Direct naar de inhoud.

Etherpiraterij in de jaren ‘ 70 (2)

door Anton de Wijk

De vroegere Kanaalstreekcorrespondent van Free Radio Magazine

Uit ons Archief: Johnnie Walker (midden) Links: BertJan Brinkman en rechts Anton de Wijk

Op mijn tochten door de provincie als de Kanaalstreekcorrespondent voor “Free Radio Magazine”, zag ik de zenders op de meest vreemde plaatsen verstopt. In alle hoeken en gaten zaten de etherpiraten, waaronder soms ook vrouwen, te zenden. Op hooizolders, oude bedsteden, onder de vloer, onder het stro, in oude
caravans, in de nok van een oude boerenschuur, kippenhokken, hooizolders, sloopauto’s, gewoon in de huiskamer of in een slaapkamer, die als studio was ingericht.

Nolan

Nolan, een jonge etherpiraat wiens zendnaam was afgeleid van het merk valhelm die hij droeg, zond uit in een boerenschuur in de buurtschap Harpel in de gemeente Vlagtwedde.

Hij woonde met zijn vader en broer (moeder was overleden) in een gezellig oud boerderijtje waar ik altijd graag kwam. Nolan had een knoert van een zender, zond uit met een Franse LMT-buis die zoveel licht verspreidde dat je er de krant in het donker met gemak kon lezen. De zendbuis was zo’n 40 cm hoog dacht ik, en tientallen centimeters in omtrek. Nergens anders heb ik ooit zo’n buis gezien van die omvang en grootte.

Was het eerst stervenskoud in de afgetimmerde ruimte van de schuur, als de zender eenmaal aan de band stond werd het er zo warm dat ventilatoren voor verkoeling van de zendbuis moesten zorgen om te voorkomen dat die uiteen zou spatten van de hitte. Nolan’s signaal werd keer op keer opgepikt door
een luisteramateur uit Finland die nogal gecharmeerd was van de muziek die hij uitzond tijdens zijn internationale uitzendingen. Niemand anders zond die muziek; echte ruige betonrock. Tussen twee hoge masten was een antennedraad gespannen en ik hoor nog hoe tijdens de herfst de wind langs de tuidraden floot als ik hem bezocht. Nolan werd uiteindelijk opgepakt door opsporingsambtenaar Van Empelen uit Den Haag.

Johnny Walker

Johnny Walker toen

Johnny Walker uit Exloo had een plm. 30 meter hoge zendmast waarvan hij van beneden naar boven kon klimmen. Bovenin was een plateau en indien nodig klom hij naar boven om reparaties uit te voeren aan de antennemast, vastgegespt met een veiligheidsriem. Bij de nodige wind wiegde de mast zeker een halve meter uit het lood als hij er op 30 m hoogte stond te werken. In het midden van de jaren ’70 ongeveer, gingen de etherpiraten internationaal uitzenden. Dat gebeurde hogerop in de band, op de 227m in de middengolf. Eén van de allereerste die op deze frequentie uitzond en er ook durfde uit te zenden, was Johnny Walker.

Toen hij hier voor het eerst ging zenden lachten collega-piraten hem uit. Niemand weet je zo hoog in de band te vinden, zeiden ze smalend. Veel piraten waren hier huiverig voor omdat men meende dat de luisteraars hun niet zou horen op deze, voor hun onbekende plek in de ether. Maar dit bleek een misvatting te zijn. Ontvangstrapporten getuigden van de sterkte van deze zender die in 17 Europese landen werd ontvangen. Ongekend was zijn verzoekplatenprogramma op de zondagochtend vanaf 10 uur.

De verzoekjes werden schriftelijk ingediend bij een correspondentieadres in Emmen en de enveloppen gingen, ofschoon hij er nooit om had verzocht, veelal vergezeld van geld. Die hij opspaarde om later zijn boetes van te kunnen betalen als hij ooit eens opgespoord werd. Ook zijn eerste racefiets werd van dat geld betaald, vertelde hij later in een twee uur durende interview voor de RTVS microfoon (nu RTV1). De herkenningsmelodie van zijn verzoekplatenprogramma was Let your love flow van de Bellamy Brothers.
Ik maakte eens zo’n uitzending mee en schreef erover:

‘Let your love flow’ hoorde ik in de middagmix show van omroep collega Bert Jan Brinkman. Een lichte siddering golfde door mijn lijf bij het horen van dit nummer. Het zal in de winter van 1976 zijn  geweest. Dichte flarden mist hingen laag over het Drentse land, enkele paarden schurkten dicht aaneen in een weiland  met hun hoofden mistroostig omlaag. Koud was, verrekte koud, ik kon het niet warm krijgen in de auto
ondanks dat de verwarming op de hoogste stand stond ingeschakeld.

De mist bleef hangen in de kom van de Hondsrug, was niet bij machte erover heen te trekken mede doordat op deze grauwe zondagmorgen wind en zon ontbrak die de mistflarden zouden kunnen verjagen. Het zicht bleef beperk tot enkele tientallen meters, mijn koplampen priemden in de mist maar het geelwitte licht mistte de kracht die te doorboren. Met aangepaste snelheid reed ik over de Drentse dreven.

