Direct naar de inhoud.

‘Gemeente Veendam geen voordeel gehad van de onteigening van joods vastgoed’

  • door:
  • op:
Presentatie onderzoeksrapport in Gemeentehuis Winschoten. | Foto: Eigen Foto

VEENDAM- Het onderzoek naar de rol van vijf Groningse gemeenten bij de onteigening van Joods onroerend goed tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog is afgerond. Donderdagochtend zijn de uitkomsten gepresenteerd in het gemeentehuis van Winschoten. De titel van het onderzoek: ‘Vermoord en bestolen; Joden, hun overlevingskansen en hun onroerende eigendommen in en na de Tweede Wereldoorlog op het Groninger platteland.’

Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeenten Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Veendam, Westerkwartier. Eindverantwoordelijke voor het onderzoek is Richard Paping, hoofddocent Rijksuniversiteit Groningen.  Het onderzoek van de vijf gemeenten volgt een landelijke trend, waarin steeds meer gemeenten laten uitzoeken wat hun eigen rol is geweest bij onteigening tijdens de oorlogsperiode. Ongeveer veertig gemeenten in Nederland hebben inmiddels onderzoek laten doen.

Verschil per gemeente

Vanaf 1942 startte de Duitse bezetter met het stelselmatig onteigenen van Joodse eigendommen. De omvang van de onteigening verschilde per gemeente. Dit had onder meer te maken met verschil in populatie en het aanbod aan onroerend goed. Zo telde Het Hogeland 91 Joodse inwoners en Oldambt 509. Onteigening richtte zich behalve op vastgoed ook op landbouwgrond. Dit gebeurde voor het overgrote deel door de Duitse bezetter, NSB’ers en collaborateurs. In een aantal gevallen ging een gemeente zelf over tot onteigening van onroerend goed tijdens de oorlog. Op dat laatste aspect lag de focus van het onderzoek.

Gemeente Veendam

In het rapport wordt geconstateerd dat de Gemeente Veendam en de voormalige gemeente Wildervank in 1943 een voormalig bankgebouw dat oorspronkelijk bezit was van een Joodse bank gekocht heeft van de NSB. Deze bank Wertheim en Gompertz was echter al in 1937 failliet gegaan en stond onder beheer van De Nederlandse Bank.

In 1942 probeerde Veendam een aantal hectares grond te kopen van een Joodse eigenaar, deze koop is echter niet doorgegaan. Tevens verwierf de gemeente in 1950 een synagoge, de rabbinaatswoning en een school. Alle panden werden aangekocht voor sloop en een wegdoorbraak. Dit gebeurde voor een lagere prijs (f21.000) dan de Israëlitische gemeente er in 1931 voor wilde hebben (f52.500). De gemeente nam ook het eeuwigdurend beheer van de Joodse begraafplaats over.

‘Geen voordeel’

Volgens het onderzoek hebben de gemeenten Veendam en Wildervank geen voordeel gehad van de onteigening van joods vastgoed. Ook is in het rapport te lezen dat de gemeenten op een juiste manier gehandeld hebben als er sprake was van rechtsherstel.



-advertenties-

NIJM Webdesign Stadskanaal