Direct naar de inhoud.

Stadskanaal wat ben je toch veranderd (deel 3)

  • door:
  • op:

Een wandeling naar De Brouken (3)
Door Anton de Wijk

Ik zet de kraag wat hoger, wolken jagen langs het zwerk, mijn blik houdt ze een ogenblik gevangen. Daar hoog in de lucht, op zo’n kilometer of  tien, bevindt zich de straalstroom. Hier razen winden met hoge snelheden voort, voor ons onzichtbaar maar ik verzeker u dat daar typhoon-achtige toestanden kunnen heersen van soms 350 km/u. Piloten van passagiersvliegtuigen zoeken bewust de straalstroom op en laten zich voortstuwen door deze enorme winden, dus met zogenaamd wind in de rug. De straalstroom is verder belangrijk voor het weer, wereldwijd komen er op hetzelfde moment meerdere straalstromen voor.

Als een straalstroom uit het noorden komt, voert deze koudere lucht aan in onze omgeving dan uit zuidelijke, of westelijke richtingen. Zit ze vlak in de buurt van ons land dan kunnen we de ene na de andere depressie te verwerken krijgen met dagenlang herhaaldelijk regen en wind. We zien dus dat de straalstroom van grote invloed kan zijn op ons dagelijks weer. De straalstroom is een lange band van soms duizenden kilometers lang en een paar honderd kilometer breed. De hoogte ervan is enkele kilometers. Een vlucht terug uit bijvoorbeeld Canada kan soms één à anderhalf schelen met de heenvlucht wanneer een passagiersvliegtuig door de straalstroom wordt mee- gezogen.

De vijver naast het fietspad, die helemaal doorloopt tot aan de Borgenweg, wordt op een zeker moment onderbroken doordat twee grote bulten naast mij opdoem- en. Bovenop groeien bomen en er tussen in loopt een pad naar de achtergelegen woonwijk. Als je er tussen door loopt, loop je de Spechtenhof binnen, hou je links aan, dan kom je in de Duivenhof. Misschien zullen het weinigen weten, maar onder deze twee bulten ligt al het puin van de afgebroken drie flats van de Groningerlaan. In 1988 werden de flats gesloopt door slopersbedrijf Krans, de laatste flat pal achter de Fivelingolaan ging in december van dat jaar tegen de vlakte. Ervoor in de plaats kwam laagbouw, toegespitst voor oudere bewoners.
Vlak voor de sloop schroefde ik op een zaterdagmorgen, waarvoor ik mijn bestelling even onderbrak, met een geleend trapje van een van de omliggende bewoners van de Belgielaan, de nummerplaat van de laatste flat die ik als aan- denken wilde bewaren. Kees Smit die als kraanmachinist werkzaam was op deze plek waar al het puin naar toe werd vervoerd, overhandigde mij later een tweede nummerbord die hij uit het puin had gevist. Zo heb ik als herinnering nog altijd twee nummerborden van de flats waar ik jaren lang de post heb besteld.

Ik steek nu de Borgenweg over. Hier om de hoek van deze weg lag in 1987 met Pasen de grootste paasbult sinds jaren. Op maandag 1 maart 1987 werd noord Nederland getroffen door een ijzelramp van ongekende omvang die het openbare leven volledig lam legde. Bussen bleven in de remise, spoorlijnen werden door afgebroken kabels geblok- keerd, er was geen post en velen die onderweg waren strandden omdat ze gewoon niet verder konden reizen. Velen bleven noodgedwongen elders anders en stelden hun familieleden daarvan op de hoogte. In de Drentse bossen vond een kaalslag plaats van geknakte bomen of afgerukte takken. Het was onverantwoord in de bossen te vertoeven die toen vanwege het gevaar werden gesloten. Grote elektriciteitsmasten braken af als houtjes door het enorme gewicht van de ijzel. De jongens van de plantsoendienst van onze gemeente hadden de handen vol om alles op te ruimen, wat maanden duurde overigens. Met grote kettingzagen waren ze dagelijks bezig om afgeknapte bomen in stukken te zagen. Veel particulieren brachten hun snoeihout naar de Borgenweg zodat met Pasen een enorme bult was ontstaan die op tweede Paasdag ontstoken zou worden.

In de vroege avonduren hadden zich rond de paasbult een grote mensenmassa verzameld, en toen de jeugd onder toezicht van ouderen de bult ontstaken, brak er onder de aanwezigen een klaterend applaus op. Het vuur vrat zich hongerig en gretig door het droge hout waarbij de vlammen metershoog oplaaiden. Allen genoten van een onvergetelijk schouwspel. Ik vervolg het fietspad langs een strook bos en zie aan de overkant aan de Tinnegieter de in aanbouw zijnde buffet restaurant De Rode Loper. Om de hoek van het fietspad plof ik op een bankje neer. Even bijkomen, als ik mijn horloge raadpleeg ben ik nu 35 min onderweg. Ik kijk naar het verkeer die via het viaduct en de nieuw aangelegde rotonde aan het eind van de Nautilusweg, hun weg kiest.