Het landschap had iets spookachtigs, in de begroeiing langs de weg was af en toe een glinstering waar te nemen van een spinnenweb, die ragdun was geweven tussen een paar takjes. ‘Let your love flow’ van de Bellamy Brothers, de herkenningstune van Johnnie Walker. Ik was op weg naar Exloo waar ik een uitzending van hem deze zondagmorgen mocht meemaken.

Het dorp leek uitgestorven toen ik er binnen reed, een enkele voetganger zocht haastig zijn weg door de mist op weg naar huis, naar de warme kachel, een borrel misschien. Johnnie Walker, vanaf de Mi Amigo studio.
Twee elektrische kachels stonden roodgloeiend in de hoek van de kamer van waaruit hij uitzond. De zender stond warm te draaien, ventilatoren zorgden voor de nodige koeling terwijl de zendbuizen een spookachtig
schijnsel wierpen op het plafond.

Johnnie Walker,de perfectionist, een man die alles tot in de puntjes verzorgde, en niets, maar dan ook niets aan het toeval overliet. Alle verzoekjes die de afgelopen week waren binnen gekomen waren
geordend, de bijbehorende platen uitgezocht. Het was 2 minuten voor de uitzending. Met een kennersblik liep hij alles nog eens na. De secondewijzer kroop traag naar de twaalf en precies op dat moment plofte de draaggolf de ontvanger binnen en stond de zender aan de band……..

Johnny Walker is twee keer gepakt, de laatste keer door Gerrit Verhoef en heeft daarna zijn etherpiraterij praktijken beëindigd. Betaalde Johnny Walker zijn boetes met het geld van zijn verzoekjes, zodat
het huishoudgeld niet aangesproken hoefde te worden, ik heb dat ook wel eens anders meegemaakt. Boetes van 400 gulden of meer waren in de jaren ‘70 een hoop geld. Bolwerken van de geheime zenders waren noordoost Groningen, het zuidoosten van de provincie Drenthe, Twente en de Veluwe. Hier zaten sterke middengolfzenders, waar populaire zenders tussen zaten. Omdat ze veelal Nederlandstalige muziek draaiden en de nieuwste platen, die door Hilversum niet werden opgepikt, waren ze ongekend populair bij het
gewone volk.

Verschillende piraten waren werkloos, leefden van een uitkering en zaten alle dagen te zenden. Uit verveling, en voor de kick vertelden ze mij, en vaak aan de rechter, tijdens hun veroordeling. Als je dan vroeg waarom ze geen andere hobby zochten, haalden ze hun schouders op. Platenmaatschappijen speelden er op in en wekelijks kwamen er nieuwe platen uit die door de piraten aangeschaft werden. Een dure lief-
hebberij die sommigen van het huishoudgeld bekostigden. Zonder naam en toenaam te noemen zag je dat sommige gezinnen er onder leed. Moeder moest maar zien rond te komen als haar man weer eens werd
gepakt of 14 dagen moest zitten in Veenhuizen.

Een man die Veenhuizen als zijn broekzak heeft gekend was Oompie Koerier uit Zuidbroek. Deze Barteld Grofsmid was een markante man, zoals zijn zoon dat was in de serie Man bijt hond, die afgelopen herfst op de tv te zien was. Ik heb een interview met Oompie gehad en hem daarna nog een paar maal be-
zocht. Hoeveel keren hij precies is gepakt, daarvan ben ik de tel kwijtgeraakt.

Was het 16, 18 of over de 20 keer? Ik geloof dat Oompie het ooit eens heeft gepresteerd om vier keer dezelfde dag te worden opgepakt. Oompie Koerier zond uit in de schuur van de woning, tussen allerlei gereedschappen op de werkbank. Een grote zaag hing aan een spijker boven zijn versterker. “Ik heb de zendkoorts in mijn bloed”, zei Oompie op die oktoberdag in 1977 toen ik hem bezocht.

Begon in 1952 te zenden door een draad tussen twee bomen te spannen en een draad, waaraan een baksteen werd bevestigd voor aarde die in een put werd gegooid. “We zonden toen in de open lucht, in die tijd ben ik vaak door sloten en weilanden gevlucht om aan de politie te ontkomen. Als je in die tijd werd gepakt, ging je voor 4 maanden lang de cel in. Werd je thuis gepakt, dan gingen ook eventuele bezoekers mee want die werden ook strafbaar geacht.” De hele familie Grofsmid is actief in de ether.

“We zenden allemaal”, zei Oompie toen, “Zwarte Madonna is mijn echtgenote, Tornado (Man bijt hond) mijn zoon, en mijn dochters draaien onder de namen Snelle Fanny, Vrouwelijke Toronto en de Kleine Prinses.”
Ook Bartelds broer was aan het zenden verslaafd, met elkaar heeft hij voor het zenden 4 à 5 jaar van zijn leven in de cel doorgebracht. De zingende etherpiraat Oompie Koerier overleed in februari 2000 op
64-jarige leeftijd.

