Direct naar de inhoud.

Etherpiraterij in de 70e jaren (1)

  • door:
  • op:
Geheime zender

door Anton de Wijk

De vroegere Kanaalstreekcorrespondent
van Free Radio Magazine

De beginperiode
Op een mistige novembermorgen in 2007 gaat de telefoon.
Voor jou, zegt mijn vrouw en overhandigd mij de hoorn.
Aan de andere kant hoor ik een vriendelijke mannenstem, “spreek ik met Anton de Wijk?” “Daar spreekt u mee”, oh zegt de stem vervolgens, “neemt u  mij niet kwalijk dat ik u stoor, maar bent u de vroegere Kanaalstreekcorrespondent van Free Radio Magazine? “Ja, dat ben ik”, “fijn hoor ik hem zeggen, “dan hebben wij u eindelijk gevonden. “Gevonden?” “Ja, er is een boek uitgekomen over de etherpiraten van vroeger waarin ook een hoofdstuk aan u is gewijd.

Mijn naam is BertJan Brinkman van de lokale omroep RTV-Stadskanaal, ik zou graag een interview met u willen hebben over die tijd dat u voor het blad schreef.” “Maar meneer, we praten over een tijd van dertig jaar geleden, wilt u daarover nog een interview?”.. Zo begon een telefoongesprek die voor mij het één en ander zou gaan veranderen.

Het zal begin vijftiger jaren zijn geweest. We woonden destijds nog in Tange Alteveer, een klein plaatsje in noordoost Groningen gelegen tussen de plaatsen Stadskanaal en Nieuwe Pekela. Op een zonnige zondagmorgen kwam op de fiets een jonge vent uit Roswinkel die bij ons thuis een clandestiene radio-uitzending zou gaan verzorgen. Ja, op de fiets. Het hele hebben en houden werd op de fiets vervoerd, kom daar nu eens om, je zou daarvoor nu een bestelbus nodig hebben. Zender in de fietstas, een tiental 78-toerenplaten, versterkertje en pick-up, enfin, alles wat nodig was werd zo vervoerd.
Niemand had een brommer, het was nog maar kort na de oorlog en je mocht al blij zijn dat je over een fiets beschikte.

Het betrof hier eigenlijk een experiment, de illegale zendamateur wilde testen of hij in zijn woonplaats vanaf Tange Alteveer was te ontvangen. De voorbereidingen voor de uitzending begonnen en het zal even na tienen zijn geweest dat de zender aan de band stond. Niks geen hoge mast, die had toen nog niemand, aan de bestaande antennedraad die bij ons op het dak tussen de schoorstenen was gespannen werd een draad
gekoppeld, aan de waterleiding eveneens, die als aardleiding moest dienen. De pick-up werd op de radio aangesloten en de uitzending kon beginnen. Ik werd naar buiten gestuurd om te kijken of er geen onraad was.

Ik zal het nooit meer vergeten, de herkenning was de Kuckuckswals van Ken Griffin, een plaat uit 1948 die toen veelvuldig op de radio werd gedraaid. Is het toeval dat ik juist deze plaat ook als herkenning heb gekozen voor mijn wekelijkse radio-uitzending? Ik denk het niet, het is pure nostalgie die hieraan ten grondslag ligt. Want ook op een andere manier wekt de plaat gevoelens bij mij op.

Het is 1949.
Ik lig als 6-jarig jongentje in de bedstee als mijn ouders die avond visite krijgen van mijn nicht en haar vriend, de dochter van mijn moeders zus. De bedsteedeur staat op een kier en als ze komen word ik door mijn nicht nog eens lekker geknuffeld. Ik krijg van haar een reep chocola en een zak drop van oom en tante, “nou niet liggen snoepen hoor”, zegt ze vrolijk en drukt een kusje op mijn wang. Het is een spontane hartelijke meid van nog geen twintig en ze heeft altijd een speciaal plekje in mijn hart weten vast te houden. We zien elkaar tegenwoordig niet zo vaak, maar ook al loopt ze nu tegen de tachtig, als we elkaar treffen is er nog altijd die heerlijke spontaniteit tussen ons.

In de bedstee probeer ik wakker te blijven en volg het gesprek over allerhande dingen die mij ter ore komen. Na de koffie zie ik hoe de vriend van mijn nicht een prachtige pick-up op tafel zet en er een blinkend gepoetste koperen hoorn op aansluit die glimt in het licht van de kroonluchter. Ik ben opeens klaar wakker, duw heel voorzichtig de bedsteedeur een ietsje verder open om maar niets van het schouwspel te kunnen missen.

