Direct naar de inhoud.

Stadskanaal wat ben je toch veranderd (deel1)

  • door:
  • op:

Een wandeling naar De Brouken
door Anton de Wijk

“Je moet meer bewegen hoor pap, je zit teveel voor je computer en beweegt te weinig,” zegt mijn dochter op een licht bestraffende toon. Ze staat tegenover mij en strijkt licht over mijn opbollend buikje. Helemaal ongelijk heeft ze niet, de laatste keer dat ik op de weegschaal stond kroop de naald naar 80 kg, en dat is voor mijn begrippen een kilo of zeven teveel. Ik merk het aan mijn broekboord die begint te knellen en heb de laatste tijd last van brandend maagzuur een teken dat de maag in de knel zit. Maar ja, je werkt niet meer en geniet van de geneugten des levens, ’s avonds gezellig een wijntje, wat te knabbelen, een hapje, maar het zijn allemaal extra calorieën waar je gewicht niet op zit te wachten.

Want het aloude gezegde geldt nog steeds: Ieder pondje gaat door het mondje. “Toen je nog werkte pap, liep en fietste je de hele dag, maar sinds je met de vut   bent, ben je veel teveel met je hobby’s bezig,” zo leest dochter mij de les. “Maar ik help moeder dagelijks in de huishouding, dat is ook bewegen hoor,” zeg ik niet erg overtuigend tegen beter weten in. “Ja, dat zal wel,” merkt ze schamper op, “ga dagelijks maar een flink stuk wande- len, dat is erg goed voor je botten en spieren.

Vort, naar buiten de zon in, vitamine D tanken,” zegt ze met lichte stemverheffing. “Niet zo bestraffend kijken meisje, ik neem je raad ter harte hoor.” “Mooi zo, ik bel mam wel of je het ook werkelijk doet.” “We hebben een deal hoor,” zeg ik, doelend op een bekend televisieprogramma, en druk een vluchtig kusje op haar wang. Haar ogen lachen, en ik voel haar hand, die via mijn nek vlinderlicht door mijn haar glijdt.
Het is een paar dagen later als ik op een middag de daad bij het woord ga voegen. Het weer liet het toe, de wind had opeens de regenwolken uiteen gejaagd. Een bleek zonnetje verscheen aan de hemel die probeerde ons te verrassen na dagen van regen en mistroostig weer. “Ik ga wandelen,” zeg ik tegen m’n vrouw. “Zo, dus toch,” zegt ze ietwat onge- lovig. “Waar ga je naartoe?” “Naar De Brouken” zeg ik, terwijl ik in mijn schoe- nen stap. “Naar de wat? De Brouken?, nooit van gehoord, waar ligt dat?” “In het Pagedal. Daar ligt een gebied dat men vroeger De Broeklanden noemde, of beter gezegd in de volksmond, De Brouken werd genoemd. Hier was vroeger een kleine woongemeenschap waar een paar gezinnen woonden.
Er stond ook een boerderij, de schuur ervan is behouden gebleven en later door de gemeente aangekocht en gerestaureerd. “De schuur die daar vlakbij het water staat?” “Juist, die, daar woonde toen boer Scheltens die er zijn bunders land had liggen wat nu het recreatiegebied is. “Hoelang is dat geleden?” “Begin jaren ‘60 kwam ik er geregeld om er de post te bezorgen. “Jij altijd met je vroeger, vertel me er later maar eens wat meer over.” “Weet je vrouw, als je ouder wordt glij je af en toe terug in de tijd van toen. Je zou het willen terughalen maar dat gaat niet, je kunt er immers geen tijd bijkopen. Maar nostalgische gevoelens blijven.
In je binnenste zijn heel veel herinneringen opgeslagen en heel af en toe borrelt er weer eentje naar boven. Je eerste kusje bijvoorbeeld, weet jij nog van wie je die kreeg?” Ik kijk haar geamuseerd aan. “Nou niet van jou,” hoor ik haar zeggen. Ik lach hartelijk om die opmerking. “Dat geloof ik graag, want ik was immers al 21 toen ik bij je kwam, en dan had je toch wel heel erg lang op je eerste kusje moeten wachten vind je ook niet?” Ze lacht zuinigjes met me mee.

Ik tik lichtjes op haar wang en buig me naar haar toe, onze lippen smelten zomaar samen in een spontane kus. Op twintig centimeter afstand kijk ik in haar grijze ogen. “Liefde is tijdloos vrouwtje, koester het zolang je leeft.” “Ga nu maar,” zegt ze zachtjes. Ik graai de huissleutels van het haakje en trek de deur achter mij dicht. Om de hoek van de Abelenhage en de Cederhage, bij de oranje brievenbus van mijn vroegere werkgever TNT kijk ik naar links en zie daar schuin tegenover me het gebouw De Ketting aan de Luxemburglaan waar eerder De Wijkplaats was gevestigd. Komende van het Boerendiep (gedeelte van de huidige Navolaan) stroomde hier de wijk De Ketting die helemaal naar achteren liep, dwars door het gebied waar nu de woonwijk De Borgen is gelegen, om zijn weg te vervolgen door het huidige Pageplas. Het water van deze wijk (Wieke in het Gronings) kabbelde op de plek waar nu de Amerikalaan is gelegen. Als u komende vanuit het Vledderbos richting Onstwedderweg fietst ziet u aan de rand van het bos de restanten van deze Kettingwijk.