Veel artiesten waren in die tijd blij dat hun plaatje werd gedraaid door de piraten. Promoten heet dat tegenwoordig. Deze taak zijn de laatste jaren ook deels overgenomen door de locale omroepen die de opnamen van de regionale artiesten steeds meer zijn gaan draaien. Denk hierbij aan onze eigen locale omroep. Het Nederlandstalige lied stond bij de diskjockeys in Hilversum niet in een hoog aanzien, artiesten als de Zangeres zonder Naam of Johnny Jordaan werden door bepaalde omroepen geboycot, omdat ze niets moesten hebben van dat smartlappengedoe. Boze tongen beweerden in die tijd, als er maar 25 gulden in de platenhoes wordt bijgevoegd, wordt de plaat ook wel gedraaid.

Vandaar dat veel artiesten en orkestjes bekend werden dankzij de etherpiraten. Denk hierbij aan Johan en Henk, Quintus, Het Sneeuwbal Trio en aan De Heikrekels, namen die me zo maar spontaan te binnen schieten. En als er geen etherpiraten waren geweest had nog nooit een hond gehoord
van Johnny Pecon of een Frankie Yankovic, wiens polka’s bij de platenzaken niet waren aan te slepen.

Er bestonden zelfs wachtlijsten voor deze platen bij Autorama in Veendam. Ze werden rechtstreeks geïmporteerd vanuit Amerika. Vooral vrijdagsavonds liep je verschillende piraten tegen
het lijf die in de platenbakken zaten te struinen. Aan de balie waren mede-
werkers bezig bestellingen op te nemen, ze schreven hun vingers blauw.
Voor de platenzaken was het een gouden tijd.

Er werden ook veel liedjes gemaakt over de piraten bv. De moeder van de zendpiraat, van Johan en Henk, Wij kunnen het niet laten, van De Tijdbrekers, Dankzij de piraten, The Music Sounds, sommige liedjes van Vader Abraham verhalen er over, enfin u kunt de lijst zelf moeiteloos aanvullen. We kunnen rustig stellen dat de geheime zenders een grote bijdrage hebben geleverd aan de populariteit van het Nederlandse lied waarvoor veel artiesten van naam hun heden ten dage nog dankbaar zijn…

Lees verder..

Datum 29 december 2018 Bert Jan Brinkman

Harmke Veenman, een verhaal uit de jaren ‘ 50

Harmke Veenman

Een verhaal uit de jaren ‘50 geschreven
door Anton de Wijk

Siska Veenman
Plotseling was ze gekomen, de gure herfst. Het was midden november 1962, de
regen viel in stromen. Er stond een krachtige wind en de temperatuur, eerst nog vrij
hoog in de eerste week van de maand met 13 graden, begon stilaan te dalen om uit te
komen op een graad of 5 op deze gure, onaangename dag.
Diep weggedoken in hun oliepakken stonden de schippers die met hun aardappel-
pramen voorbij voeren. Enkele met het roer tussen hun benen geklemd, de handen
diep weggestoken in de zakken en lurkend aan een pijpje.
Door de wind werd het water in het kanaal opgestuwd, en door de golfslag sloeg af
en toe over de laagliggende pramen het water.

Daar stond ze, aan de rand van het trottoir. De regen striemde haar gezicht, haar
haren hingen in natte slierten langs haar hoofd. Ze woonde op één van de kades aan
het Stadskanaal, het kanaal die zich als een langgerekt lint door de plaats slingert
van Bareveld tot aan Ter Apel. Met de schop gegraven dit kanaal, van 1765 tot 1856.
Bloed, zweet, tranen en ontberingen moet het voor de arbeiders in die tijd zijn ge-
weest die er aan hebben gewerkt.

Siska, Siska Veenman. Ze leek op een verzopen katje die in de regen voor mij stond.
“Dag Anton,” begroette ze me vriendelijk en schonk mij daarbij haar lieve glimlach.
“Heb je misschien een brief voor mij?” “Ik mag geen post op straat afgeven meisje,
daarmee kan ik in grote moeilijkheden raken, dus……
Ze onderbrak mij geagiteerd: “Pestvent, je zit me weer te jennen hé, daar schep je
behagen in.”  

Ze keek me met flikkerende ogen aan, “wat ben je toch een rotjoch, meisjes plagen,
dat kun je.” Haar ogen vlogen naar de bundel post die ik in de hand hield, het liefst
had ze alles uit mijn handen gegrist om te kijken of de begeerde brief voor haar was
gekomen. Ik lachte om haar opmerking en keek haar geamuseerd aan.
”Weet je Siska, wat heb je toch een leuk snoetje als je boos bent. Wat een geluks-
vogel is die soldaat van jou om zo’n mooi meisje aan de haak te slaan.”

In de stromende regen en in de harde wind, die mijn regencape af en toe deed
opfladderen en waarvan het water naar beneden liep op mijn laarzen, stonden we
tegenover elkaar. Laat maar vent, ik zal tegen moeder zeggen dat je vanmorgen
de koffie wel kunt vergeten. Bah, wat een rotstreek.” “Ik heb zegels voor je moeder
en ze zal me met dit weer heus niet buiten laten staan. Zou ze dat doen?”
“Natuurlijk niet vent, dat weet je zelf ook wel”, zei ze boos.