Wat een prachtige platenspeler, ik kan mijn ogen er niet vanaf houden. Uit een laatje komt een doosje naalden tevoorschijn waarvan er een in de ronde kop van de pick-up wordt geschoven. Op de rode vilten draaitafel wordt een 78 toeren plaat gelegd, de platenspeler wordt met een slinger opgewonden en behoedzaam wordt de naald in de groef van de plaat gezet.

“De nieuwste plaat van Max van Praag oom Jan”, zegt de vriend van mijn nicht tegen mijn vader, “Op de sluizen van IJmuiden, heb hem van de week net gekocht.” “Niet te hard hoor Jan, hoor ik mijn moeder zeggen, Anton slaapt.” Even later hoor ik opeens de Kuckuckswals, “van Ken Griffin” zegt Jan.
“De plaat komt uit Amerika en is pas vorig jaar uitgebracht.” Ik veer overeind en luister met aandacht. Als de plaat is afgelopen stoot ik de bedsteedeur open. Zittend op de rand van de bedstee, knipperend met de ogen tegen het felle lamplicht zeg ik opgewonden, “jeetje, wat een mooie plaat Jan, wil je die nog eens draaien?”

Hij staat op en tilt mij uit de bedstee, vraagt niet eens of het mag van m’n ouders en zet mij bij mijn nicht op schoot. Ik vlij mij tegen haar aan en terwijl Jan de plaat opnieuw opzet doezel ik halverwege het nummer langzaam weg…. Dat een plaat zoveel gevoelens bij een mens kan opwekken. Jaren later tijdens
de jaarlijkse winkelweek die in de herfst in ieder dorp werd gehouden, schalt het nummer uit de luidsprekers die aan bomen en lantarenpalen of aan de gevels van de winkeliers zijn bevestigd. Prachtig klonk het als je het nummer hoorde wegsterven tijdens een heldere avond bij licht vriezend weer, als je onder een stralende sterrenhemel naar huis wandelde.

Middengolfzenders

Je kon maar een stuk of 10 zenders goed en duidelijk op de middengolf ontvangen, in de jaren ’50, tenminste, als er geen onweer in de lucht zat want dan kon je het wel vergeten vanwege het gekraak.
Hoe dichter de bui naderde, hoe sterker werd dan het gekraak op de radio totdat ontvangst geheel onmogelijk werd. Dan draaide mijn vader de knop om, omdat hij verder luisteren vanwege het naderende onweer niet verantwoord vond. FM was er al wel, ik meen dat dit al voor de oorlog was uitgevonden maar
vanwege de oorlogstijd toen niet verder tot ontwikkeling werd gebracht.

Die toestellen kwamen pas later op de markt, maar waren ook weer duurder, wij hadden in ieder geval thuis zo’n toestel niet. Op onze radio zaten twee golflengten, de midden- en lange golf. Je had toen Hilversum I en II, radio Luxemburg, Beromünster, Hamburg en Frankfort, de BBC, radio Stockholm, een paar Franse zenders en dan had je het wel zo’n beetje gehad. En als ik het wel heb, de RON, de Regionale Omroep Noord, later RONO geheten. Hier luisterde ik steevast iedere avond naar tijdens een vorstperiode omdat deze regionale zender alle kortebaan uitslagen vermeldde en ook de wedstrijden voor de komende dagen aankondigde. Ik zat dan “met de kop in de radio”, zoals mijn moeder dat verwoordde.

Het was best spannend, die illegale radio-uitzending. Mijn moeder had het niet meer en ging het huis uit. De spanning werd haar te groot. “Bekijk het maar Jan”, beet ze mijn vader toe, “straks wordt die jongen gepakt en zijn wij onze radio kwijt. Als je maar weet dat er geen geld is voor een nieuw toestel.” “Rustig maar Anne”, zei mijn vader berustend, “zo’n vaart zal het wel niet lopen.” Maar moeder ging het huis uit en dook pas na de uitzending weer op. Het laat zich raden dat het al laat was die middag eer het middagmaal werd opgediend.

Maar of de desbetreffende piraat die zondagmorgen ook in Roswinkel is doorgekomen kan ik me niet meer herinneren. Ik denk het haast niet, men zond toen vaak met een EL84, rechtstreeks vanachter de versterker, een klein radiobuisje die in radiotoestellen zaten, en ook in versterkers waren gemonteerd. Het bereik ermee was toen niet zo groot en men mocht zich al gelukkig prijzen als je 10 km verderop was te ontvangen, misschien met hele goede condities een paar km verder. Die zenders waar men toen op een zolderkamertje mee speelde hadden een vermogen van een paar Watt, nu kijk je er niet van op wanneer er met 5000 Watt wordt uitgezonden.

