
geklemd. Alles ging toen erg gehaast, geloof me, ik kon geen kant op.”
Ik krijg opeens een andere indruk van deze vrouw en accepteer vriendelijk haar excuus.
Ze is duidelijk opgelucht en neemt de draad van het gesprek weer op.

“Mijn man komt hier twee keer per jaar 3 weken kuren en we verblijven dan altijd in het
hotel.” “Dat betekent dan wel Hannelore, dat je de hele dag op jezelf bent aangewezen.”
“Dat is waar, maar dat zie ik niet als een probleem, ik heb voldoende afleiding en bezig-
heden. Hij is hier vanwege een ongeval van jaren geleden waarbij zijn ‘Wirbelsäule’
(wervelkolom) is beschadigd en voor de behandeling van psoriasis.
Beide kunnen ze hier in de kliniek uitstekend behandelen. Mijn man heeft er in ieder
geval de nodige baat bij.” (Vroeger was het zo dat iedereen in Duitsland op kosten van
het ziekenfonds eens per jaar kon gaan kuren, maar dat is al lang niet meer zo.
De regels voor kuren en eigen bijdragen zijn in de loop der jaren aanmerkelijk aange-
scherpt, hoor ik van Duitse kennissen).

Deze mensen moeten hemeltje rijk zijn om zich dat alles te kunnen permitteren.
Kuren komt toch gauw op een € 900,- per week. ‘Geld wie Heu’ (hooi) zeggen ze in dit
geval bij onze Oosterburen. “Het is bepaald niet naast de deur om hier te gaan kuren”,
zegt ze, “maar de kliniek heeft een goede naam. Daarom hebben we de lange reis vanuit
het Zwarte Woud er graag voor over.” “Je kunt toch ook in Baden Baden kuren?
Dicht bij huis zou ik zeggen en een kuuroord met een goede naam..” “Dat is waar, maar
mijn man bevalt het hier uitstekend. En als hem iets goed bevalt komt hij daar niet meer
op terug. Ze springt plotseling verschrikt op, een wesp cirkelt langs haar hoofd en maakt
het haar lastig. Ongetwijfeld aangetrokken door de geur van haar parfum.

Ze staat een paar meter met bange ogen van mij vandaan, haar boezem gaat gejaagd op
en neer. De wesp heeft het nu op mij voorzien en kruipt via mijn knie naar mijn korte
broek omhoog. Met een snelle reactie sla ik het insect met mijn vlakke hand dood, een
vieze vlek achterlatend op mijn broek. Ik had geluk, vlak voor de klap kan het beest
nog een steek uitdelen maar daarvoor was zij niet meer in de gelegenheid.
Met een zakdoekje ruim ik de smurrie op, vis uit mijn fototas een bidon en veeg de vlek
met water schoon. “Sonst meckert meine Frau Hannelore”, zeg ik lachend.
Ze lacht zuinigjes met me mee.
“Kom ga weer lekker zitten, het gevaar is geweken. Een koel glaasje water voor de “
schrik?” Ik schenk een bekertje vol die ze accepteert en met korte teugjes drinkt.
“Als ik je een tip mag geven Hannelore, gebruik geen parfum met dit warme weer, dat
trekt juist de wespen aan.” “Meinst du?” “Ganz sicher.”

Het Zwarte Woud. Het zal in de zomer van 1964 zijn geweest, toen we er voor het eerst
kwamen. Jenny en ik, (mijn huidige vrouw) haar vriendin en diens vriend, hadden
destijds een reis geboekt bij reisbureau Mondial in Groningen, die al lang niet meer
bestaat. We reden met een bus van Van der Ploeg uit Veendam, de chauffeur was Tinus
Paardekoper uit Gieten. De reisleider was een jonge vent uit Drouwen, wiens naam ik
even kwijt ben. De bussen van toen zijn bij lange na niet te vergelijken met die van nu.
Geen toilet in de bus, geen airco, geen getint glas, geen consumpties, geen verstelbare
stoelen, kortom een busreis in die tijd was afzien. Heel erg afzien.