De brief
Ze wilde opstappen maar ik pakte haar arm en hield haar tegen.
“Kom Siska, niet zo hoog van de toren blazen hoor,” zei ik lachend.
“Natuurlijk zat ik je een beetje te jennen, “een beetje,?” echode ze, “man laat je
nakijken, dat noemt hij een beetje.” Met een snelle beweging veegde ze een natte
sliert haar uit haar gezicht die de wind er tegen aan had geplakt.
“Je moet je niet zo laten opjutten door een plagende postbode, kom wees eens
wat vriendelijker, of ben je zo naargeestig vanwege het weer”?
Ik gaf een vertrouwelijk tikje op haar arm.
”Zit je op een brief van Herman te wachten?, ik geloof dat hij er tussenzit, even
een andere bundel post pakken.”

Haar gezicht klaarde op, haar ogen kregen een dromige uitdrukking toen ik haar
de brief van haar jongen overhandigde. Herman lag in militaire dienst in Vught
en iedere week ontving ze van hem een brief waar ze naar uitkeek en waar ze
de verdere week mee doorkwam. Ze waren gek op mekaar die twee, om de 14
dagen zagen ze elkaar, zodat de enige communicatie het schrijven van brieven
was in die tussenliggende periode.
Nog dezelfde week kreeg Herman van haar een brief terug en in het weekend
vertrouwde hij zijn belevenissen aan het papier toe die ze dan in de loop van
de nieuwe week ontving.

“Krijg ik straks wel koffie Siska?, natuurlijk wel jong, moeder rekent op je hoor,
ik zeg wel dat je onderweg bent.” Haar boosheid was verdwenen, haar spontaniteit
was terug toen ze op haar fiets sprong en wegsjeeste.
Over haar schouder keek ze nog even om en stak lachend haar hand op.
Siska Veenman, een meisje van 19 met donkerblond haar en een wipneusje dat
haar allerliefst stond. Het was een bijzonder mooi meisje, spontaan en ingetogen
met mooie zeegroene ogen en een ontwapende lach. Menig jongeman keek haar
bewonderd na als ze voorbij kwam, iedereen vriendelijk groetend.
Zestien was ze toen ze Herman Jonker leerde kennen en sindsdien waren ze
onafscheidelijk.

Ik vervolgde mijn bestelloop, op straat waren weinig mensen te bespeuren.
Uit de schoorstenen werd de rook door de wind over de daken geblazen.
Buiten was het guur en koud, de regen wist van geen ophouden en overal hadden
zich grote plassen gevormd in de klinkerbestrating van de weg.
Een af en toe langsrijdende auto deed het water hoog opspatten.

Mijn pet had ik met de stormband vastgezet onder de kin, zodat die niet kon
afwaaien want als die in het kanaal belandde had je hem verspeeld, wat mij al eens
eerder was overkomen. Als je een nieuwe pet moest aanvragen ging dat met de
nodige gezeur te paard, net of de ambtenaar die zelf diende te betalen.
Omdat het verplicht was een pet te dragen was je genoodzaakt dit te melden wan-
neer je die miste. Nat en zwaar drukte de pet op mijn hoofd, en af en toe voelde
ik hoe een koud waterstraaltje mijn nek binnenliep.

Verdriet
Toen ik 20 minuten later bij vrouw Veenman naar binnen liep voor de koffie zat
Siska aan tafel stil voor zich uit te staren. Ik zag dat ze had gehuild.
De brief die ik haar had gegeven lag opgevouwen naast haar op tafel.
Vrouw Veenman schonk mij een blik van verstandhouding en ik nam stilzwijgend
tegenover het meisje aan tafel plaats.
Het huisje was klein, maar heel knus en gezellig ingericht.
De regen tikte onophoudelijk tegen de kleine ramen van de woning waar het
schaarse daglicht naar binnen glipte. Om deze tijd van het jaar kan het dagenlang
grauw en somber zijn zonder een straaltje zon en wordt het nauwelijks licht.

Mijn ogen moesten even wennen aan het beetje licht dat in de kamer werd ver-
spreidt. De kachel gaf een behaaglijke warmte, de groene emaille koffiepot er
bovenop verspreide een heerlijke geur.
Vrouw Veenman schikte de kopjes, tikte met het koffiezeefje tegen de tuit van de
pot om het koffiedik te laten zakken. Ze wist dat ik een gruwelijke hekel had aan
vellen in de koffie, daarom zeefde ze de hete melk uit het steelpannetje boven het
kopje en schonk de kopjes vol.

“Ben je vrij vandaag Siska?” Het meisje hief haar hoofd naar me op en schudde van
nee. ”Nee jong, ik moest even naar de slager en de kruidenier en ben even binnen-
gewipt om de brief te lezen.” Gedachten tolden door mijn hoofd, had Herman haar
de bons gegeven, was dat misschien de reden waarom ze had gehuild?
Was hem een ongeluk overkomen? Ik trok het kopje naar mij toe en roerde in de
koffie en dronk het hete vocht genietend met kleine teugjes.
“Die rotvent,” zei ze opeens fel met stemverheffing. Ik schrok op uit mijn overpein-
zingen, “heeft dit weekend twee dagen zwaar en komt niet naar huis.

