Direct naar de inhoud.

Tweede CD voor Parkheemster Wichter

Foto: Anton de Wijk

STADSKANAAL – Vrijdag 28 juni 2019 is de tweede CD van het koor Parkheemster Wichter gepresenteerd. Het koor, begeleid door accordeonist Roelof Hulshof, is maar wát trots dat het weer gelukt is. Deze feestelijke gebeurtenis vond plaats in Parkheem, waar wekelijks gerepeteerd wordt en het allemaal begon. Het werd een geweldige middag. De eerste CD is uitgebracht op het 10-jarig jubileum in 2013.

“Het begon allemaal zo`n 16 jaar geleden tijdens een bonte avond in Parkheem”, vertelt een van de koorleden. “Een aantal vrijwilligers traden op, wat zo goed beviel dat besloten werd een koor op te richten.”

Het koor, waarvan een aantal inmiddels de 80 is gepasseerd, treedt gemiddeld twee keer per week op in de wijde regio. Van Meppel tot Delfzijl. Bij zowel verpleegtehuizen als verenigingen zorgen de Parkheemster Wichter voor een feest der herkenning en blije gezichten.

Onderste foto’s: Roelof Hulshof

Datum 29 juni 2019 Bert Jan Brinkman

Bloemen voor programmamaker Anton de Wijk

Anton de Wijk in de bloemen gezet
Anton de Wijk in de bloemen gezet

STADSKANAAL – Programmamaker en ‘oud postbode’ Anton de Wijk (74) uit Stadskanaal heeft een welverdiend bloemetje gekregen namens het bestuur van RTV Stadskanaal. Bert Jan Brinkman kwam het vrijdagmorgen persoonlijk overhandigen. De Wijk heeft afgelopen woensdagavond (3 augustus) voor het laatst het programma ‘Nostalgie uit vroeger Tijden’ gepresenteerd. Acht jaar lang heeft de Wijk het programma wekelijks met veel plezier gemaakt. Het programma kende zijn eigen vaste groep luisteraars. Via de live-stream werd het zelfs beluisterd door geëmigreerde Groningers aan de andere kant van de wereld. Door de fusie met RTV Parkstad moeten echter sommige programma’s naar een ander tijdstip verschuiven en ‘Nostalgie uit vroeger Tijden’ was hier een van. Helaas een tijdstip welke onmogelijk bleek voor Anton de Wijk.

Nieuw programma
Gelukkig neemt de Wijk geen afscheid van de omroep. Het bestuur van de nieuwe streekomroep RTV1 heeft hem de mogelijkheid geboden om ‘overdag’ een programma op te nemen. Het programma wordt dan twee maandelijks uitgezonden op de maandagavond. “Ik ga een nieuw programma met een nieuwe naam bedenken”, zegt de Wijk enthousiast. “Maar wel weer met muziek en wetenswaardigheden uit het verleden”. Dus afscheid van het programma ‘Nostalgie uit vroeger Tijden’ maar gelukkig niet van Anton de Wijk. Zijn markante stem blijft behouden. Wanneer zijn nieuwe programma gaat starten is nog onbekend.

Datum 5 augustus 2016 Bert Jan Brinkman

Het éérste uur van radio Mi Amigo binnenkort bij RTVS.

Mi Amigo Front NewRTVS – Nostagie uit Vroeger tijden – Radio Mi Amigo begon op dinsdag 1 januari 1974 om 12:00 uur met de uitzendingen voor de Vlaamse en Nederlandse luisteraars. Deze werden aanvankelijk legaal opgenomen in de Radio Caroline-studio’s aan de Van Hogendorpstraat in de Stationsbuurt van Den Haag. De dj’s van het eerste uur waren Norbert (voorheen ook op BRT-Radio 2 te horen), Bert Bennett (echte naam Bert Wijfjes), Joop Verhoof en Will van der Steen (echte naam Willem Steentjes). Later zou hier ook Marc Jacobs (een alias van Rob van Dam) bijkomen. Iedere Groninger/Drent kent Rob Van Dam inmiddels vooral van de regionale omroep RTV Noord.

Luisteraars die op zaterdag 31 augustus 1974 een afscheidsprogramma verwachtten kregen van dj Peter van Dam, nadat hij had stilgestaan bij het verdwijnen van de andere zeezenders, te horen: “Wat de luisteraars van Mi Amigo betreft, stemt u morgenochtend om 6 uur wederom af op Radio Mi Amigo”. Enige tijd later was er te horen dat Radio Mi Amigo een nieuw postadres had, namelijk: Radio Mi Amigo, Platja d’Aro[1] (ook wel Playa d’Aro genaamd), provincie Gerona in Spanje. Radio Mi Amigo/Radio Caroline was toen nog de enig overgebleven zeezender op de Noordzee.

Radio Mi Amigo staakte de uitzendingen op 20 oktober 1978, toen de generatoren het af lieten weten. Mi Amigo-baas Sylvian Tack kreeg bovendien van de Spaanse autoriteiten het dringende verzoek de radio-activiteiten op Spaanse bodem te beëindigen. Spanje wilde namelijk lid worden van de Europese Unie, en moest hierom ook het Verdrag van Straatsburg (zeezenderwet) ondertekenen.

Anton de Wijk
Anton de Wijk

Het alleréérste uur van deze roemruchte zeezender nog eens meemaken? Dat kan. RTV Stadskanaal programmamakers Anton de Wijk en technicus Erik Ensing duiken nog eens in het verleden van de zender Mi Amigo. Ze  doen dat op woensdag 9 april tussen 18.00 en 19.00 uur in het programma ‘Nostalgie uit vroeger tijden’. Anton de Wijk is al vele jaren vrijwillige bij RTVS. Maar wist u dat zijn liefde voor radio terug gaat naar de jaren 60 en 70?  In die tijd was Anton de ‘Kanaalstreek correspondent’ en schreef regelmatig voor het befaamde FRM (Free Radio Magazine) . Inmiddels is dit magazine, van ver voor de computer, uitgeroepen tot cult magazine. Veel materiaal is gedigitaliseerd. Een schat aan waardevol radio nostalgie..

bron: wikipedia

Datum 26 maart 2014 Bert Jan Brinkman

Stadskanaal wat ben je toch veranderd (deel 4)

Een wandeling naar De Brouken (4 slot)
Door Anton de Wijk

Ik draai me om en vervolg mijn weg door het Pagedal. Het is een prachtig recreatiegebied, in trek bij wandelaars maar ook bij mountainbikes die door het heuvelachtig gebied crossen om hier hun krachten te beproeven. Veel hondenbezitters wandelen hier graag met hun viervoeter omdat ze hier volop de ruimte hebben. In de verte wandelt een man, telkens gooit hij een stok weg waar zijn herdershond achteraan sprint en het weer terugbrengt bij zijn baas. Het spelletje herhaalt zich keer op keer totdat ze achter een heuvelrug verdwijnen en uit het zicht zijn verdwenen. Sommige wandelaars groeten vriendelijk, anderen lopen je op een halve meter afstand voorbij en gunnen je geen blik waardig. Ik kijk hier overigens niet van op, jarenlang liep ik langs de straat en groette de mensen als ik naar hun brievenbus liep, als ze op hun erf bezig waren. Sommige keken niet op of om en namen niet de minste moeite je groet te beantwoordden. Nou is daar natuurlijk niemand toe verplicht, maar het tekent het karakter van de desbetreffende persoon. Soms dacht ik wel eens dat deze mensen een hekel hadden aan zichzelf, nooit een glimlach of een vriendelijk woord, maar nukkig en introvert.

De prille laagstaande voorjaarszon blinkt door de kale bomen, ze werpt lange schaduwen op het pad waarop ik loop. Het is nu nog maar midden maart, maar straks, over enkele weken, wanneer de zon hoger komt te staan en de temperatuur zal oplopen naar een graad of tien, zal de natuur zich hier doen gelden wanneer alles weer tot wasdom komt. Dan zullen de kale bomen weer blad gaan dragen, het overdadigende groen zal gaan overheersen en de grauwheid van de achter ons liggende winter is dan op slag verdwenen. In een week tijd kan alles opeens een ander aanzien krijgen, wanneer de knoppen openbarsten en de bloesem ons verkondigt dat de lente weer is aangebroken. Het lijkt wel of het ieder jaar sneller gaat, dit is niet onmogelijk want sommige planten bloeien nu weken eerder dan een jaar of twintig geleden. Ik las eens dat door het versterkte broeikaseffect ons land sinds 1950 twee keer zo snel is opgewarmd als de gemiddelde wereldtemperatuur. En dat is nogal wat.