Zittend op het bankje herinner ik mij een voorval dat ons hier jaren geleden eens bij de Nautilusweg – N366 overkwam. In de oude situatie, voordat de rotonde was aangelegd stonden mijn vrouw en ik hier eens te wachten voor het kruispunt om het doorgaande verkeer voorrang te verlenen toen we van achteren werden aangereden door een Mercedes die niet had opgemerkt dat we stil stonden. Ondanks de geringe snelheid van de achterop ons botsende auto, kregen we toch een behoorlijke opdonder in de nek. Toen de politie arriveerde en zag dat ik herhaaldelijk naar mijn nek greep, dirigeerde hij een ambulance naar de ongevalsplek waar mijn vrouw en ik een nekbrace kregen aangelegd en naar het ziekenhuis werden vervoerd voor nader onderzoek en röntgenfoto’s. Toen wij na enkele uren het ziekenhuis weer mochten verlaten stond de auto keurig op de parkeerplaats naast ons huis die door de politie daar was geparkeerd. Toen gold ook al: De politie is je beste kameraard. Gelukkig hebben wij naderhand geen blijvend letsel van de aanrijding overgehouden. Na tien minuten stap ik weer op, mijn benen kon ik met goed fatsoen niet strek- ken vanwege een uitgesleten kuil voor het bankje, die modderig is geworden vanwege het natte weer van de laatste tijd. De afvalbak naast het bankje zit tjok- vol, er zit een plastictas in vol met blikjes. De een of ander die hier langsreed heeft de zak hier maar bewust gedumpt.

Dat scheelt weer aanzienlijk in de container nietwaar. Wat een mentaliteit. We worden met z’n allen steeds asocialer, het is ongelooflijk wat er niet allemaal in de natuur wordt weggesmeten. Ik vervolg mijn wandeling richting de Rode Loper, de brug die het Pagedal ver- bindt met het Vledderbos. Er onderdoor stroomt het A.G.Wildervanckkanaal en ernaast dendert het verkeer over de N366, vroeger ook wel de S10 genoemd of tegenwoordig de A.G. Wildervanckweg. Het kanaal werd eind jaren 80 gegraven als afwateringskanaal omdat veel boeren bij overvloedige regenval te kampen hadden met natte akkers. Het kanaal is tegenwoordig erg geliefd bij visliefhebbers die er graag een hengeltje uitwerpen. Ook worden er regelmatig viswedstrijden gehouden en worden er nabij de Rode Loper lange afstandszwemwedstrijden georganiseerd.
Recreatievaart is op het kanaal niet mogelijk vanwege stuwen en de te lage water- stand en bruggen. Bij de Rode Loper aangekomen hou ik links aan en wandel langs het volkstuinen- complex. Veel bewoners van Stadskanaal verbouwen hier hun groenten uit eigen tuin en hebben hier zo hun plezierige bezigheden. Op de T-splitsing ga ik rechts af en volg De Dwarsweg, later overgaand in de Hoveniersweg. Over het fietspad wandel ik langs het Pageplas die enkele tientallen meters van mij verwijderd ligt.

Het recreatiegebied omvat bos en weilanden waar Schotse Hooglanders grazen, alsmede een grote waterplas waarin in de zomer wordt gezwommen en zoals in de afgelopen winter (2009) op kon worden geschaatst. De grens met het recreatiegebied is het Wildervanckkanaal die hier evenwijdig langs stroomt. De naastgelegen snelweg werd in oktober1988 in gebruik genomen. Al een tijdje merk ik dat ik last begin te krijgen van mijn rechterteen. Op de eerste de beste zitbank, toevallig pal tegenover de schuur neem ik plaats. Nadat ik mijn sok heb uitgetrokken verricht ik het nodige zelfonderzoek aan mijn voet. Ik zie meteen wat de boosdoener is, een flinke blaar heeft zich aan de buitenzijde van mijn teen gevormd. De voet voelt branderig aan maar in de frisse kilte van de wind die langs mijn voet strijkt, ervaar ik dat als erg verkwikkend. Ik heb niks scherps op zak om de blaar door te prikken. Plotseling staat er een hond voor het bankje te snuffelen en opzij kijkend zie ik een wandelaar naderen, een man van een jaar of veertig. “Zere voet meneer?” “Dat kun je wel zeggen, een flinke blaar is de veroorzaker.” “Hmm, niet zo prettig, pijnlijk zeker tijdens het lopen.” “Inderdaad,  hebt u misschien iets scherps bij u, een mes of zo?”  “Ik heb een klein zakmesje, is dat goed?”  “Prima hoor, mag ik die even van u lenen?”