Ben ik daar weer mooi klaar mee, Joost mag weten wat die knakker heeft uitge-
vreten.” “Heeft hij dat niet geschreven,” polste ik voorzichtig.
“Natuurlijk niet, hij zal de vuile was ook buiten hangen.” Haar verdriet maakte nu
plaats voor boosheid. Ze dronk haar kopje leeg en schoof met een ruk haar stoel
naar achteren en stond op. “Nou ajuus hoor, ik ga er weer vandoor, tot vanavond
moeder. “Goed kind, werk ze hoor.”
Harmke schoof de vitrage opzij en keek haar dochter na die op de fiets stapte en
opnieuw de regen trotseerde. “Gunst nog aan toe,” zegt ze, “wat een weer ook,
het blijft maar doorregenen.

Een week geleden was het nog lekker weer, achter het huis heb ik nog een ogenblik
op een bankje in de zon gezeten.” “Het weer is omgeslagen vrouw Veenman, mijn
opa zei altijd de sloten moeten eerst vol water staan eer het begint te vriezen.
Het kan maar zo omslaan met het weer, eerst een tijdje nattigheid voor dat de vorst
toeslaat.” “Je hebt gelijk jong, net zoals in ’56.
Niemand rekende meer op winter, maar ineens toen februari zich aandiende werd
het gruwelijk koud. We kwamen dik onder de sneeuw te zitten en de temperaturen
kelderden met de dag. Er kwam zelfs nog een Elfstedentocht en als die wordt
gehouden dan weet je het wel, dan is het dik winter hoor.”

Harmke Veenman
In het knusse kamertje projecteerde de éénpits petroleumstel op de tafel in dit
vroege morgenuur een schimmig schijnsel op  het beschot, dat af en toe leek te
dansen als de kous wat onregelmatig brandde. “Ze had verdriet hé, vrouw
Veenman, nu Herman dit weekend niet komt.”
“Och jong, ze moet ook teleurstellingen in het leven leren aanvaarden.
En die zijn er meer dan je denkt hoor.”
Ze zat tegenover de kachel in een gemakkelijke rieten stoel met een briewerkje.  
De micaglaasjes in de kachel beschenen haar fijn besneden gelaat.
Het gelige licht accentueerde de schoonheid van deze vrouw die een jaar of acht
geleden weduwe was geworden.

Ze bleef achter met twee dochters, Siska en Meta.
Meta, de oudste was 21, en net als Siska nog bij moeder thuis. Terwijl ik mijn
koffie dronk keek ik naar de vrouw die schuin tegenover mij zat.
Een bijzonder knappe vrouw, het blonde haar had ze opgestoken en in haar smalle
verzorgde handen tikten onophoudelijk de breinaalden.
Ze had mooie lange wimpers, een volle rode mond, en een zachte melodieuze  stem.
Ze was slank van postuur. Ze droeg een witte trui met een mooie vallende kraag
waarin haar vrouwelijke vormen fraai tot uiting kwamen.
Ondanks het vele werk dat ze verzette om het hoofd boven water te houden zag ze
er zeer verzorgd uit. Ik schatte haar midden veertig ongeveer.

Het was warm in het kamertje, de hete koffie deed z’n werk en ik voelde dat ik
begon te zweten in mijn lakense uniform.
Ik knoopte mijn jas los en viste uit de jaszak een pakje sigaretten. “Roken vrouw
Veenman?.” Nee jong, ik rook niet, wacht, ik zal even een asbak voor je pakken.”
Ze stond op en toen ze de asbak voor mij op tafel zette en weer had plaatsgenomen,
volgde ze mijn blik naar de foto die op het dressoir stond. In het vage licht onder-
scheidde ik een vriendelijke man met lachende ogen die mij glimlachend tegemoet
blikte.

Te vroeg gestorven
In Harmke’s ogen verscheen een zachte blik, haar breiwerkje lag nu onaangeroerd
in haar schoot. Met zachte stem begon ze te spreken, haar blik op de foto gericht
van haar man die haar zo vroegtijdig was ontvallen. “Frederik is nu 8 jaar weg, in
de winter van 1954 is hij overleden.
In een tijdsbestek van nog geen 14 dagen werd hij aan de kille aarde toevertrouwd.
Ik bleef achter met 2 kleine kinderen, beide zowat in de pubertijd.
Zesendertig  was hij nog maar, alles tezamen met onze verkeringstijd heeft ons
geluk 15 jaar geduurd.”

“Waaraan is hij gestorven?”
”Hij werd opeens ziek, kreeg koorts en klaagde over zijn buik die alsmaar harder
en dikker werd. Zo hard als een voetbal. Dokter Zuiderweg wist er geen raad mee
en stuurde hem naar het ziekenhuis in Winschoten.
Dokter Hommes deed verschillende onderzoeken maar kon de oorzaak niet achter-
halen. Opereren leek hem noodzakelijk maar gezien de gecompliceerdheid ervan
achtte hij overbrenging naar Groningen dringend gewenst.
Daar werd hij geopereerd, maar achteraf had dit geen enkele zin meer.
In zijn buik zaten kwaadaardige tumoren die niet meer verwijderd konden worden.