De naam Pagedal is ontleend aan een afwateringsbeek die stroomt van het Pagedal via de gehuchten Ter Maarsch en Veenhuizen naar Onstwedde. Het Pagediep is plm. 7 km lang en mondt uit in het Mussel-Aa kanaal. Via bruggetjes passeert men af en toe de beek in het Pagedal, officieel hier Broeklanden geheten. Maar zover gaat mijn wandeling niet, ik sla af naar het sport en recreatiecen- trum Het Pagedal, eerder Het Pagecentrum genoemd, gebouwd door het Stadskanaal- ster bouwbedrijf Simon Benus. Op de T-splitsing Hoveniersweg – Maarsbroek, sla ik via het fietspad rechtsaf richting Onstwedderweg. Even later doemt aan mijn rechterhand de 10 etages hoge flat De Renne, met recht voor mij de eveneens 10 verdiepingen tellende flat Achterstekamp voor mij op. Als ik laatstgenoemde flat heb bereikt, kijk ik vanaf het fietspad naar de naastgelegen flat waarbij ik mijn hoofd in de nek moet gooien om naar boven te kijken. De wind blaast koud om de hoek van de flat en ik hoor hem door de kale bomen blazen aan  het naastliggende fietspad. Het is een publiek geheim dat van beide flats in het verleden enkele mensen naar beneden zijn gesprongen om op die manier vrijwillig een eind te maken aan hun leven. Daar is moed voor nodig, zei ooit eens iemand tegen mij. Daar heb ik een andere mening over, want in de laatste seconden voor de fatale sprong, zal er van moed absoluut geen sprake meer zijn. Dan is er nog maar één ding dat telt, verlost worden van dit aardse bestaan die hun beklemt en waarin ze totaal geen uitweg meer zien.Ik huiver als ik naar boven kijk en kan niet bevatten welke wanhoopsdaad en tragedie hier achter schuil gaat. Niemand van ons zal dit ook ooit weten, het gaat je verstandelijk vermogen te boven. Maar dat deze mensen geestelijk totaal ontreddend zijn, daarover bestaat geen enkele twijfel. In mijn kennissenkring heb ik zoiets ooit eens meegemaakt, en ik verzeker u dat het diepe wonden slaat in het menselijk bestaan. Ik maak een globale berekening van de hoogte van de flat en kom tot een meter of twee, drieëndertig. Ik draai mij abrupt om, om het beeld van mijn netvlies te krijgen. Dan sla ik linksaf tot aan de rotonde Onstwedderweg – Atlantislaan.

De Onstwedderweg was in de jaren ‘50 een smalle klinkerweg, bijna aan het eind ervan ter hoogte van het Boerendiep bevond zich in de weg een brug met een aanzienlijke hoogte in de weg. Het was een tamelijk steil stuk dat met name in de winter tijdens gladheid voor de nodige problemen zorgde voor het gemotoriseerde verkeer. Aan de voet van de brug bevond zich het huisje van postbode Jan Piening, het dak van het huisje stak een paar meter boven de hoogte van de weg uit. Je kon het bij wijze van spreken bijna aanraken. Achter het huisje, dat al jaren geleden is afgebroken is iets verderop de Piet Prinsschool gebouwd.

Op de hoek Onstwedderweg – Poststraat waar nu een Tango tankstation is gevestigd, stond toen een boerderij van de familie Maarsingh die werd afgebroken. Jaren later na de afbraak, liet de vanuit Sellingen afkomstige Poolse garagehouder Podgórsky, er een nieuwe Peugeot garage bouwen, die later werd overgenomen door zijn schoonzoon. Ongeveer op de plek van het huidige bejaardentehuis Maarsheerd stond de boerderij van de familie Deuling, iets verderop op de plek van zwembad De Wieke (nu Wieke zoom) naast het politiebureau, stond eveneens een boerenbehuizing van B. Degenhart Drent. In al deze afgebroken panden liet ik in het begin van de jaren ’60 de post door de brievenbus glijden.

Zo mijmerend over jaren geleden zie ik rechts het nieuwe Plan Waterland met mooie waterpartijen, villa’s en landhuizen. De eerste huizen verrezen hier zo ongeveer in het midden van de jaren ’90. Voor die tijd was het een kale vlakte, er stond een klein arbeidershuisje aan het Boerendiep met een gammele brug ervoor die soms aalglad was wanneer het had gevroren, of bij een vochtige neerslaande mist. Aan de overzijde ervan wat wij nu de Bevrijderslaan noemen, stond nog een kazemat, een overblijfsel uit de Tweede Wereldoorlog.
De patrouillerende soldaten die zich hierin hadden verschanst, konden op deze manier de Onstwedderweg scherp in de gaten houden.

In de herfst heerste hier één en al bedrijvigheid van aan- en afvoerende aardappelschepen bij de aardappelmeelfabriek ‘De Twee Provinciën’, wanneer de campagne weer op gang was gekomen. Er dreef menig keer een vieze drab op het water die werd veroorzaakt door rottende eiwitten welke behoorlijk konden stinken. Vandaag de dag zouden alle milieuactivisten zich verenigingen in een knallend protest, tot aan het Binnenhof in Den Haag. Maar in die tijd namen de omwonenden er weinig aanstoot aan omdat het behoorde bij het dagelijks leven. Veel arbeiders woonden rondom de fabriek, met name in de Fabrieksstraat waar ook de directeur van de fabriek woonde. Toen het aardappelvervoer later per vrachtwagen werd overgenomen, was het een komen en gaan van zwaar beladen wagens die zich toen door de Fabrieksstraat moesten manoeuvreren.

Ik vervolg mijn weg langs de Atlantislaan en passeer de Total benzinepomp van Peter Spakman. Bij de rotonde ga ik rechtsaf en sla de Europalaan in om die even later over te steken naar de Vlaanderenlaan. Links passeer ik de aula van het uitvaartcentrum Maarsstee, genoemd naar de woonwijk die ik nu binnenwandel. Voor de bouw van dit uitvaartcentrum, werden de belangen behartigd in een groot wit pand aan de Westerwoldselaan 2 door de fam. Kunst. Als ik het wel heb werd in maart 1971 het nieuwe onderkomen in gebruik genomen aan de Vlaanderenlaan 1. De aula werd naar mijn idee pas later naast het woonhuis/annex kantoor gebouwd. Nu heeft hun zoon de taken overgenomen en woont in het woonhuis naast de aula. Even verderop heersen grote bouwactiviteiten. De fa. Benus bouwt naast de Baldakijn een nieuwe school. Het is kort na drieën als ik er langs wandel, het is druk in de straat. Taxibusjes rijden af en aan om de leerlingen van de Baldakijn, een school voor speciaal basisonderwijs te vervoeren.

Op een parkeerplaats staan leerkrachten met een grote groep leerlingen die blijkbaar staan te wachten op vervoer. Er klinkt een geroezemoes van doorelkaar klinkende stemmen. Tussen de garages door aan de Vlaanderenlaan zie ik de twee flats van de Duurwoldselaan die gebouwd zijn nadat de drie flats aan de Groningerlaan waren afgebroken. Hier op deze plek, achter de eerste flat van de Belgiëlaan, lag voor de nieuwbouw de verkeerstuin. Hier kregen kinderen les in het verkeer. Gezeten in trapauto’s werd hun op jeugdige leeftijd spelenderwijs geleerd hoe ze zich dienden te gedragen in het verkeer, waarbij verschillende verkeerssituaties waren nagebootst. Helaas moest de verkeerstuin wijken voor nieuwbouw die op deze plek tegen het eind van de jaren ’80 werd gerealiseerd. Gelukkig heb ik voor de afbraak van de verkeers- tuin nog een serie dia’s kunnen maken ter herinnering hoe het eenmaal was. De eerste huizen in de wijk Maarsstee was de laagbouw in de Groningerlaan. Met de bouw ervan werd omstreeks 1958 begonnen en de eerste rijtjeswoningen, de nummers39 t/m 57 kwam in 1959 gereed. De andere huizen moesten toen nog gebouwd worden. Ze kwamen uit de Koninginnelaan, de eerste bewoners die in 1959 neerstreken in het eerste blok op nummer 55. Ze waren in 1955 getrouwd, op een zaterdagmorgen, dat kon toen nog omdat toen de zaterdag nog een gewone werkdag was.