De etherpiraterij bestaat al heel lang
Al in de jaren twintig waren er pioniers die zich met het medium radio bezig hielden en in het geheim wat aanknoeiden. De drang om zelf een uitzending te verzorgen was er al toen de radio werd uitgevonden. In het midden van de jaren 30 was de eerste clandestiene radio-uitzending een feit. De zender, die onder de naam “Nachtegaal” uitzond, opereerde in Overijssel en werd in korte tijd heel erg populair. Het had wat voeten in de aarde om de zender het zwijgen op te leggen wat uiteindelijk per toeval toch gebeurde.  We kunnen daarom rustig stellen dat deze zender één van de eersten is geweest die door de PTT werd opgerold.

In de oorlogsjaren moest men op bevel van de bezetter radiotoestellen inleveren, ten minste wanneer men dit bevel inwilligde. Mijn vader deed dat niet en verstopte het toestel op een welhaast onvindbare plek en luisterde in het geniep naar radio Oranje, die in de oorlogsjaren vanuit Londen uitzond. Maar ook dit was verboden en als de Duitsers hiervan wisten werd je opgepakt.

Daarom sprak mijn vader nooit over deze praktijken, zelfs niet met de beste buren want je wist maar nooit.  Wij hebben ook thuis nooit geweten waar vader het toestel had verstopt, immers als men het niet wist kon men de plek ook niet aanwijzen. Vanzelfsprekend was het veel te gevaarlijk om in de oorlogsjaren met een radio te gaan spelen, zodat ook de activiteiten van de illegale zendamateurs waren verstomd.

Dat veranderde in de jaren ‘50 toen de geheime zenders zich een plekje toe-eigenden op de middengolf. Doordat ze verzoekprogramma’s gingen draaien werden ze bij het gewone volk razend populair. In die tijd betaalde je voor een verzoekje een gulden, soms1.25, wat men er graag voor over had om je naam in de radio te horen.

Een maand later, op een zaterdagmiddag in december zitten we tegenover elkaar  in de studio van RTV-Stadskanaal aan de Drentse Poort in Nieuw Buinen. Het is een open studio, je zit niet achter een afgesloten glazen wand zoals dat op de vorige locatie het geval was. Gekleed in trui en spijkerbroek kijken twee paar vriendelijke ogen vanachter de brillenglazen van presentator BertJan Brinkman me tegemoet.
Geroutineerd bedient hij de apparatuur en als de muziek na de eerste plaat stopt, trekt hij de microfoon naar zich toe en begint het gesprek die hij een uur lang, afgewisseld met muziek, onderhoudend weet vast te houden.

Doordat in de jaren ’50 de etherpiraterij een vlucht begon te nemen, werden er opsporingsambtenaren van de PTT ingezet om de piraten op te sporen. Want er was een radiowetgeving uit 1904 die illegale radio-uitzendingen verbood. Als men wilde uitzenden had men een vergunning nodig, en die hadden die jongens vanzelfsprekend niet. De grote bloei in de illegale etherpraktijken ontstond in de ‘60 en ‘70er jaren.

Het was dringen geblazen om een plekje te veroveren in de overvolle band, veelal op de 180 meter in de middengolf. Een gevaarlijke plek op de radio, want hier opereerde het Loodswezen. Dat deze dienst veelvuldig werd gestoord laat zich raden, ook al beweerden de etherpiraten met een stalen gezicht dat dit niet het geval was. Niet alleen het Loodswezen, een dienst die schepen in nood te hulp schoot, ook piloten hadden soms grote moeite om op een fatsoenlijke manier te communiceren met de verkeerstoren.

Wanneer het Loodswezen klaagde dat ze in ernstige mate werden gestoord door illegale zendpiraten ging de Radio Controle Dienst van de PTT met hun peilwagens de weg op om ze uit te peilen. In de loop der jaren werd de apparatuur in de wagens zo verfijnd dat het de opsporingsambtenaren weinig moeite kostte de zenders te lokaliseren.

De metershoge antennemasten waren voor hen een richtbaken zoals een vuurtoren dat is voor schepen op zee. Wanneer vaststond in welke straat zich de zender bevond, werd de plaatselijke politie door de opsporingsambtenaar ter assistentie opgeroepen, en samen met hen deden ze een inval in de desbetref- fende woning. Maar een metershoge antennemast betekende nog allerminst dat de zender was gevonden..

Lees verder..



-advertenties-

NIJM Webdesign Stadskanaal