De eikenbomen langs het fietspad langs de Essen- en Cederhage stonden er toen ook al. De kruinen van de hoge bomen wiegen in de wind, als ze konden praten zouden ze het verhaal vertellen wat ze in de loop der jaren allemaal van nabij hebben gezien. Voorbij varende aardappel- en bietenschepen, daarvoor turfschepen misschien, want immers in het vlakbij gelegen Vledderveen werd het veen ontgonnen in de eerste jaren van de vorige eeuw.

De onbegaanbaarheid van de langszij lopende boerenlaan in de herfst, met diepe kuilen die vol water liepen als herfstregens het land geselden. Soms regende het weken achtereen en men begrijpt hoe die boerenlanen er dan bijlagen. Een drama was het als plotseling de vorst inviel, de diepe sporen en bulten waren dan bevroren wat het manoeuvreren op de fiets extra bemoeilijkte. Juist hier smakte ik vaak tegen de grond, met een besmeurd uniform en pijnlijke ledematen vervolgde ik dan mijn bestelronde.
Ploegend door de sneeuw in de winter, De Brouken waren in rijke sneeuwwinters van de jaren ’50 en ’60 onbereikbaar, en de bewoners waren in zo’n periode dan dagenlang geïsoleerd. Nee, het was bepaald geen pretje om er naar toe te gaan, met uitzondering van de zomer. Op prachtige voorjaar en zomerse dagen reed ik er graag naar toe, maakte een praatje met het werkvolk op het land die er hun werkzaamheden ver- richtten.

Als het net tegen de middag liep zat ik met hen te schaften en vielen er de nodige kwinkslagen over en weer. Want het was altijd druk op de landerijen, overal om je heen waren de arbeiders en soms ook dienstmeiden aan het werk. Er werd met paard en wagen mest uitgereden, om de zoveel meter een hoopje, die daarna met de mestvork werd verspreid over het land. Dit alles gebeurde met de hand, want de mechanisatie had nog niet zijn intrede gedaan in de jaren 50. Dan werd er geploegd, gepoot en gezaaid. Eer alles in de grond zat was het een drukke tijd voor boer en arbeider.
Dan moesten de bieten worden uitgedund, daarna geschoffeld. Als je achterom keek, vertelde mij eens een arbeider, zag je het onkruid al weer groeien. Je bleef schoffelen. Boeren hadden, al naar gelang hun aantal bunders land, tussen de twee en vier arbeiders. Op het Hogeland was dat vaak 7 à 8, met soms 150 bunder land.

Mijn vader zei altijd, je kunt aan het aantal paarden zien bij een boer in de wei, hoeveel land hij heeft. Ongeveer voor elke 8 bunder land heeft hij een paard. Dat dit klopte bemerkte ik later, toen Geeske* mij eens het aantal bunders land van Berend Klaver vertelde. Zesentwintig bunder, zei Geeske. Bij Berend liepen 3 paarden in de wei….

Twaalf jaar was mijn vader die in 1919 bij een boer als jongste knechtje was begonnen. Een kind nog. Op een boerderij in het Rhederveld, een buurtschap bij Bellingwolde, de plaats waar hij werd geboren.
Was 7 jaar toen zijn moeder overleed. Het onbeschrijflijke leed en gemis dat er diep inhakt in een jonge kinderleven. Werken, van kindsaf aan, het waren de normale gang van zaken in die tijd. Elke morgen om half zes beginnen……. De verdienste? Ach, laat ik dat maar achterwege laten. Ik durf het nauwelijks neer te schrijven……

De tegenstellingen in het weer, waar wij dagelijks mee te maken hadden, waren soms groot. Ik herinner mij in dit verband de extreem koude voorjaar van 1962 met lage tem- peraturen waarbij het alle dagen koud was. En mistroostig, de zon liet zich zelden zien. Het was het slechtste voorjaar die ik ooit bij de post heb meegemaakt.

Enkele feiten wil ik u niet onthouden. In maart 1962 waren er met de regelmaat van de klok natte sneeuwbuien, en we hadden maar liefst 21 vorstdagen. De hoogste maart-maximumtemperatuur was 11.5 graden op 30 maart en de laagste minimumtemperatuur bedroeg -7.5 in Stadskanaal op de 14e maart. April gaf geen verbetering, integendeel de lage temperaturen bleven gehandhaafd. Ze lagen meer onder de tien graden dan er boven. De hoogste max. temp was toen op 24 april toen de thermometer krap 21 graden aanwees. Maar de volgende dag kelderde het kwik meer dan tien graden, 10.2 graden wees toen de thermometer aan. En dat scheelde toch een dikke jas. Op 14 april 1962 was de bleef de maximumtemp. op slechts 7.4 graden steken!