Maar de vakantie was prachtig, de natuur ongerept en onze bewondering oprecht bij het
zien van de diepe afdalingen en de dorpjes in het dal beneden ons, waarvan de daken
glommen in het zonlicht. Tinus kende de omgeving op zijn duimpje, toerde in de zomer
door Europa en week bij tijd en wijle af van de hoofdroute voor een nog mooier uitzicht.
We reden op een zeker moment van Hinterzarten door het Höllental naar Hinterteich.
Op een zeker moment zette Tinus de bus aan de kant en liet ons uitstappen.
Kijk zei hij, daar hoog boven op de rots staat een bronzen beeld van een hert.
Ze noemen dat hier de Hirschsprung. (Hertensprong)
Jagers en ouderen zijn nog altijd diep onder de indruk van wat zich hier toentertijd
heeft afgespeeld.

Een jager maakte een klopjacht op een hert die hem telkens weer te slim af was en de
dans wist te ontspringen. Hoog boven ons door bos en snelstromende beekjes ging de
jacht door op leven en dood. Op zeker moment dreef de jager het dier tot hier aan de
kloof. De jager die meende dat het pleit in zijn voordeel was beslecht kwam bedrogen
uit want met een geweldige sprong hier over de kloof, wist het hert aan de jager te
ontkomen. Een welhaast onwaarschijnlijk verhaal maar het is mogelijk. Kijk zei Tinus,
en hij wapperde druk met zijn handen om het een en ander te verduidelijken.
Een hert kan om en nabij 10 meter ver springen, de kloof moet toen een breedte hebben
gehad van zo’n negen meter, dus onmogelijk is het niet.
Waar of niet, deze sage leeft voort in het Höllental en is uitgegroeid tot een toeristisch
trekpleister van formaat.

De stem van Hannelore dringt opeens van ver tot mij door.
“Anton, wo bist du mit deinen Gedanken.” (Waar ben je met je gedachten)
Ze brengt me weer in de werkelijkheid terug. “Ik dacht terug aan een vakantie van jaren
geleden in het Zwarte Woud. We waren nog vrijgezel, een kleine 40 jaar geleden.”
“Vertel eens wat meer daarover”, zegt ze met belangstelling. Ik vertel haar over onze
busreis, de indrukken van onderweg. Dat we aan de bron stonden in Donaueschingen
waar de rivier de Donau ontspringt, de Hirschsprung in het Höllental, die ik zoeven in
mijn herinnering aan mij voorbij liet gaan. Pootjebaden in de Titisee, de waterval van
Triberg en die van Schaffhausen, de laatste weliswaar buiten het Zwarte Woud, maar in
de reis opgenomen.

Ze hoort mijn relaas glimlachend aan en is verbaasd over mijn toeristische kennis van
de streek. Ik vertel haar dat we later met eigen auto gingen, overnachten in Zimmer
Frei, en dat we elke twee dagen verder trokken naar een andere plaats.
Onze autoritten door het Kinzigtal met hun leuke gezellige dorpjes, het dal van de
Gutach en onze drie weekse vakantie op een camping in Alpirsbach.
Waar ik met een jongen van een beroepsmilitair uit Steenwijk soms een hele dag
de bergen introk om er foto’s te maken. Dat we van Freudenstadt, met zijn grootste
marktplaats van heel Duitsland, naar Baden Baden reden over de Schwarzwaldhoch-
straße. Een prachtige toeristische weg van ongeveer 60 km lengte met zijn vele scherpe
bochten en zijn adembenemende uitzichten.

Ik zie haar opeens schrikken, ze wordt bleek en bijt op haar lip.
“Schwarzwaldhochstraße”, fluistert ze, daar is het gebeurd. Spreken kan ze nauwelijks.
“Wat bedoel je Hannelore”, wat is daar gebeurd.” Ze staart in de verte zonder iets waar
te nemen. Haar handen trillen in haar schoot. Ze spreekt verder, met horten en stoten.
“Onze zoon. In een scherpe bocht zijn ze met de auto ongeveer 25 meter in de diepte
gestort.”Het is heet, maar ik voel het kippenvel centimeters dik over mijn rug lopen,
en heb het plotseling koud. Ze slikt, en ik zie hoe haar ogen vochtig worden.
Ik schenk het laatste restje water uit de bidon en reik het haar aan.
Ze drinkt gulzig en morst daarbij op haar mooie beige bloes. Ze merkt het niet eens.

