Direct naar de inhoud.

Harbert Schutte verzamelde 150 dorpsliedjes

  • door:
  • op:
Harbert Schutte
Harbert Schutte (foto: Arienne Dozeman)

Zo’n 150 Groningse dorpsliedjes verzamelde Harbert Schutte de afgelopen dertig jaar. Een aantal daarvan is in geen enkel ander archief te vinden. De inwoner van Bellingwolde hoopt dat de liedjes uitgegeven worden in een boek, want ‘dit mag aiglieks nait verloren goan.’

De verzameling begon ruim dertig jaar geleden bij de oma van Schutte zijn vrouw. Zij, ook inwoonster van het grensdorp, zong – fier rechtop en met de hand op het hart – het Bennewolmer volkslied. Harbert werd nieuwsgierig en ontdekte dat ieder dorp zo zijn eigen lied had. Hij ging op zoek naar deze liedjes, ‘want ‘t zol toch sund weden as dat wegkomt’.

Schutte belde in zijn zoektocht met gemeenten, musea en plattelandsverenigingen. Hij kreeg brieven van mensen die zich nog een dorpslied herinnerden, of ging bij ouderen langs met de bandrecorder. Soms wisten mensen te vertellen wanneer het lied was geschreven of door wie. Soms was er nog bladmuziek, een andere keer alleen de melodie.

De liedjes van Schutte
De liedjes van Schutte (foto: Arienne Dozeman)

Onleesbaar priegelhandschrift

Harbert Schutte zit aan de keukentafel. Voor hem ligt een dikke map met correspondentie. Brieven van oude dametjes die hem in haast onleesbaar priegelhandschrift een liedje hebben opgestuurd: ‘In t laand van roggenstoeten en van oetgebakken spek. Doar hebben wie veul pret.’ Maar ook briefwisseling met musea en archieven: ‘Naar aanleiding van uw brief moeten we helaas mededelen dat ook wij geen Veendammer volkslied hebben kunnen vinden’, schreef het Veenkoloniaal museum in 1990 aan Schutte. Bij Schutte thuis zit het nummer wel degelijk in de map. ‘Wild en woest en ledig, was het ruwe veen. Slechts de heide vlocht er, kransen overheen.’

Avond aan avond is Schutte met de wijsjes bezig. Telefoneren, mensen bezoeken en brieven schrijven. ‘Houveul tied doarin zit, dat wilst aal nait leuven wicht’ Omdat er in een dorp nog weleens onenigheid bestond over welk lied nu ‘het echte volkslied was, besloot Schutte over te gaan op ‘Groningse volks-en dorpsliedjes.’

Bij het horen van zo’n liedje komt het gevoel van gezamenlijkheid meteen weer terugNeerlandicus Martine de Bruin

Knoalster dorpslied (foto: Arienne Dozeman)

Wat is de waarde van de dorpsliedjes?

Martine de Bruin is Neerlandicus en gespecialiseerd in de Nederlandse liedcultuur. Ze werkt voor het Meertens Instituut, dé onderzoeksinstelling voor de Nederlandse taal en cultuur. Ook beheert ze de liederenbank, een database met ruim 175.000 Nederlandse liedjes. De liedjes van Schutte zijn volgens haar een mooie verzameling, vooral omdat de muziek er ook bij zit.

De Bruin: ‘De werkelijke waarde van zo’n lied komt pas naar boven bij de uitvoering ervan en dat kan natuurlijk alleen als je bladmuziek hebt of de wijs kent. Bij het horen van zo’n liedje komt het gevoel van gezamenlijkheid meteen weer terug.’ Veel van de liedjes uit Schutte zijn verzameling staan nog niet in de liederenbank. Meerdere ‘informanten’ van Schutte zijn inmiddels overleden. Als Schutte de liedjes niet had opgetekend, waren ze verdwenen (tekst gaat verder onder het filmpje).

Grunnegers stoan din wel bekind dat ze heul beschaaiden en terughollend binnen, mor zie binnen der nait vies van om de loftrompet of te steken in dit soort verskes.’ (Volkskundige Martin Hillenga)

‘Wie muziek wilde horen moest het zelf maken’

De oudste liedjes in Schutte zijn verzameling zijn van rond 1900. De jongste dateren uit de jaren tachtig. Het zijn vaak gelegenheidsliederen, bijvoorbeeld geschreven ter ere van een jubileum of feest. In de tekst wordt veelal de schoonheid van het dorp bezongen: ‘ik ken ain oardig plekje, op het vlakke waaidelaand. Woar t goud is om te leven. In t Grunniger ommelaand.’

Martin Hillenga heeft zich als historicus en volkskundige verdiept in de Groningse volkscultuur. In dit soort liedjes komt volgens hem heel duidelijk de trots naar voren. ‘Grunnegers stoan din wel bekind dat ze heul beschaaiden en terughollend binnen, mor zie binnen der nait vies van om de loftrompet of te steken in dit soort verskes’.

Voor de komst van de elektriciteit en de radio bestond er een hele andere liedcultuur. Wie muziek wilde horen, moest het zelf maken. Nu zet de bouwvakker zijn radio aan, vroeger zongen de arbeiders zelf om het werk te verlichten. Zo vertelt de vrouw van Schutte dat haar moeder altijd zong tijdens het huishoudelijke werk. Zong ze niet, dan vroeg de buurvrouw ‘Is der wat loos’?

Harbert Schutte
Alle 150 liedjes tikte Schutte, zonder typediploma, uit (foto: Arienne Dozeman)

Ik wor zeuventeg, t Zol sund weden as de verskes mit mie verdwienen (Harbert Schutte)

Dertigduizend woorden zonder typediploma

‘Zien toentje en zien toal’, Dat zijn de twee passies van Schutte. Kom je langs zijn huis, dan is hij negen van de tien keer in zijn moestuin te vinden. Na ons gesprek krijg ik een zak ‘dreuge bonen’ mee. Dat ik dat nooit eerder gemaakt heb geeft niet; een recept staat in het kookboek met streekrecepten dat Schutte uitgaf: Recepten van Westerwoldse Keukenprinsessen. Ook schrijft Schutte al jaren gedichten voor het streekblad.

Inmiddels heeft hij alle liedjes in de computer gezet. Dertigduizend woorden zonder typediploma. Zijn broer is muzikant en heeft zich op het digitaliseren van de bladmuziek gestort. Harbert Schutte hoopt dat de verzameling in boekvorm uitgegeven kan worden en zoekt naar mensen die hem hier bij kunnen helpen. Schutte: ‘Ik wor zeuventeg, t Zol sund weden as de verskes mit mie verdwienen.’

Harbert Schutte schoffelen tuin
De taal en de tuin zijn Schutte zijn passies (foto: Arienne Dozeman)



-advertenties-

NIJM Webdesign Stadskanaal