De laatste voorjaarsmaand brak aan en iedereen hoopte op verbetering maar ook de mei maand verliep teleurstellend. De hoogste temperatuur in mei werd op de 9e genoteerd toen het 19.2 graden werd. Een warme dag van 20 graden konden we in het hele voorjaar van 1962 niet eens in de boeken bijschrijven. Op de 3e mei was het overdag nog niet eens 8 graden! Wat een voorjaar, we deden onze bestelling met handschoenen aan. Of het die winter heeft geonweerd durf ik met zekerheid niet meer te zeggen maar een oude weerspreuk zegt: Onweer op het dorre hout, geeft een voorjaar nat en koud. Letterlijk en figuurlijk deed toen deze aloude weerspreuk opgang. Allemaal uitspraken van ouderen die heel lang geleden, toen er nog geen weerbe- richten waren op deze wijze hun zienswijze gaven over het weer. Aan een enkele kan men waarde hechten maar het overgrote deel kan men naar de prullenmand verwijzen. Maar we hadden geluk en hoefden de lange tocht naar De Brouken niet te maken als het ons meezat. Iedere morgen haalde een van de bewoners de lege melk- bussen terug die door een melkrijder van de De Eerste Veenkoloniale Melkfa-briek uit de Gasselternijveenschemond op de hoek van de Hoofdstraat en de Shell-laan werden neergezet. Op de plek van de huidige Nije Stee aan de Hunzingolaan. Op deze plek stond toen een groot woonhuis met daarachter een olie-depot.

Aan de andere kant stond een boerderij, ik meen van de familie Loman, daar- naast woonde de inspecteur van politie, de heer Van Wier. Naast het huis van Van Wier stond de prachtige witte Marechaussee-kazerne, het latere politiebureau van Stadskanaal, die in 1974 is afgebroken. Voor de oorlog diende het pand als burgemeesters woning heb ik mij door oudere inwoners laten vertellen. Oud burgemeester Van Sevenhoven, waarna de Van Sevenhovenstraat is vernoemd, zou er hebben gewoond. De boerderij werd zo ongeveer halverwege de jaren ’60 afgebroken, er voor in de plaats kwam het bankgebouw van de Boerenleenbank, die vanuit de Stations- laan hier hun bankzaken voortzette. Toen de Boerenleenbank de Stationslaan verliet betrok apotheek Van der Deen het pand. Later verhuisde de apotheek naar de Hoofdstraat nabij de Buinersluis, die nu inmiddels al weer een paar jaar een nieuw pand heeft betrokken aan De Venen.
Nu we toch in de Stationslaan verblijven, op nummer 8 waar nu makelaardij Van der Veen domicilie houdt, was vroeger het Belastingkantoor gevestigd, de ouderen onder ons zullen dit nog wel weten. De Boerenleenbank kreeg als nieuwe naam Rabobank en toen die het gebouw weer verliet nam dansschool Koning het pand over en werden veel “Knoalsters” de beginselen van het dansen bijgebracht.
Tegenwoordig is het nog steeds een dansschool, Dirk Koning heeft het pand ver- kocht en een nieuwe eigenaar geeft er nu les. De Rabobank verhuisde eind jaren ’80 naar het nieuwe pand aan de Hemenweg. Op de plaats van de Marechausseekazerne naast bakkerij Bos, verrees later een hobbywinkel van de familie Vos, later werd het een textielzaak, vandaag de dag is het een videotheek. Op deze hoek van de huidige Hunzingolaan stonden de melk- bussen die door Piening elke morgen werden opgehaald.
Wij hadden van hem toestemming om de post voor de bewoners van De Brouken in een melkbus te deponeren die hij dan aan hen zou uitreiken. Dit moest wel voor een bepaalde tijd gebeuren, voor 10 uur ’s morgens. Ook moest de post dagelijks in een en dezelfde bus, laten we zeggen voor het gemak in melkbus 2970. Want melkbussen hadden een nummer die de melk- rijders aan de hand hiervan bij de boeren afleverden.

Het was algemeen bekend dat om de 14 dagen het melkgeld in de bussen lag, maar niemand haalde het in zijn hoofd de enveloppe er uit te halen. Tegenwoordig zou zoiets ondenkbaar zijn. Als de melkbussen niet meer op de hoek van de Shell-laan (Hunzingolaan) stonden, waren wij die dag te laat en moesten we alsnog de lange tocht naar De Brouken maken. Van alle besteldiensten die we toen in Stadskanaal uitvoerden, was De Brouken een van de rottigste diensten over onverharde smalle paden.

*Zie Geeske, een jeugdverhaal uit de winter van 1960. Dit is de eerste in een serie van vier, die eerder op de oude site van RTVS zijn verschenen.



-advertenties-

NIJM Webdesign Stadskanaal