HILVERSUM – Bijna één derde van de lokale omroepen kent financiële problemen. Dat blijkt uit een evaluatie door het Commissariaat voor de Media. Het CvdM ziet de toekomst weinig rooskleurig in, omdat gemeenten steeds vaker bezuinigen op de omroepsubsidies. De publieke lokale media instellingen zijn hoofdzakelijk hiervan afhankelijk.
“Een deel van de lokale omroepen verkeert permanent in slechte financiële staat. Er is ook een hele grote groep die (hierdoor) geen goed product aflevert”, geeft Hans Disch van de Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON) toe. De belangenbehartiger van de lokale omroepen zoekt zijn heil daarom in meer samenwerking en schaalvergroting: Van 282 omroepen nu naar vijftig tot tachtig omroepen in de toekomst. Van lokale radio dus naar streekomroep! Die moet dan via radio, televisie én op internet actief zijn, onafhankelijk van politieke of commerciële invloeden.
Nederland kent drie publieke lagen. Landelijk, provincie en lokaal/gemeente. Een lokale omroep ontvangt (zeker vergeleken bij de overige 2 publieke lagen) nauwelijks subsidie. Het richtbedrag van 1,30 euro per huishouden/gemeente wordt bij sommige gemeenten ook nog eens slechts ten dele uitgekeerd! De meeste lokale omroepen worden in stand gehouden door vrijwilligers. Het subsidiegeld is dan nodig voor apparatuur, verplichte afdrachten zoals BUMA en SENA en overige periodieke kosten. Dankzij Triple Play (ether, kabel en internet) weet de lokale omroep tegenwoordig iedereen wel te bereiken. Over het algemeen wordt de publieke lokale omroep erg gewaardeerd en gedragen door de lokale bevolking. Met bijdragen gericht op eigen habitat voegt het meerwaarde toe.