Toen ging het snel. Men zegt wel eens dat als er eenmaal lucht bij is geweest dat
dan het proces wordt versneld. Feit is in ieder geval dat Frederik drie dagen later
is overleden.
Dat was een moeilijke periode, voor mij en de kinderen.
Als je man en vader verliest is dit een enorme klap. Maar het gebeurt en je moet
verder. De eerste tijd ben je wanhopig, opstandig ook en vindt je geen woorden tot
Onze Lieve Heer waarom Hij dit liet gebeuren.
Maar toch moet je door, voor jezelf maar vooral ook voor de beide meisjes die hun
vader nog alle dagen missen. Het leven is hard jong, soms krijgt een mens heel wat
voor zijn kiezen.”

Ze stond op en schonk de kopjes nog een vol. Haar hand trilde licht van de zoeven
doorstaande emoties. Het gesprek had haar niet onberoerd gelaten, want toen ze zich
abrupt omdraaide zag ik dat ze met haar hand langs haar ogen streek.
Uit de kast haalde ze haar zelfgebakken kruidkoek waarvan ze twee plakken afsneed
en op een schoteltje naast onze kopjes legde.
Ze nam weer plaats in haar rieten stoel en nam haar breiwerkje weer ter hand.
De koffiekoppen dampten op tafel en naar buiten kijkend scheen het dat de regen iets
minder was geworden.

Werkhuizen
We spraken een ogenblik niet en in mijn gedachten ging ik terug van wat ik wist
van deze vrouw die schuin tegenover mij zat. Na het overlijden van haar man moest
ze leven van een schamel uitkeringtje met haar beide dochters.
Maar Harmke zat niet bij de pakken neer. Werkte ’s maandags en dinsdags als
wasvrouw bij een boer en had daarnaast verschillende werkhuizen.
In de avonduren deed ze veel verstelwerkzaamheden, want ze stond bekend als een
goede naaister. Maar al te graag kwamen vrouwen van arbeidersgezinnen bij haar
aan de deur om voor hun kinderen jasjes en jurkjes te laten maken.

Ze leverde uitstekend werk en ze haalde niemand het vel over de oren.
Het was hard werken, maar ze redde het. Toen de beide meisjes ook hun geld
verdienden en voor de huishouding ook iets inbrachten werd het allemaal weer wat
gemakkelijker. Hoe lang is het inmiddels geleden toen het gebeurde op die bewuste
maandagmorgen toen ze in het stookhok achter de wastobbe stond.

Vier, vijf jaar? Of nog langer?
Als de naam Rieks Rozen viel werd er plotseling weer over gesproken, en werd het
verhaal weer actueel. Rieks Rozen, een welgestelde boer met bunders vruchtbaar
land en een veestapel van 23 koeien. Niemand in de omgeving had zoveel melkvee
want een boer met vijf, zes, zeven koeien werd al tot een dikke boer gerekend.
De boer had een slechte eigenschap waar de dorpsgemeenschap het overgrote deel
geen weet van had. Het was een rokkenjager, die het wat vrouwen aanging niet zo
nauw nam.

Opeens zie ik mij weer zitten samen met Job van de Linde, de varkensboer in diens
cabine. Het was een warme zomerdag, de lucht trilde van de warmte en boven het
golvend graan dansten de muggen. Job kwam aanhobbelen over de boerendreef met
zijn Hanomag Henschel op weg naar Rieks Rozen waar ik zojuist de post had
afgeleverd. Job was twee keer zo oud als ik, maar dat belemmerde onze verstand-
houding niet. Integendeel, we konden het uitstekend met elkaar vinden.

Job van de Linde
Het was op een woensdag en op die dag werd bij iedere boer hun lijfblad
“De Boerderij” besteld. Job stopte, en uit het geopende portierraampje klonk het:
“Kom er bijzitten postbode, even tijd voor een praatje hoor.
Je hebt toch wel tijd? “ Voor jou maak ik tijd Job.” Hij grijnsde en ik zette mijn fiets
tegen het voorwiel van zijn vrachtwagen en klauterde bij hem in de cabine.
“Hoe gaat het jong, alles goed?” Best Job, en jij, draait de handel naar tevredenheid?”

“Ik klaag niet hoor, van de week uitstekende zaken gedaan op de veemarkt.
Hier jong, eerst maar eens een sigaartje, dat praat wat makkelijker.
Hij drukte de vuuraansteker onder het dashboard naar binnen en wachtte tot die er
weer uitsprong en gaf mij vuur. ”Kom je bij Rieks vandaan?”
Hij wees in de verte met een armzwaai naar de boerderij. In de cabine ontwaarde ik
een lichte dranklucht. Job had ergens bij een boer op de goede afloop natuurlijk een
paar borrels gedronken, wat een algemeen gebruik is in de veehandel.

(Vroeger ging men met alcohol op in het verkeer vrij soepel om.
De middelen ontbraken om daarop goed te controleren, in hoofdzaak ging de politie
af hoe sterk de dranklucht was. Het kwam voor (heb ik mij laten vertellen) dat de
politieambtenaar in twijfelgevallen met een krijtje een lijn trok waarover men moest
lopen. Week men te veel van de lijn af, dus zwalkte men over de lijn, dan mocht men
niet verder rijden. Pas in 1974 trad de alcoholwet in werking en werd er een blaastest
afgenomen die in de loop der jaren steeds is verfijnd. Naast een blaastest kan er ook
een bloedtest worden afgenomen).