“Danke”, zegt ze en ze reikt mij het leeggedronken bekertje aan.
Langzaam keert de kleur op haar gezicht terug. Met zorg haar woorden kiezend neemt
ze de draad van het gesprek weer op, nu ze langzaam haar emoties weer onder controle
heeft. “Jij hebt deze weg in je vakantie gereden en dan zul je nog ongetwijfeld weten
dat er scherpe bochten inzitten waar je vol in de remmen moet als je van boven komt.
Op een mistige dag in de herfst, die de flanken van de berg in dichte nevelen had gehuld
ging het mis. Mijn man was op zakenreis in het buitenland, door de dichte mist durfde
ik niet te rijden zodat een vriend van ons aanbood onze zoon terug te halen uit Baden
Baden waar hij die dag verbleef.

De mist had misschien de weg door de lage temperatuur enigszins glad gemaakt, wie zal
het zeggen maar bij een van de bochten begon de wagen tijdens het afremmen te glijden
en knalde door de vangrail de diepte in. Misschien is de situatie door de bestuurder
verkeerd ingeschat, het zou kunnen want je moet telkens in de remmen om de hoge
snelheid onder controle te houden. Gelukkig reed op enige afstand een andere auto die
aan de sporen op de weg en de verwrongen vangrail kon opmaken wat er was gebeurd.
Die alarmeerde direct de hulpdiensten. Het duurde uren voordat beiden uit de auto waren
gehaald. Met een traumaheli zijn ze overgevlogen naar het ziekenhuis in een uiterst zorg-
wekkende toestand. Onze zoon lag 5 weken in coma en was afgezien van botbreuken en
inwendig letsel voor zijn verdere leven verlamd.

Een kind nog, vijftien jaar oud. Verschrikkelijk wat je dan als ouders moet meemaken.
Mijn man kwam hals over kop terug uit het buitenland, ontdaan en overstuur.
Nachtenlang hebben we aan zijn bed gezeten, met het monotone gepiep van monitoren
en slangen die aan zijn lichaam waren verbonden. Een paar maanden lag hij aan de
beademing. Vreselijk, dit wens je niemand toe.”
“En de bestuurder? Hoe is die er vanaf gekomen?” Een diepe zucht ontsnapt haar lippen,
heel in de verte dringt het geblaf van een hond tot ons door. “Dood”, zegt ze hees,
dood.” Drie dagen later is Jürgen aan zijn zware verwondingen overleden.
Achtendertig jaar oud, getrouwd en drie kinderen. “Hoe lang is het inmiddels geleden?”
“Komende herfst twintig jaar”, zegt ze zacht.

“Carl Otto, onze zoon lag maanden in het ziekenhuis. Verlamd vanaf zijn borst.
Het lange revalideren begon. Maar de jongen was jong, taai en wilskrachtig en zat
ondanks zijn zware handicap niet bij de pakken neer. Hij verbaasde de doktoren door
zijn sterke wil wat zijn revalidatie erg heeft bevorderd. Omdat wij het ons veroorloven
kunnen zochten wij voor hem de allerbeste kliniek.
Dat is dan het enige wat je kunt doen als je over voldoende financiële middelen beschikt.
Een mat lachje onderstreept haar woorden, maar haar ogen verraden pijn om haar zoon
die als een wrak zijn verdere verlamd zal blijven. Ook met heel veel geld is dat met geen
mogelijkheid te genezen. Carl Otto wilde medicijnen studeren.
Arts wilde hij worden, zich bekwamen in de chirurgie. Ten tijde van het ongeluk bezocht
hij de Realschule (Lyceum) en zou daarna de universiteit bezoeken.
 