De Groningerlaan stond aan het eind van de jaren ’50 via een houten brug over het Boerendiep in verbinding met de Shell-laan, nu Hunzingolaan. In de nabijheid van de brug stond een huis waarin de fam. Scholtens woonde. Als je in die tijd door de Groningerlaan fietste, kon je de aardappelmeelfabriek “De Twee Provinciën” en de huizen aan de Krommewijk bij goed helder weer duidelijk onderscheiden.
De winkels aan de Nederlandlaan, tussen Groninger- en Frieselaan kwamen in 1960 gereed. De inrichting van de wijk Maarsstee heeft tot omstreeks 1964, 1965 geduurd. Vroeger sprak men van 1e, 2e en 3e fase van Plan Ter Maars om een woonwijk aan te duiden. Via de Groningerlaan loop ik de Fivelingolaan binnen en steek even later de Amerikalaan over (de vroegere Kettingwijk) en neem de doorgang tussen de Cederhage
Nauwelijks 100 meter verder ben ik weer thuis na een wandeling van twee uur die vele indrukken heeft opgeleverd “Moe?” Mijn vrouw schuift een kop thee naar me toe. “Dat valt wel mee, onderweg kun je hier en daar nog wel even op een bankje neerploffen om eventjes bij te komen. Alleen de wind viel tegen, koud en guur blies ze af en toe fel in m’n gezicht. Verder heb ik een blaar opgelopen en heb last van brandige voeten.” “Daar is wel iets tegen te doen,” zegt ze, terwijl ze opstaat en een teil met koud water vol laat lopen. “Trek je schoenen en sokken maar alvast uit.” Ze zet de teil voor mijn voeten en zonder aarzelen steek ik ze in het ijskoude water. Ik voel een tinteling naar mijn buik omhoog kruipen die het koude water veroorzaakt. “Jeetje, dat is koud zeg!” Ik blaas in de hete thee die mijn brillenglazen doen beslagen. Aan de overkant van de tafel ontwaar ik een mistige schim, die tegen me zegt: “Weet je nog hoe we tijdens een van onze vakanties in Oostenrijk, na een dag door de bergen gezwalkt te hebben afgepeigerd terugkwamen op ons verblijf, wat de pension- houdster toen tegen ons zei?” “Zilly bedoel je?” Het beeld, nu ik met mijn voeten in het teiltje zit, zie ik opeens weer verschijnen en hoor ik haar zeggen: “Schuhe und Strümpfe auszieh’n und ins Bach mit euch, das tut gut.” Er stroomde daar een beekje van nauwelijks anderhalve meter breed met heerlijk koel verkwikkend water. Zittend op een brede post lieten wij een half uur lang onze benen in het water bungelen die de vermoeidheid en brandige gevoel uit onze voeten deed verdwijnen. “Kom, ik ga met het eten bezig, je zult wel honger hebben na zo’n lange wandeling.” De woorden van mijn vrouw dringen langzaam tot me door. “Schil je zo een paar aardappelen?”

Epiloog – Ik hoop dat ik er in geslaagd ben met deze wandeling u het een en ander te vertellen wat er zoal in de loop der jaren in onze gemeente is veranderd. Veranderingen die ik uit hoofde van mijn werk allemaal heb meegemaakt. Het centrum van de plaats lag vroeger in het deel dat toen tot de gemeente Wildervank behoorde, de Handelsstraat, die men eerder de Van Boekerenstraat noemde. Laten we eens beginnen ons een indruk te vormen van het centrum die liep vanaf de Gele Klap tot aan, laten we zeggen voor het gemak café Oosterhuis, op de hoek van de Lindenstraat. Achter de Gele Klap stond een prachtig mooi wit gebouw die men villa Dijksterhuis noemde, in 1961 afgebroken. Daarnaast was schoenenhuis Frieling met daar weer naast de groente- en viszaak van Roelf Drenth. Hier was het zaterdagsmiddags razend druk, Drenth had een kraam pal naast zijn zaak van waaruit gebakken vis werd verkocht. Ik haalde ze toen voor een kwartje per stuk, mooie grote bruin gebakken vissen. Hiernaast was een kruidenierszaak van Posthumus.
Aan de overzijde van de Barkelastraat was de dames en herenzaak van de fa. Zwartsen- berg gevestigd, met ernaast café Lucas Jager die later door brand werd verwoest. De zaak daarnaast was van Herman van der Beek met zijn herenkledingzaak. Bloemenhuis Vinke was de volgende winkel op Handelsstraat 55. Dan komen we bij garage Potgieter, met daarnaast de schoenenzaak van Koning. Naast Koning was het verhuisbedrijf van Chr. Wijkens gevestigd, zijn buurman was ‘Jeude’Dalsheim, (niet oneerbiedig bedoeld overigens), maar zo werd in de volksmond deze ondernemer, (die de oorlog gelukkig ongeschonden wist door te komen) in galante- rieën genoemd.

Hiernaast stond het Luxor Theater, de bioscoop van Stadskanaal. Filmoperateur was de heer Greven, de heer Piening zorgde ervoor dat je op de juiste plaats kwam te zitten en Hollemans, of was het Koch?, verkocht de kaartjes. Ik nam altijd balkon, keek je zo van boven op het witte doek. Naast de bioscoop was café Bellevue, van Jo en Greetje Fuhler, hier hielden wij in de winter onze toneelrepetities voor onze jaarlijkse uitvoering. Motorhuis Henk Middel was de volgende zaak, waar destijds Bé Knigge (de latere politieagent) en Lude Noorman als monteur werkten. Lude Noorman werd later begrafenisondernemer. Daar weer naast was Zaal Dijkstra, later overgenomen door Boer en bekend geworden als discotheek Frascatie. Als we de Sportterreinstraat oversteken komen we uit bij boekhandel Max Ossel. Achter de zaak van boekhandel Ossel stond de groentezaak van Van Beilen. Kapper Roggen woonde naast de boekhandel, even verderop zat notaris Broekema en de fotozaak van Huizinga. Dan zijn we aangeland bij garage Bergman, waar de bussen van Bergman en van de GADO samenkwamen. De ijzerzaak van Boiten stond hier weer naast, op deze plek en in dit huis werd Geert Teis geboren (G.W.Spitzen), schrijver en dichter in de Groninger taal. (Het Geert Teis Theater is naar hem vernoemd) Een herinneringsplaquette vindt u in de zijmuur van dit perceel waar nu een restaurant in is gevestigd. Naast Boiten de rijwiel-onderdelenzaak van Van der Vinne, en de groente- zaak van Voorintholt.

Op de hoek van de Lindenstraat stond café/slijterij van Evert Oosterhuis, nu Harry Schut. Dat waren de zaken die toen in het centrum van Stadskanaal hun nering hadden. Misschien heb ik er een paar vergeten, alles noteer ik vanuit mijn herinnering, maar zo was het hier eind 50er, begin 60er jaren. Zaterdagsavonds was hier het jongvolk op de been en was het een drukte van belang. Men wandelde steeds op en neer van het busstation tot ongeveer de Gele Klap, totdat de bioscoopvoorstelling begon want toen werd het wat rustiger op straat. Tegen uiterlijk 12 uur ’s avonds was de rust weergekeerd, want dan brachten diegenen die op het vrijerspad waren geweest hun meisje thuis. Misschien zijn er wel enkele die hier elkaar voor het leven hebben gevonden, wie zal het zeggen.