Hij diept het mesje op uit zijn broekzak, knipt het open en wetende hoe het hoort houd hij het mesje vast bij het lemmet en overhandigd het met het handvat naar mij toe gericht. “Pas op hoor, dat ding is scherp,” zegt hij met een zorgelijke blik. De hond snuffelt opeens aan mijn blote voet, “Nero, vort terug, zit,” zegt de voor mij onbekende man. De hond gehoorzaam meteen en neemt tegenover mij plaats. Zijn lange roze tong hangt uit zijn bek en met gespitste oren, zijn kop een beetje scheef, kijkt hij mij trouwhartig aan. Met een snelle beweging haal ik het mesje over de blaar die openspringt en druk met een papieren zakdoekje het vocht eruit. Uit de binnenzak van mijn jas haal ik een pleister en plak de blaar af. “Nou, nou,” zegt de man bewonderend, u weet van wanten hoor.

U lijkt wel een lopende drogist, alles bij de hand.” Ik moet lachen om die opmerking. Met een schoon zakdoekje veeg ik het lemmet schoon en overhandig het mesje de wandelaar. “Niet vergeten hoor om het schoon te maken alvorens u een appel- tje schilt. De man grinnikt. “Bedankt voor het lenen.”
“Geen dank hoor, hopelijk gaat het nu wat beter, moet u nog ver?”  “Vooraan in de Hagenbuurt, weet u waar dat is?” Hij knikt, “dan moet u nog een stukkie. Nou. ik ga verder, succes verder hoor.” Met de hond naast zich wandelt hij weg. Ik onderzoek mijn sok en merk in de binnenkant een stikbobbeltje op, die de pijn heeft veroorzaakt. Ik keer de sok binnenste buiten en trek hem weer aan. Stom eigenlijk dat ik geen wandelsokken heb aangetrokken. Echte wandelsokken zijn naadloos en hebben geen oneffenheden zodat je niet zo gauw last krijgt van blaarvorming.  Noorse sokken zijn ook goed, vroeger in de bestelling droeg ik die zomer en winter en had nooit ergens last van. Toch tippelden wij toen dagelijks heel wat af. Ik sta op en vervolg mijn weg. Na enkele tientallen meters merk ik dat het lopen weer prima gaat, gelukkig maar.

Ik ben nu aangekomen bij de schuur van oud landbouwer Schelto Scheltens  Momenteel heeft duikclub Latimeria er zijn onderkomen, en Postduivenvereniging ‘De Duif.’ Vroeger stonden hier in de winter vermoedelijk de koeien op stal. Scheltens die hier vroeger boerde in De Brouken, sleet de laatste jaren van zijn leven in het bejaardentehuis Parkheem. De boer is oud geworden, stokoud. Het gezegde ‘Van werken is nog nooit iemand dood gegaan’ is zeer zeker op hem van toepassing. Als ik het wel heb overleed hij een paar jaar geleden op 103-jarige leeftijd. Ik blijf staan en neem de omgeving in mij op. De schuur is door de gemeente aan- gekocht destijds en helemaal gerestaureerd. Niets, maar dan ook totaal niets, her- rinnert meer aan vroeger tijden. Afgezien van de boerenschuur en enkele hoge bomen er omheen. Kan ook niet anders want alles was hier toen landbouw- en weidegrond. En de Kettingwijk uiteraard die hier vlakbij door de landerijen stroomde. Alles was vlak, geen glooiingen in het landschap die later bij de aanleg van het recreatiegebied zijn aangelegd. Het vrijkomende zand uit de te graven Pageplas heeft hiervoor gediend.
Vlakbij de schuur tuur ik over het Pageplas. De zon is volledig doorgebroken en doet het water baden in een zee van licht. Het is alsof duizenden diamanten op het water zijn uitgestrooid die door de zonnestralen flonkeren als sterren in een gloed van licht. Soms lijkt het of zo’n diamantje een sprongetje maakt door de golfslag van het altijd bewegende water.

Ik neem het schouwspel met toegeknepen ogen in mij op. Verderop, vlak bij de kiosk zitten vaak aalscholvers op paaltjes in het water met wijd opengesperde vleugels om ze te laten drogen in zon en wind. Maar op enkele roeken en kraaien na, zijn er nu geen aalscholvers te bekennen. Ik heb ze wel eens gefotografeerd, een hele tijd kunnen ze in deze houding onbe- weeglijk blijven zitten. Het zijn vrij grote zwemvogels en kunnen ongelooflijk goed duiken, dit is mogelijk omdat hun veren waterdoorlatend zijn, anders zou dat hun niet lukken. Ze hebben in tegenstelling tot andere watervogels niet zo’n hele goede waterafstotende vetlaag. Sommige soorten aalscholvers hebben een vleugelspan- wijdte van anderhalve meter. Rovers zijn het deze vogels, vissers hebben er een bloedhekel aan, omdat ze heel wat vis weten te verschalken die anders in hun netten waren terechtgekomen.



-advertenties-

NIJM Webdesign Stadskanaal