Zover is het helaas nooit gekomen.
Het familiebedrijf overnemen wilde hij niet. Dat was al voor het ongeluk besloten.
Ondanks het feit dat dit vooral voor mijn man een grote teleurstelling was, heeft hij hem
verder van alle kanten gesteund.
Ondanks de pijn die hem alle dagen kwelt, weet hij zich goed te redden.
Zijn armen kan hij gelukkig volledig gebruiken, beheersing van urine- en stoelgang-
functies zijn onmogelijk. Vijfendertig is hij nu en hij heeft zich in de loop de jaren
gespecialiseerd in computers. Voor allerlei bedrijven bouwt hij websites, waar mijn
man een groot aandeel in heeft dank zij zijn vele connecties.”
Uit haar zachtleren handtas diept ze een foto op die ze mij toont. Een knappe vent met
zwart krullend haar en mooie bruine ogen blikt me op de foto tegemoet.

Scherp afgetekend is zijn neus, wilskrachtig zijn kin. Half op de achtergrond ontwaar
ik een riante villa. Achter de scootmobiel staat een jonge vrouw, haar handen rusten op
zijn schouders. “Seine Frau?”  “Helga, onze dochter.”
Ze vertelt over haar, met haar lage stemgeluid waarin moederliefde doorklinkt.
Getrouwd met een eenvoudige jongen, uit een milieu die niet bij ons past. Toen we
hoorden van haar verkering vonden we dat niet zo leuk, daar waren we eerlijk in.

We hebben het haar ook gezegd, maar stelden geen verbod in omdat we haar niet wilden
verliezen, wetende hoe doortastend ze kan zijn. Op een late koude winteravond, toen
mijn man en ik genoten van een glas wijn, gezellig samen bij de open haard, heeft ze met
ons gepraat. Ze stond ineens in de kamer omdat ze niet kon slapen, gevoelig als ze is
omdat ze wist dat we met haar relatie enige problemen hadden. Ze vertelde dat ze van die
jongen hield, dat ze hem nooit zou loslaten. Jullie zijn rijk en welgesteld zei ze toen,
maar mijn geluk kunnen jullie niet kopen. Moeten wij elkaar nog meer verdriet doen?

Verdriet hebben we dagelijks als we Carl Otto in zijn rolstoel zien voortbewegen.
Wat betekent geld, ja macht en rijkdom, maar is dat het waarvoor wij leven? Liefde in
een mensenleven is naast onze gezondheid het hoogste goed en daar wil ik voor vechten,
met of zonder jullie steun.
Ik hoop dat jullie dit begrijpen, ik hou van jullie maar desnoods ga ik jullie voorgoed
verlaten. Mijn man was tot tranens toe geroerd. Hij stond op en pakte me bij de
hand. Kom Hannelore zei hij, en trok me zachtjes uit mijn stoel.
We liepen naar onze dochter en sloten haar gezamenlijk in onze armen. Het is goed
kind, we praten er nooit meer over en ik hoop dat je erg gelukkig wordt, was het
enige wat hij toen zei.

Mijn man zou de volgende dag voor een zakenreis naar het buitenland vertrekken
maar annuleerde die. Midden in de nacht belde hij het vliegveld voor een omboeking
van zijn ticket. Andere dingen in de privésfeer waren nu belangrijker. Ik zal deze
bijzondere nacht nooit meer vergeten, en zijn dolgelukkig dat Helga ons wist te over-
tuigen dat haar geluk niet in rijkdom maar eenvoud ligt.
Het verdriet om onze zoon is intens, maar het grote geluk van onze dochter staat daar
tegenover. Drie kleinkinderen zijn er inmiddels. Toen Helga al weer gauw na haar
tweede kind weer zwanger was geraakt, sprak ik haar voorzichtig daarover aan.
Ach kind, nu alweer?

Ze lachte mijn bezwaren weg, onze kinderen zijn in volle liefde verwekt mam, zei ze
stralend. Het komt zoals het komt. Franzl haar man, werkt in de bosbouw, alle dagen
buiten in alle weersomstandigheden, zijn lust en zijn leven. Indien nodig springt hij
bij in een Sägerwerk (houtzagerij) die je bij ons in het Zwarte Woud wel haast in elk
dorp tegenkomt. Ze wonen in een oud gezellig huisje in het bos waar de kinderen
ongestoord kunnen spelen en ravotten met hun buurtgenootjes. Het is heerlijk om te zien
hoe ze in liefde en geluk worden grootgebracht. Hoe hun kinderstemmen schallen door
het bos wanneer ze opgaan in hun spel. Ze kijkt me van opzij aan.