Complete woonwijken zag ik verrijzen, wijken en kanalen werden gedempt, fabrieken verdwenen en bedrijven verplaatst naar grote industrieterreinen. Stadskanaal kwam tot grote bloei toen Philips zich hier in het midden van de jaren ‘50 ging vestigen en er allerlei voorzieningen tot stand werden gebracht die door het bedrijf van belang werden geacht. Maar Philips is uit Stadskanaal verdwenen, het bedrijf waar eens meer dan 3000 mensen werkten, bestaat niet meer. Er heerste altijd een ongelooflijke drukte bij de Buinerbrug waar de politie het verkeer regelde en tientallen bussen aan de Electronicaweg geparkeerd stonden, om de Philipsmedewerkers naar de omliggende plaatsen in de regio te vervoeren. Nu rest ons enkel de herinnering aan die tijd van toen. Veranderingen zijn niet tegen te houden, al moet ik zeggen dat bepaalde veranderingen niet altijd verbeteringen zijn. Veel verdween door de uitbreidingsdrift in onze gemeente, al hoor je af en toe onder de bevolking opmerken dat in het verleden wel erg veel mooie, oude, of karakteristieke gebouwen zijn afgebroken. Vandaar deze impressie van hoe het vroeger eenmaal was, heden en verleden vloeiden samen in een wandeling naar De Brouken. Hier en daar ben ik van de route afgeweken, af en toe bewust, omdat ik niet na kon laten u hierover iets te vertellen. Het lijkt me daarom gepast te eindigen zoals ik in mijn aanhef begon: ’Stadskanaal, wat ben je toch veranderd in al die jaren…..’

 

De in deel 1 gepubliceerde opmerkingen over het voorjaar van 1962, en de daarbij behorende temperaturen, zijn uit eigen waarneming. Hieraan kunnen geen rechten worden ontleend.

Als er lezers zijn die elkaar op deze manier hebben ontmoet, zo tussen 1955 en 1965 mag u reageren. Als u wilt schrijf ik een nostalgisch verhaal over uw ontmoeting van toen.                                                      Reageren kan via antondewijk@rtvstadskanaal.nl

Datum 19 september 2012 Bert Jan Brinkman

Stadskanaal wat ben je toch veranderd (deel 3)

Een wandeling naar De Brouken (3)
Door Anton de Wijk

Ik zet de kraag wat hoger, wolken jagen langs het zwerk, mijn blik houdt ze een ogenblik gevangen. Daar hoog in de lucht, op zo’n kilometer of  tien, bevindt zich de straalstroom. Hier razen winden met hoge snelheden voort, voor ons onzichtbaar maar ik verzeker u dat daar typhoon-achtige toestanden kunnen heersen van soms 350 km/u. Piloten van passagiersvliegtuigen zoeken bewust de straalstroom op en laten zich voortstuwen door deze enorme winden, dus met zogenaamd wind in de rug. De straalstroom is verder belangrijk voor het weer, wereldwijd komen er op hetzelfde moment meerdere straalstromen voor.

Als een straalstroom uit het noorden komt, voert deze koudere lucht aan in onze omgeving dan uit zuidelijke, of westelijke richtingen. Zit ze vlak in de buurt van ons land dan kunnen we de ene na de andere depressie te verwerken krijgen met dagenlang herhaaldelijk regen en wind. We zien dus dat de straalstroom van grote invloed kan zijn op ons dagelijks weer. De straalstroom is een lange band van soms duizenden kilometers lang en een paar honderd kilometer breed. De hoogte ervan is enkele kilometers. Een vlucht terug uit bijvoorbeeld Canada kan soms één à anderhalf schelen met de heenvlucht wanneer een passagiersvliegtuig door de straalstroom wordt mee- gezogen.

De vijver naast het fietspad, die helemaal doorloopt tot aan de Borgenweg, wordt op een zeker moment onderbroken doordat twee grote bulten naast mij opdoem- en. Bovenop groeien bomen en er tussen in loopt een pad naar de achtergelegen woonwijk. Als je er tussen door loopt, loop je de Spechtenhof binnen, hou je links aan, dan kom je in de Duivenhof. Misschien zullen het weinigen weten, maar onder deze twee bulten ligt al het puin van de afgebroken drie flats van de Groningerlaan. In 1988 werden de flats gesloopt door slopersbedrijf Krans, de laatste flat pal achter de Fivelingolaan ging in december van dat jaar tegen de vlakte. Ervoor in de plaats kwam laagbouw, toegespitst voor oudere bewoners.
Vlak voor de sloop schroefde ik op een zaterdagmorgen, waarvoor ik mijn bestelling even onderbrak, met een geleend trapje van een van de omliggende bewoners van de Belgielaan, de nummerplaat van de laatste flat die ik als aan- denken wilde bewaren. Kees Smit die als kraanmachinist werkzaam was op deze plek waar al het puin naar toe werd vervoerd, overhandigde mij later een tweede nummerbord die hij uit het puin had gevist. Zo heb ik als herinnering nog altijd twee nummerborden van de flats waar ik jaren lang de post heb besteld.

Ik steek nu de Borgenweg over. Hier om de hoek van deze weg lag in 1987 met Pasen de grootste paasbult sinds jaren. Op maandag 1 maart 1987 werd noord Nederland getroffen door een ijzelramp van ongekende omvang die het openbare leven volledig lam legde. Bussen bleven in de remise, spoorlijnen werden door afgebroken kabels geblok- keerd, er was geen post en velen die onderweg waren strandden omdat ze gewoon niet verder konden reizen. Velen bleven noodgedwongen elders anders en stelden hun familieleden daarvan op de hoogte. In de Drentse bossen vond een kaalslag plaats van geknakte bomen of afgerukte takken. Het was onverantwoord in de bossen te vertoeven die toen vanwege het gevaar werden gesloten. Grote elektriciteitsmasten braken af als houtjes door het enorme gewicht van de ijzel. De jongens van de plantsoendienst van onze gemeente hadden de handen vol om alles op te ruimen, wat maanden duurde overigens. Met grote kettingzagen waren ze dagelijks bezig om afgeknapte bomen in stukken te zagen. Veel particulieren brachten hun snoeihout naar de Borgenweg zodat met Pasen een enorme bult was ontstaan die op tweede Paasdag ontstoken zou worden.

In de vroege avonduren hadden zich rond de paasbult een grote mensenmassa verzameld, en toen de jeugd onder toezicht van ouderen de bult ontstaken, brak er onder de aanwezigen een klaterend applaus op. Het vuur vrat zich hongerig en gretig door het droge hout waarbij de vlammen metershoog oplaaiden. Allen genoten van een onvergetelijk schouwspel. Ik vervolg het fietspad langs een strook bos en zie aan de overkant aan de Tinnegieter de in aanbouw zijnde buffet restaurant De Rode Loper. Om de hoek van het fietspad plof ik op een bankje neer. Even bijkomen, als ik mijn horloge raadpleeg ben ik nu 35 min onderweg. Ik kijk naar het verkeer die via het viaduct en de nieuw aangelegde rotonde aan het eind van de Nautilusweg, hun weg kiest.

Zittend op het bankje herinner ik mij een voorval dat ons hier jaren geleden eens bij de Nautilusweg – N366 overkwam. In de oude situatie, voordat de rotonde was aangelegd stonden mijn vrouw en ik hier eens te wachten voor het kruispunt om het doorgaande verkeer voorrang te verlenen toen we van achteren werden aangereden door een Mercedes die niet had opgemerkt dat we stil stonden. Ondanks de geringe snelheid van de achterop ons botsende auto, kregen we toch een behoorlijke opdonder in de nek. Toen de politie arriveerde en zag dat ik herhaaldelijk naar mijn nek greep, dirigeerde hij een ambulance naar de ongevalsplek waar mijn vrouw en ik een nekbrace kregen aangelegd en naar het ziekenhuis werden vervoerd voor nader onderzoek en röntgenfoto’s. Toen wij na enkele uren het ziekenhuis weer mochten verlaten stond de auto keurig op de parkeerplaats naast ons huis die door de politie daar was geparkeerd. Toen gold ook al: De politie is je beste kameraard. Gelukkig hebben wij naderhand geen blijvend letsel van de aanrijding overgehouden. Na tien minuten stap ik weer op, mijn benen kon ik met goed fatsoen niet strek- ken vanwege een uitgesleten kuil voor het bankje, die modderig is geworden vanwege het natte weer van de laatste tijd. De afvalbak naast het bankje zit tjok- vol, er zit een plastictas in vol met blikjes. De een of ander die hier langsreed heeft de zak hier maar bewust gedumpt.