Job van de Linde, een fijne kerel. Ik kende Job haast al zolang ik bij de post was.
Ik liep hem vaak tegen het lijf bij de verschillende boeren waarmee hij zaken deed.
Een eerlijke en betrouwbare vent die in de veehandel een goede naam had opge-
bouwd. Maar Job was kort voor de kop. Geen gezeur of lang afdingen als het om de
handel ging, geen eeuwig handjegeklap om een paar gulden meer of minder.
Daar hield hij niet van. Hij bood een prijs die in zijn ogen rechtvaardig was en dan
kon de boer toehappen of niet. Het was hem om het even. Job stapte dan doodge-
moedereerd in zijn wagen en reed weg, een verbouwereerde boer achterlatend.

Hij kneep zijn ogen samen tot spleten. Was het tegen het felle zonlicht?
Hij drukt de autostoel in de achterste stand, leunt achterover en legt zijn voeten
kruiselings op het dashboard, zijn handen gevouwen op zijn buik.
Zijn sigaartje bungelt losjes in zijn linkermondhoek. Nog altijd kijkt hij onafge-
broken naar de boerderij. “Ik moet een koe bij die smeerlap halen,” klinkt het
opeens kort en afgemeten. Ik trek mijn linker wenkbrauw op en kijk hem van opzij
aan. “Wat vertel je me daar toch allemaal Job, smeerlap? Het is toch niet waar wat
je daar zegt?” Hij geeft geen antwoord, maar blijft strak voor zich uitstaren.
Dan draait hij zijn hoofd in mijn richting en vraagt:
“Ken je Harmke Veenman, op één van de kades? Kom je daar ook met de post?

“Jazeker Job, ik drink wel eens koffie bij haar of neem postzegels voor haar mee.”
Hij knikt enkel. “Weet je dat Harmke hier gewerkt heeft en dat die smeerlap
geprobeerd heeft deze eerzame weduwe aan te randen?” Van Jobs lippen rolt een
vloek de cabine binnen, iets wat ik van hem niet gewend ben.
Hij trekt verwoed aan zijn sigaartje, slierten rook trekken door de geopende
portierramen naar buiten. Maken die paar borrels hem misschien opeens opstandig?

“Je kent Harmke dus, maar weet je ook wat zich daar op de hoeve allemaal heeft
afgespeeld? Nee?
Je hebt natuurlijk in de loop der tijd wel het één en ander opgevangen over deze
geziene boer met zijn kerkelijke en bestuurlijke functies in allerlei besturen en
organisaties. Nou luister kerel, ik zal je het vertellen, precies hoe het gegaan is.”

Hij tikt de as van zijn sigaartje uit het geopende portierraampje en strooit dan het
hele verhaal over mij uit, waarbij ik van de ene verbazing in de ander rol.
”Als er zaken worden gedaan op de veemarkt wordt er nadien in het café afge-
rekend, dat was vroeger al zo en zo gaat het nog steeds.
Vanzelfsprekend komt daar de nodige drank aan te pas wat de tongen wat losser
maakt. Rieks is gul in een fooitje als hij op de markt goede zaken heeft gedaan.

De diensters in het café weten dat en sommige laten het zich welgevallen dat Job
hen op schoot trekt en in hun billen knijpt. Een fooi van vijf gulden vergoedt
immers veel, en die kunnen verschillende dames die thuis vele monden hebben te
voeden best gebruiken. Sommige gaan nog iets verder, maar dat is hun zaak.
En de stugge boerin thuis, die nog nooit zo’n etablissement van binnen heeft gezien
ziet immers niets van dat alles.

Ik heb al heel wat gezien jong, maar bemoei mij er verder niet mee.
Als er wat vervoerd moet worden en Rieks roept mijn hulp in doe ik dat.
Mijn schoorsteen moet immers ook blijven roken. Hier in het dorp is Rieks een man
van aanzien, bekleedt verschillende openbare functies en zit in de kerkenraad.
Van zijn escapades zullen er maar weinig op de hoogte zijn.
En op het dorp houdt hij zich natuurlijk gedeisd.
De boeren die het weten zullen niet praten, die houden de vuile was wel binnen en
dekken elkaar tot en met. Nee, van hen heeft Rieks niks te vrezen.
Stel je voor dat het uitkwam, nee de plaatselijke bevolking weet van niks, totdat…

Poging tot aanranding
Het was op een maandagmorgen. De herfst had aarzelend zijn intrede gedaan en
over de velden hing die dag een dichte mist. Harmke, die met opgestroopte mouwen
achter de wastobbe stond en een overall op het wasbret te lijf ging, had niet
gemerkt dat Rieks het stookhok was binnengekomen.
Plotseling stond hij achter haar en omvatten zijn handen haar borsten.
Zijn handen gleden lager tot onder haar rok, en hevig opgehitst door het mooie
ranke lichaam van de weduwe drukte hij zijn vette lijf tegen het hare.