Het leven is af en toe een schaakspel Anton, zegt ze zacht. Soms trek je een goede, dan
weer eens een slechte kaart. Beide kaarten gleden door onze handen, de een gaf pijn en
verdriet, de ander vreugde en geluk. Het leven in al zijn facetten kan hard en meedogen-
loos zijn, ieder mens krijgt er in zijn leven op zekere dag mee te maken.
Hier, op een bankje in het slotpark van Bad Bentheim luister ik naar haar verhaal.
Een deel van haar leven legt ze aan mij bloot, ik luister en ben ontroerd.
De zon ketst tegen de hoge toren van het kasteel. Ze weerspiegelt een witte vlek in
een van de ramen, de weerkaatsing ervan is fel en hinderlijk. Een zachte bries trekt
door het park en strijkt over de struiken. Bladeren ritselen in de wind die een kort
moment zorg draagt voor een aangename verkoeling.

Misschien dat een van je kleinkinderen later het familiebedrijf  kan voortzetten, dat zou
toch prachtig zijn? Ze kijkt mij warm aan, daar zinspeelt mijn man nu ook al een beetje
op. Wat is het voor een bedrijf waar je man leiding aan geeft? Maschinenbau.
Er wordt geëxporteerd naar verschillende landen, in en buiten Europa.
Ze noemt de plaats waar de firma is gevestigd, de plaats zelf ken ik niet, wel de mooie
toeristische omgeving die ik, om hun privacy te waarborgen, niet verder zal omschrijven.
Ze vertelt dat ze haar man graag vergezeld op zijn zakenreizen door Europa.
Milaan, Parijs, en Londen zijn steden waar ze graag vertoeft. Italië heeft haar voorkeur,
met name Milaan, de modestad nummer een. Want modebewust is dit vrouwtje.

Ze noemt de grote modehuizen in die steden, Dior, Chanel, Gucci en Boss. En dan ben
ik nog wel een paar grote namen vergeten. Een bezoek aan een van deze dure zaken kost
een paar centen, maar och, ze kan het zich veroorloven. Trouwens, zouden wij een haar
beter zijn als geldzorgen ons niet zouden kwelden en we onze aankopen via een
creditcard lieten afschrijven als ware het een pond suiker? Nee toch?
Ofschoon Milaan een aantrekkingskracht op haar uitoefent, verblijft ze er niet graag in
de herfst of in de winter. In de winter kan het kwik er wel tot 10 graden onder het
vriespunt dalen, de herfstmaanden kunnen gekenmerkt worden door buitengewoon nat
weer. Wel eens in Mailand geweest? Ze kijkt me vragend aan.

Mijn antwoord is ontkennend. Als je er ooit komt zegt ze, neem je vrouw dan mee naar
Buenos Aires, de grootste winkelstraat van de stad en een van de grootste in Europa.
Hier hebben de kledingwinkels de overhand, net iets voor vrouwen om er te flaneren.
Alle grote namen in de modewereld zijn vertegenwoordigd in de Monte Napoleone,
dit is de bekendste winkelstraat van Milaan. In beide straten kijk je werkelijk je ogen uit.
Wij kunnen ons dat niet veroorloven Hannelore, om deze te straten vereren met een aan-
koop, daarvoor is onze portemonnee veel te dun. Het zal dan wel bij kijken moeten
blijven. Ik werp een blik op mijn horloge, de tijd is omgevlogen, iets meer dan anderhalf
uur ben ik al met deze dame in gesprek. Ik pak mijn fototas en rits de klep dicht.