Dat scheelt weer aanzienlijk in de container nietwaar. Wat een mentaliteit. We worden met z’n allen steeds asocialer, het is ongelooflijk wat er niet allemaal in de natuur wordt weggesmeten. Ik vervolg mijn wandeling richting de Rode Loper, de brug die het Pagedal ver- bindt met het Vledderbos. Er onderdoor stroomt het A.G.Wildervanckkanaal en ernaast dendert het verkeer over de N366, vroeger ook wel de S10 genoemd of tegenwoordig de A.G. Wildervanckweg. Het kanaal werd eind jaren 80 gegraven als afwateringskanaal omdat veel boeren bij overvloedige regenval te kampen hadden met natte akkers. Het kanaal is tegenwoordig erg geliefd bij visliefhebbers die er graag een hengeltje uitwerpen. Ook worden er regelmatig viswedstrijden gehouden en worden er nabij de Rode Loper lange afstandszwemwedstrijden georganiseerd.
Recreatievaart is op het kanaal niet mogelijk vanwege stuwen en de te lage water- stand en bruggen. Bij de Rode Loper aangekomen hou ik links aan en wandel langs het volkstuinen- complex. Veel bewoners van Stadskanaal verbouwen hier hun groenten uit eigen tuin en hebben hier zo hun plezierige bezigheden. Op de T-splitsing ga ik rechts af en volg De Dwarsweg, later overgaand in de Hoveniersweg. Over het fietspad wandel ik langs het Pageplas die enkele tientallen meters van mij verwijderd ligt.

Het recreatiegebied omvat bos en weilanden waar Schotse Hooglanders grazen, alsmede een grote waterplas waarin in de zomer wordt gezwommen en zoals in de afgelopen winter (2009) op kon worden geschaatst. De grens met het recreatiegebied is het Wildervanckkanaal die hier evenwijdig langs stroomt. De naastgelegen snelweg werd in oktober1988 in gebruik genomen. Al een tijdje merk ik dat ik last begin te krijgen van mijn rechterteen. Op de eerste de beste zitbank, toevallig pal tegenover de schuur neem ik plaats. Nadat ik mijn sok heb uitgetrokken verricht ik het nodige zelfonderzoek aan mijn voet. Ik zie meteen wat de boosdoener is, een flinke blaar heeft zich aan de buitenzijde van mijn teen gevormd. De voet voelt branderig aan maar in de frisse kilte van de wind die langs mijn voet strijkt, ervaar ik dat als erg verkwikkend. Ik heb niks scherps op zak om de blaar door te prikken. Plotseling staat er een hond voor het bankje te snuffelen en opzij kijkend zie ik een wandelaar naderen, een man van een jaar of veertig. “Zere voet meneer?” “Dat kun je wel zeggen, een flinke blaar is de veroorzaker.” “Hmm, niet zo prettig, pijnlijk zeker tijdens het lopen.” “Inderdaad,  hebt u misschien iets scherps bij u, een mes of zo?”  “Ik heb een klein zakmesje, is dat goed?”  “Prima hoor, mag ik die even van u lenen?”

Hij diept het mesje op uit zijn broekzak, knipt het open en wetende hoe het hoort houd hij het mesje vast bij het lemmet en overhandigd het met het handvat naar mij toe gericht. “Pas op hoor, dat ding is scherp,” zegt hij met een zorgelijke blik. De hond snuffelt opeens aan mijn blote voet, “Nero, vort terug, zit,” zegt de voor mij onbekende man. De hond gehoorzaam meteen en neemt tegenover mij plaats. Zijn lange roze tong hangt uit zijn bek en met gespitste oren, zijn kop een beetje scheef, kijkt hij mij trouwhartig aan. Met een snelle beweging haal ik het mesje over de blaar die openspringt en druk met een papieren zakdoekje het vocht eruit. Uit de binnenzak van mijn jas haal ik een pleister en plak de blaar af. “Nou, nou,” zegt de man bewonderend, u weet van wanten hoor.

U lijkt wel een lopende drogist, alles bij de hand.” Ik moet lachen om die opmerking. Met een schoon zakdoekje veeg ik het lemmet schoon en overhandig het mesje de wandelaar. “Niet vergeten hoor om het schoon te maken alvorens u een appel- tje schilt. De man grinnikt. “Bedankt voor het lenen.”
“Geen dank hoor, hopelijk gaat het nu wat beter, moet u nog ver?”  “Vooraan in de Hagenbuurt, weet u waar dat is?” Hij knikt, “dan moet u nog een stukkie. Nou. ik ga verder, succes verder hoor.” Met de hond naast zich wandelt hij weg. Ik onderzoek mijn sok en merk in de binnenkant een stikbobbeltje op, die de pijn heeft veroorzaakt. Ik keer de sok binnenste buiten en trek hem weer aan. Stom eigenlijk dat ik geen wandelsokken heb aangetrokken. Echte wandelsokken zijn naadloos en hebben geen oneffenheden zodat je niet zo gauw last krijgt van blaarvorming.  Noorse sokken zijn ook goed, vroeger in de bestelling droeg ik die zomer en winter en had nooit ergens last van. Toch tippelden wij toen dagelijks heel wat af. Ik sta op en vervolg mijn weg. Na enkele tientallen meters merk ik dat het lopen weer prima gaat, gelukkig maar.

Ik ben nu aangekomen bij de schuur van oud landbouwer Schelto Scheltens  Momenteel heeft duikclub Latimeria er zijn onderkomen, en Postduivenvereniging ‘De Duif.’ Vroeger stonden hier in de winter vermoedelijk de koeien op stal. Scheltens die hier vroeger boerde in De Brouken, sleet de laatste jaren van zijn leven in het bejaardentehuis Parkheem. De boer is oud geworden, stokoud. Het gezegde ‘Van werken is nog nooit iemand dood gegaan’ is zeer zeker op hem van toepassing. Als ik het wel heb overleed hij een paar jaar geleden op 103-jarige leeftijd. Ik blijf staan en neem de omgeving in mij op. De schuur is door de gemeente aan- gekocht destijds en helemaal gerestaureerd. Niets, maar dan ook totaal niets, her- rinnert meer aan vroeger tijden. Afgezien van de boerenschuur en enkele hoge bomen er omheen. Kan ook niet anders want alles was hier toen landbouw- en weidegrond. En de Kettingwijk uiteraard die hier vlakbij door de landerijen stroomde. Alles was vlak, geen glooiingen in het landschap die later bij de aanleg van het recreatiegebied zijn aangelegd. Het vrijkomende zand uit de te graven Pageplas heeft hiervoor gediend.
Vlakbij de schuur tuur ik over het Pageplas. De zon is volledig doorgebroken en doet het water baden in een zee van licht. Het is alsof duizenden diamanten op het water zijn uitgestrooid die door de zonnestralen flonkeren als sterren in een gloed van licht. Soms lijkt het of zo’n diamantje een sprongetje maakt door de golfslag van het altijd bewegende water.

Ik neem het schouwspel met toegeknepen ogen in mij op. Verderop, vlak bij de kiosk zitten vaak aalscholvers op paaltjes in het water met wijd opengesperde vleugels om ze te laten drogen in zon en wind. Maar op enkele roeken en kraaien na, zijn er nu geen aalscholvers te bekennen. Ik heb ze wel eens gefotografeerd, een hele tijd kunnen ze in deze houding onbe- weeglijk blijven zitten. Het zijn vrij grote zwemvogels en kunnen ongelooflijk goed duiken, dit is mogelijk omdat hun veren waterdoorlatend zijn, anders zou dat hun niet lukken. Ze hebben in tegenstelling tot andere watervogels niet zo’n hele goede waterafstotende vetlaag. Sommige soorten aalscholvers hebben een vleugelspan- wijdte van anderhalve meter. Rovers zijn het deze vogels, vissers hebben er een bloedhekel aan, omdat ze heel wat vis weten te verschalken die anders in hun netten waren terechtgekomen.

Datum 19 september 2012 Bert Jan Brinkman

Stadskanaal wat ben je toch veranderd (deel 2)

Een wandeling naar De Brouken
door Anton de Wijk

Ik vervolg mijn wandeling langs de Cederhage, steek de Eikenhage over en loop langs de Sparrenhage. De laatste woningen langs het fietspad staan verder naar achteren en deze bewoners hebben verplicht een buitenbus die door de PTT in 1974 is ingevoerd. Deze maatregel geldt als men verder dan 10 meter van de openbare weg woont. Met de bouw van De Hagenbuurt begon men na 1970. Het waren woningen bedoeld voor Philips werknemers.

Maar de huur voor deze woningen was aanzienlijk hoger dan voor andere woningen in onze gemeente, met het gevolg dat ze lang leeg bleven staan. Onze woning in de Palmenhage werd in 1974 gebouwd, wij betrokken het huis pas in november 1975, terwijl andere huizen in het blok weer pas veel later werden bewoond. Wij waren de eerste bewoners van het eerste blok, op nummer 24 woonden de familie Ottens, die toen de eerste bewoners waren van het tweede blok op nr. 24. De huur van de woning diende men over te maken aan Woningstichting Hertog van Lotharingen in Eindhoven. De maandhuur bedroeg toen 270,- gulden per maand. Voor onze vorige woning betaalden wij in 1974 maandelijks 123,15,- gulden. Door een besluit van het Ministerie van Volkshuisvesting, kwamen bewoners die kozen voor een duurdere huurwoning, drie jaar lang in aanmerking voor een huurgewinningssubsidie, het eerste jaar was dit 1215,-, het tweede jaar 810,- en in het derde jaar kreeg men 405,- gulden subsidie uitgekeerd. Dit om potentiële huurders voor De Hagen over de streep te trekken. Maar de jaarlijkse huurverhogingen logen er ook niet om, 8% was toen een nor- male gang van zaken die wij in april 1976 al voor onze kiezen kregen. In 1993 verkocht Woningstichting Hendrik van Lotharingen 504 woningen en 77 garages aan Nationaal Grondbezit N.V. (Nagron) in Eindhoven, die de woningen korte tijd daarna te koop aanbood aan de huidige bewoners. In 1995, kort voordat wij de woning kochten, was de maandhuur al opgelopen tot iets meer dan 663 gulden. Dus koop was veel voordeliger dan huren, die keus was gauw gemaakt.

Aangekomen bij de rotonde Amerikalaan, Dr. Kinglaan, Atlantislaan, (begin 1990 aangelegd) ga ik rechtsaf via het fietspad richting Brandweerkazerne. In dit stuk, in de knik van de weg was het in 1979 flink raak toen in februari van dat jaar een hevige sneeuwstorm het noorden volledig lam legde. IJskoude winden uit het oosten bliezen de sneeuw metershoog op. De wind had hier vrij spel over de kale landerijen omdat De Vogelbuurt nog niet was aangelegd. Zelfs uit het Duitse Niedersachsen werd de sneeuw onze richting opgeblazen. De sneeuw hoopte zich op tot aan de takken van de bomen langs de weg die er dertig jaar geleden ook al stonden. Weliswaar niet zo hoog als nu, en minder dik van omvang. Tientallen auto’s werden onder de enorme sneeuwmassa’s begraven doordat ze in de sneeuw bleven steken. Dit gebeurde ook op de Kielsterachter- weg die dagenlang onbegaanbaar was maar met behulp van het leger die zwaar materieel inzette, weer berijdbaar werd gemaakt.

Samen met mijn dochter die toen 11 jaar was, liepen we over de metershoge sneeuwduinen, waar een paar meter onder ons de auto’s waren begraven. Ik herinner mij nog haarscherp dat onder de sneeuw een Volkswagen Kever was bedolven. Toen de bulldozers een paar dagen later de auto’s voorzichtig hadden uitgegraven, stapte de eigenaar van deze wagen in, startte de motor en reed vrolijk weg.
De overige eigenaren in opperste verbazing achterlatend omdat hun auto niet aan de praat te krijgen was. Maar de luchtgekoelde Volkswagenmotor startte praktisch onder alle omstandigheden. Twintig graden onder nul? De Kever maalde er niet om, contactsleutel omdraaien en rijden maar. Over de winter van 1979 plaats ik later nog wel eens een verhaal op deze site.

Op de T-splitsing van het fietspad met tegenover mij de Brandweerkazerne, sla ik linksaf. Rechts naast mij loopt de Nautilusweg, en links van mij stroomt de vijver waarop nog niet zo lang geleden werd geschaatst. Nu jaagt een koude wind over het water, waarbij een stuk boomstronk door de golfslag deinend meevaart. Aan de overkant van de snelweg ligt het industrieterrein waar momenteel flink wordt gebouwd.
In juli 1987 was het bedrijventerrein aan de Vleddermond, Veenstraat die later helemaal verder naar achteren richting Vledderbos is uitgebreid, nog helemaal leeg. Dit zag ik kortgeleden in mijn fotoalbum toen ik die doorbladerde. Het was een grote kale vlakte, met hier en daar een loods. Het was verder als landbouwgrond in gebruik.

Ik zag hier oud LTO voorzitter Aike Maarsingh wel eens aan het werk op zijn landerijen aan de Veenstraat tijdens mijn bestelling. Aike was jarenlang het gezicht van akkerbouwend Nederland. Een strijdbare man, die de barricaden niet schuwde indien dit nodig was. Een man die de weg in Brussel kende, en die je als boer niets hoefde te vertellen. Een sympathieke landbouwer die zijn standpunten in een debat bijzonder goed kon verwoorden. Op de hoek van de Veenstraat bouwde in 1980 autohuis Boelens uit Veendam een nieuwe Opel garage, tegenover bouwbedrijf Meijering & Benus, nu Jorritsma Bouw. (Het gebouw staat nu leeg) Jarenlang stond bij het bedrijf rond de kerst een tiental meters hoge kerstboom opgesteld die zijn lichtjes deed pinkelen in de donkere decembernacht. Rijdende vanaf de Drentse Mondenweg werd men al op de naderende kerst op- merkzaam gemaakt.

Als we spreken van de jaren 60 en 70 dan mogen we rustig stellen dat dit aan- nemersbedrijf op het gebied van grond- en betonwerken en wegenbouw toen één van de grootste van het noorden kon worden genoemd. Boelens kwam van de Hoofdstraat waar eerder garage Kleinstra gehuisvest was. Toen deze garage werd afgebroken werd er een nieuw pand neergezet van super- markt Edah, later door Basismarkt, en nu heeft Lidl er al weer jaren een super- markt. De Opel-garage aan de Veenstraat werd een jaar of vier geleden na het faillissement van Boelens overgenomen door Herman Ambergen.
Om de hoek van de Veenstraat – Ged. Vleddermond stond toen machinefabriek Beuving. Als zomers de grote deuren openstonden, reden we er met de postauto naar binnen tot aan het kantoortje van magazijnmeester Sietze Kuperus, een Fries, waar wij de postpakketten afleverden en door Sietze werden afgetekend. Even verderop was er een opslag van meubelzaak Kruit & Kramer die hun zaak aan de Poststraat hadden, maar later een geheel nieuw pand lieten bouwen aan de Navolaan.
Veel bedrijven verhuisden naar het nieuwe industrieterrein omdat ze daar meer mogelijkheden zagen voor uitbreiding. Zo stroomde het gebied langzaam vol, het is proces dat jaren vergt want heden ten dage heersen er nog volop bouwactivi- teiten in het gebied tussen de Nautilusweg en de Ged. Vleddermond.
Nu we hier toch op dit punt zijn aangeland schiet mij ineens een herinnering te binnen en hoor ik de flarden van een melodie die toen werd gezongen en vanuit de geopende ramen de straat inschalde.

1959 – De zomer is weliswaar niet bijzonder heet, maar droog, gortdroog. De zon scheen alle dagen overvloedig want de zomer van 1959 ging lange tijd de boeken in als zijnde de zonnigste tot nu toe uit onze weergeschiedenis. Maar records zijn er om gebroken te worden, dus sneuvelde ook dit record in 2003 die nu met ruim 40 uur meer zon dan in 1959 fier aan kop staat. Boeren zijn in ’59 de wanhoop nabij omdat in hun weilanden dorre verdroogde plekken verschenen door de droogte. Het hele jaar door was het droog, de zon stond alle dagen als een koperen ploert aan de hemel en verdorde de aarde. Groenten waren duur dat jaar. Er viel iets meer dan 530 mm regen zodat het ver verwijderd bleef van het gemiddelde neerslag. Tot nu toe staat 1959 op de 3e plaats sinds 1901 voor wat het droogste jaar betreft. Negen jaar eerder, in 1950 viel er iets meer dan 940 mm, ruim 400 mm meer en dat jaar behoorde weer tot een van de natste. Grote tegenstellingen dus.