Als ik opsta en haar de hand reik wil ze weten waar ik vandaan kom. En je achternaam 
heb je mij nog niet verteld, zegt ze in een adem. Welnu Hannelore, ik kom uit het
noorden. Och, dat had ik al gedacht zegt ze ‘wegen deinem Akzent.’ Klopt, zeg ik, mijn
vrouw en ik wonen Im Norden Hollands. Wie bitte? Ik dacht dat je uit Ostfriesland kwam
of uit de buurt van Hamburg. Nee, nee Hannelore, ich bin ein richtige Holländer.
En mijn naam is Anton de Wijk, voor een Duitser moeilijk uit te spreken. Schrijven lukt
al helemaal niet. Daarom vond ik het niet nodig mijn achternaam aan je bekend te maken.
Ich verstehe. Mensch, aus Holland das wundert mich. Ik lach om haar verbaasde gezicht.

Samen wandelen we het park uit. Wanneer vertrekken jullie? Overmorgen, dan zit onze
vakantie er weer op. Tegenover de Kur Apotheke blijft ze staan, ik moet nog wat
tabletten halen zegt ze. Ze aarzelt, ze spreekt het niet uit maar het is alsof ze wil zeggen,
wacht je nog even op mij? Nou, dan ga ik verder Hannelore, misschien zien we elkaar
nog voordat we vertrekken. Hopelijk zegt ze, hoffentlich. Haar rode mond opent zich
voor een lach. De tijd dat we nog in het hotel verbleven zag ik haar nog een keer op
afstand, maar gesproken heb ik haar niet meer. Hannelore von Smedes zur Holenzollern,
een bijzondere vrouw. Een vrouw van stand, rijk en mondain. Mijn afkeer in de lift sloeg
over in warme sympathie toen ik haar beter leerde kennen op het bankje in het slotpark
tegenover de eeuwenoude burcht.

Toen ze op die warme middag in juli tijdens een aangrijpend gesprek haar verdriet uitte
om haar zoon en mij daarvan deelgenoot maakte.
Waarom ze dit deed heeft me een tijd bezig gehouden, ik was immers een vreemde voor
haar. Was het juist daarom? Soms raak je in gesprek met wildvreemde mensen die een
deel van hun ziel aan je blootleggen. Misschien houdt hun iets bezig waar je met hun
naaste omgeving niet over kunnen praten, of die er geen begrip voor kunnen opbrengen
omdat ze het verhaal al zo vaak hebben gehoord. Gezemel en gezeur hoor je dan vaak.
Sommige huwelijken strandden hierop, echtscheidingen vloeien er uit voort.
Haar verhaal heeft me aangegrepen en ik was haar toehoorder. Ik zag van nabij het
verdriet van een welgestelde vrouw, maar bovenal van een moeder die na 20 jaar nog
altijd huilt om haar kind….

Alle namen in dit verhaal, met uitzondering van die van de schrijver, zijn om
privéredenen gefingeerd. Gelijkenissen met andere personen berust in dit geval
op puur toeval.

Enkele wetenswaardigheden over het Kuuroord van Bad Bentheim
Het kuuroord ligt midden in een 1000 ha groot gemengd bos.
Al in 1711 werden de heilzame krachten van het zwavelhoudende mineraalwater benut.
Men kan bovendien beschikken over een warmwaterbron met 27% zout en heilzame
modder. In de kliniek zijn dermatologen, reumatologen, internisten en orthopeden
werkzaam. Deze vakkliniek is de grootste van Europa. 
Behandelingsmogelijkheden zijn er voor chronische ontstekingen, reumatische aandoen-
ingen, huidaandoeningen en vervolgbehandelingen na operaties en aandoeningen van de
bewegingsorganen na ongevallen.

Het bos beschikt over fraaie wandelpaden voor uren wandelplezier.
Aan de rand van het kuurpark bevindt zich Café Solé.
Men kan hier minigolf spelen, tafeltennis, volleybal, en schaken in de open lucht met
grote schaakstukken. Men kan er verder zwemmen, er is een fitnessruimte en sauna.
Met de bouw van het kuurhuis is men in 1850 begonnen.
Zoals eerder opgemerkt begon in 1711 de ontwikkeling van de kliniek met eigen
gebouwen en de zwavelbron. Het kuuroord beschikt over 340 bedden.

Bronnen:
Foldermateriaal
Duits verkeersbureau
Internetgegevens



-advertenties-

NIJM Webdesign Stadskanaal