Ik was telegrambesteller maar mocht de eerste weken nog niet op de Solex rijden omdat ik nog geen bromfietscertificaat had. Dat was toen bij de PTT verplicht, want anders was je niet verzekerd. Op een van die prachtige zonnige dagen in het begin van augustus, kwam er een telegram binnen voor Klompenfabriek van Goor die ik moest bestellen. De Hoofdstraat zag er toen heel anders uit dan tegenwoor- dig, veel smaller, een lommerrijker weg met aan beide zijden een rij bomen. Heerlijk in de schaduw rijdend fietste ik naar de Vleddermond om de telegram af te leveren. Aan de Industriestraat stond de confectiefabriek van de fa. Goes. De dames die er toen werkten deden hun werk schijnbaar met heel veel plezier want altijd klonk er gezang als men het atelier passeerde. Zo ook deze dag, uit de geopende ramen hoorde ik toen het welbekende liedje van Zwarte Riek uit 1956, die toen veelvuldig op de radio was te horen: De Modinettes.
Wij zijn de meisjes van ’t confectieatelier, de modinettes, de modinettes, Wij zijn de meisjes van ’t confectieatelier, wij doen steeds aan de mode mee. Als ik dit liedje hoor, 50 jaar na dato, verbind ik het nog altijd aan het confectie- atelier van de firma Goes, en glijden de bijpassende beelden ongewild mijn herinnering binnen.

Datum 19 september 2012 Bert Jan Brinkman

Stadskanaal wat ben je toch veranderd (deel1)

Een wandeling naar De Brouken
door Anton de Wijk

“Je moet meer bewegen hoor pap, je zit teveel voor je computer en beweegt te weinig,” zegt mijn dochter op een licht bestraffende toon. Ze staat tegenover mij en strijkt licht over mijn opbollend buikje. Helemaal ongelijk heeft ze niet, de laatste keer dat ik op de weegschaal stond kroop de naald naar 80 kg, en dat is voor mijn begrippen een kilo of zeven teveel. Ik merk het aan mijn broekboord die begint te knellen en heb de laatste tijd last van brandend maagzuur een teken dat de maag in de knel zit. Maar ja, je werkt niet meer en geniet van de geneugten des levens, ’s avonds gezellig een wijntje, wat te knabbelen, een hapje, maar het zijn allemaal extra calorieën waar je gewicht niet op zit te wachten.

Want het aloude gezegde geldt nog steeds: Ieder pondje gaat door het mondje. “Toen je nog werkte pap, liep en fietste je de hele dag, maar sinds je met de vut   bent, ben je veel teveel met je hobby’s bezig,” zo leest dochter mij de les. “Maar ik help moeder dagelijks in de huishouding, dat is ook bewegen hoor,” zeg ik niet erg overtuigend tegen beter weten in. “Ja, dat zal wel,” merkt ze schamper op, “ga dagelijks maar een flink stuk wande- len, dat is erg goed voor je botten en spieren.

Vort, naar buiten de zon in, vitamine D tanken,” zegt ze met lichte stemverheffing. “Niet zo bestraffend kijken meisje, ik neem je raad ter harte hoor.” “Mooi zo, ik bel mam wel of je het ook werkelijk doet.” “We hebben een deal hoor,” zeg ik, doelend op een bekend televisieprogramma, en druk een vluchtig kusje op haar wang. Haar ogen lachen, en ik voel haar hand, die via mijn nek vlinderlicht door mijn haar glijdt.
Het is een paar dagen later als ik op een middag de daad bij het woord ga voegen. Het weer liet het toe, de wind had opeens de regenwolken uiteen gejaagd. Een bleek zonnetje verscheen aan de hemel die probeerde ons te verrassen na dagen van regen en mistroostig weer. “Ik ga wandelen,” zeg ik tegen m’n vrouw. “Zo, dus toch,” zegt ze ietwat onge- lovig. “Waar ga je naartoe?” “Naar De Brouken” zeg ik, terwijl ik in mijn schoe- nen stap. “Naar de wat? De Brouken?, nooit van gehoord, waar ligt dat?” “In het Pagedal. Daar ligt een gebied dat men vroeger De Broeklanden noemde, of beter gezegd in de volksmond, De Brouken werd genoemd. Hier was vroeger een kleine woongemeenschap waar een paar gezinnen woonden.
Er stond ook een boerderij, de schuur ervan is behouden gebleven en later door de gemeente aangekocht en gerestaureerd. “De schuur die daar vlakbij het water staat?” “Juist, die, daar woonde toen boer Scheltens die er zijn bunders land had liggen wat nu het recreatiegebied is. “Hoelang is dat geleden?” “Begin jaren ‘60 kwam ik er geregeld om er de post te bezorgen. “Jij altijd met je vroeger, vertel me er later maar eens wat meer over.” “Weet je vrouw, als je ouder wordt glij je af en toe terug in de tijd van toen. Je zou het willen terughalen maar dat gaat niet, je kunt er immers geen tijd bijkopen. Maar nostalgische gevoelens blijven.
In je binnenste zijn heel veel herinneringen opgeslagen en heel af en toe borrelt er weer eentje naar boven. Je eerste kusje bijvoorbeeld, weet jij nog van wie je die kreeg?” Ik kijk haar geamuseerd aan. “Nou niet van jou,” hoor ik haar zeggen. Ik lach hartelijk om die opmerking. “Dat geloof ik graag, want ik was immers al 21 toen ik bij je kwam, en dan had je toch wel heel erg lang op je eerste kusje moeten wachten vind je ook niet?” Ze lacht zuinigjes met me mee.

Ik tik lichtjes op haar wang en buig me naar haar toe, onze lippen smelten zomaar samen in een spontane kus. Op twintig centimeter afstand kijk ik in haar grijze ogen. “Liefde is tijdloos vrouwtje, koester het zolang je leeft.” “Ga nu maar,” zegt ze zachtjes. Ik graai de huissleutels van het haakje en trek de deur achter mij dicht. Om de hoek van de Abelenhage en de Cederhage, bij de oranje brievenbus van mijn vroegere werkgever TNT kijk ik naar links en zie daar schuin tegenover me het gebouw De Ketting aan de Luxemburglaan waar eerder De Wijkplaats was gevestigd. Komende van het Boerendiep (gedeelte van de huidige Navolaan) stroomde hier de wijk De Ketting die helemaal naar achteren liep, dwars door het gebied waar nu de woonwijk De Borgen is gelegen, om zijn weg te vervolgen door het huidige Pageplas. Het water van deze wijk (Wieke in het Gronings) kabbelde op de plek waar nu de Amerikalaan is gelegen. Als u komende vanuit het Vledderbos richting Onstwedderweg fietst ziet u aan de rand van het bos de restanten van deze Kettingwijk.

De eikenbomen langs het fietspad langs de Essen- en Cederhage stonden er toen ook al. De kruinen van de hoge bomen wiegen in de wind, als ze konden praten zouden ze het verhaal vertellen wat ze in de loop der jaren allemaal van nabij hebben gezien. Voorbij varende aardappel- en bietenschepen, daarvoor turfschepen misschien, want immers in het vlakbij gelegen Vledderveen werd het veen ontgonnen in de eerste jaren van de vorige eeuw.

De onbegaanbaarheid van de langszij lopende boerenlaan in de herfst, met diepe kuilen die vol water liepen als herfstregens het land geselden. Soms regende het weken achtereen en men begrijpt hoe die boerenlanen er dan bijlagen. Een drama was het als plotseling de vorst inviel, de diepe sporen en bulten waren dan bevroren wat het manoeuvreren op de fiets extra bemoeilijkte. Juist hier smakte ik vaak tegen de grond, met een besmeurd uniform en pijnlijke ledematen vervolgde ik dan mijn bestelronde.
Ploegend door de sneeuw in de winter, De Brouken waren in rijke sneeuwwinters van de jaren ’50 en ’60 onbereikbaar, en de bewoners waren in zo’n periode dan dagenlang geïsoleerd. Nee, het was bepaald geen pretje om er naar toe te gaan, met uitzondering van de zomer. Op prachtige voorjaar en zomerse dagen reed ik er graag naar toe, maakte een praatje met het werkvolk op het land die er hun werkzaamheden ver- richtten.

Als het net tegen de middag liep zat ik met hen te schaften en vielen er de nodige kwinkslagen over en weer. Want het was altijd druk op de landerijen, overal om je heen waren de arbeiders en soms ook dienstmeiden aan het werk. Er werd met paard en wagen mest uitgereden, om de zoveel meter een hoopje, die daarna met de mestvork werd verspreid over het land. Dit alles gebeurde met de hand, want de mechanisatie had nog niet zijn intrede gedaan in de jaren 50. Dan werd er geploegd, gepoot en gezaaid. Eer alles in de grond zat was het een drukke tijd voor boer en arbeider.
Dan moesten de bieten worden uitgedund, daarna geschoffeld. Als je achterom keek, vertelde mij eens een arbeider, zag je het onkruid al weer groeien. Je bleef schoffelen. Boeren hadden, al naar gelang hun aantal bunders land, tussen de twee en vier arbeiders. Op het Hogeland was dat vaak 7 à 8, met soms 150 bunder land.

Mijn vader zei altijd, je kunt aan het aantal paarden zien bij een boer in de wei, hoeveel land hij heeft. Ongeveer voor elke 8 bunder land heeft hij een paard. Dat dit klopte bemerkte ik later, toen Geeske* mij eens het aantal bunders land van Berend Klaver vertelde. Zesentwintig bunder, zei Geeske. Bij Berend liepen 3 paarden in de wei….

Twaalf jaar was mijn vader die in 1919 bij een boer als jongste knechtje was begonnen. Een kind nog. Op een boerderij in het Rhederveld, een buurtschap bij Bellingwolde, de plaats waar hij werd geboren.
Was 7 jaar toen zijn moeder overleed. Het onbeschrijflijke leed en gemis dat er diep inhakt in een jonge kinderleven. Werken, van kindsaf aan, het waren de normale gang van zaken in die tijd. Elke morgen om half zes beginnen……. De verdienste? Ach, laat ik dat maar achterwege laten. Ik durf het nauwelijks neer te schrijven……

De tegenstellingen in het weer, waar wij dagelijks mee te maken hadden, waren soms groot. Ik herinner mij in dit verband de extreem koude voorjaar van 1962 met lage tem- peraturen waarbij het alle dagen koud was. En mistroostig, de zon liet zich zelden zien. Het was het slechtste voorjaar die ik ooit bij de post heb meegemaakt.

Enkele feiten wil ik u niet onthouden. In maart 1962 waren er met de regelmaat van de klok natte sneeuwbuien, en we hadden maar liefst 21 vorstdagen. De hoogste maart-maximumtemperatuur was 11.5 graden op 30 maart en de laagste minimumtemperatuur bedroeg -7.5 in Stadskanaal op de 14e maart. April gaf geen verbetering, integendeel de lage temperaturen bleven gehandhaafd. Ze lagen meer onder de tien graden dan er boven. De hoogste max. temp was toen op 24 april toen de thermometer krap 21 graden aanwees. Maar de volgende dag kelderde het kwik meer dan tien graden, 10.2 graden wees toen de thermometer aan. En dat scheelde toch een dikke jas. Op 14 april 1962 was de bleef de maximumtemp. op slechts 7.4 graden steken!

De laatste voorjaarsmaand brak aan en iedereen hoopte op verbetering maar ook de mei maand verliep teleurstellend. De hoogste temperatuur in mei werd op de 9e genoteerd toen het 19.2 graden werd. Een warme dag van 20 graden konden we in het hele voorjaar van 1962 niet eens in de boeken bijschrijven. Op de 3e mei was het overdag nog niet eens 8 graden! Wat een voorjaar, we deden onze bestelling met handschoenen aan. Of het die winter heeft geonweerd durf ik met zekerheid niet meer te zeggen maar een oude weerspreuk zegt: Onweer op het dorre hout, geeft een voorjaar nat en koud. Letterlijk en figuurlijk deed toen deze aloude weerspreuk opgang. Allemaal uitspraken van ouderen die heel lang geleden, toen er nog geen weerbe- richten waren op deze wijze hun zienswijze gaven over het weer. Aan een enkele kan men waarde hechten maar het overgrote deel kan men naar de prullenmand verwijzen. Maar we hadden geluk en hoefden de lange tocht naar De Brouken niet te maken als het ons meezat. Iedere morgen haalde een van de bewoners de lege melk- bussen terug die door een melkrijder van de De Eerste Veenkoloniale Melkfa-briek uit de Gasselternijveenschemond op de hoek van de Hoofdstraat en de Shell-laan werden neergezet. Op de plek van de huidige Nije Stee aan de Hunzingolaan. Op deze plek stond toen een groot woonhuis met daarachter een olie-depot.

Aan de andere kant stond een boerderij, ik meen van de familie Loman, daar- naast woonde de inspecteur van politie, de heer Van Wier. Naast het huis van Van Wier stond de prachtige witte Marechaussee-kazerne, het latere politiebureau van Stadskanaal, die in 1974 is afgebroken. Voor de oorlog diende het pand als burgemeesters woning heb ik mij door oudere inwoners laten vertellen. Oud burgemeester Van Sevenhoven, waarna de Van Sevenhovenstraat is vernoemd, zou er hebben gewoond. De boerderij werd zo ongeveer halverwege de jaren ’60 afgebroken, er voor in de plaats kwam het bankgebouw van de Boerenleenbank, die vanuit de Stations- laan hier hun bankzaken voortzette. Toen de Boerenleenbank de Stationslaan verliet betrok apotheek Van der Deen het pand. Later verhuisde de apotheek naar de Hoofdstraat nabij de Buinersluis, die nu inmiddels al weer een paar jaar een nieuw pand heeft betrokken aan De Venen.
Nu we toch in de Stationslaan verblijven, op nummer 8 waar nu makelaardij Van der Veen domicilie houdt, was vroeger het Belastingkantoor gevestigd, de ouderen onder ons zullen dit nog wel weten. De Boerenleenbank kreeg als nieuwe naam Rabobank en toen die het gebouw weer verliet nam dansschool Koning het pand over en werden veel “Knoalsters” de beginselen van het dansen bijgebracht.
Tegenwoordig is het nog steeds een dansschool, Dirk Koning heeft het pand ver- kocht en een nieuwe eigenaar geeft er nu les. De Rabobank verhuisde eind jaren ’80 naar het nieuwe pand aan de Hemenweg. Op de plaats van de Marechausseekazerne naast bakkerij Bos, verrees later een hobbywinkel van de familie Vos, later werd het een textielzaak, vandaag de dag is het een videotheek. Op deze hoek van de huidige Hunzingolaan stonden de melk- bussen die door Piening elke morgen werden opgehaald.
Wij hadden van hem toestemming om de post voor de bewoners van De Brouken in een melkbus te deponeren die hij dan aan hen zou uitreiken. Dit moest wel voor een bepaalde tijd gebeuren, voor 10 uur ’s morgens. Ook moest de post dagelijks in een en dezelfde bus, laten we zeggen voor het gemak in melkbus 2970. Want melkbussen hadden een nummer die de melk- rijders aan de hand hiervan bij de boeren afleverden.

Het was algemeen bekend dat om de 14 dagen het melkgeld in de bussen lag, maar niemand haalde het in zijn hoofd de enveloppe er uit te halen. Tegenwoordig zou zoiets ondenkbaar zijn. Als de melkbussen niet meer op de hoek van de Shell-laan (Hunzingolaan) stonden, waren wij die dag te laat en moesten we alsnog de lange tocht naar De Brouken maken. Van alle besteldiensten die we toen in Stadskanaal uitvoerden, was De Brouken een van de rottigste diensten over onverharde smalle paden.

*Zie Geeske, een jeugdverhaal uit de winter van 1960. Dit is de eerste in een serie van vier, die eerder op de oude site van RTVS zijn verschenen.

Datum 19 september 2012 Bert Jan Brinkman


-advertenties-

NIJM Webdesign Stadskanaal