Een fractie van een seconde was Harmke verstijfd van schrik, maar haalde toen fel
uit met de wasbret die ze op Rieks zijn hoofd sloeg. In paniek trapte ze in het wilde
weg met haar klompen om zich heen en raakte daarbij Rieks vol in het kruis, die
tegen de muur kermend ineen zakte.

“Jij vieze hitsige bok,” beet ze hem toe, “als je aan je trekken wilt komen zoek dan
maar iemand anders maar waag het niet met je gore poten mij nog ooit nog eens aan
te raken.” Driftig rende ze het stookhok uit, de deel over naar de geut waar ze de
boerin vond. Ze bond haar schort af en gooide die in het gezicht van Griet Rozen.
”Als de was vandaag aan kant moet zul je het zelf moeten doen,” beet ze de boerin
toe, “want die kerel van jou heeft mij in het stookhok zoeven onzedelijk betast en
probeerde mij aan te randen.”
Griet keek in haar lijkwitte gezicht, haar ogen spuwden vuur en ze trilde over al haar
leden.

“Ik heb hem een trap in zijn edele delen gegeven, hij kermt van de pijn en de eerst-
volgende dagen zul je geen last van hem hebben in de echtelijke sponde,” zei ze
tegen Griet met flikkerende ogen. “Ik doe hier van mijn leven nooit weer een stap
op deze hoeve, en de paar uur die ik hier vanmorgen heb gewerkt, schenk ik je.”
Griet Rozen stond haar met open mond aan te staren, maar voor ze iets kon zeggen
draaide Harmke zich om, greep haar jas van de kapstok en rende de deel over naar
haar fiets. Toen de boerin weer enigszins tot bezinning was gekomen probeerde ze
Harmke te kalmeren, riep iets van een schandaal en hun goede naam.
Maar Harmke verdoofd van schrik hoorde al niet meer wat ze zei en trapte zo hard
ze kon het erf af. Weg van de hoeve, waar Griet Rozen haar stond na te staren
vanaf de deel. Omfloerst door tranen werd ze even later opgeslorpt in de dichte mist.

Buizerd
“Kijk eens aan, de deeldeuren gaan open, zie je dat jong? Hij heeft ons opgemerkt.
Maar je zult nog wel even moeten wachten boer, want mijn verhaal is nog niet af.
Hij is gewend dat zijn arbeiders zijn bevelen uitvoeren, maar zo werkt het bij mij
niet. Hé, moet je kijken zegt hij nu met gedempte stem, een buizerd aan de rand
van het korenveld staat in de lucht te bidden. Let op hoor, die heeft een prooi in
de smiezen, vermoedelijk een konijn of een muis, opletten, hij laat zich zo als een
steen naar beneden donderen. Heb je dat wel eens gezien?”
”Jawel hoor Job, ik ben immers altijd in de vrije natuur en heb mijn ogen altijd goed
open. Ik heb wel eens verscholen in een korenveld het gebeuren aanschouwd.”

Gespannen volgen wij de verrichtingen van de vogel die op een 50 tal meters bij
ons vandaan stil hangt  in de lucht waarbij hij zo weinig mogelijk met de vleugels
klapt. Plotseling valt als een baksteen in duizelingwekkende vaart de buizerd naar
beneden. Het zijn fracties van seconden, het is ongelooflijk dat het dier niet te plet-
ter valt tegen de aarde waarbij tegelijkertijd de prooi wordt gedood met zijn scherpe
klauwen. We volgen het schouwspel met ingehouden adem.

“Jeetje, kijk toch eens aan zeg,” zag je dat Anton roept Job vol bewondering,
“wat een reactievermogen heeft zo’n vogel toch, niet te bevatten.
Deze mooie vogels hebben veel jagers als vijanden omdat die menen dat die al hun
konijnen voor hun neus wegkapen. En vergeet het verrekte landbouwvergif DDT
ook niet jong dat de boeren gebruiken. Die rommel moeten ze verbieden.”

Hij neemt zijn benen van het dashboard, schuift de stoel weer naar voren en leunt
met zijn hoofd in zijn handen gestut op het stuur. Ik haal een pakje sigaretten te
voorschijn en vraagt of hij wil roken. Job schudt zijn hoofd, “nee geen sigaret, wacht,
ik heb nog een lekkere La Paz ergens liggen.”
Hij rommelt tussen de papieren achter hem in het bagagerek en vindt wat hij zoekt.
“Zo, eerst een La Paz,” zeg ik dan tegen m’n vrouw, “dan een kus, en daarna een
borrel in die volgorde. Moet je horen hoe dat vrouwtje van mij dan tekeer gaat,”
zegt hij lachend. “Omdat ze op de tweede plaats komt?”

“Zo vat ze het op, maar ik zou haar voor goud willen ruilen hoor, ik ben stapel op
dat wijfie van me.” Zo hoort het ook Job.” Hij knikt, blaast een wolk sigarenrook
naar buiten en vervolgt zijn verhaal. “Overstuur kwam Harmke thuis en huilde
hartverscheurend, waar Meta, haar oudste dochter haar met roodbehuilde ogen vond
toen die thuiskwam uit school. Griet wist helemaal niets hoe haar man zich gedroeg
na afloop van de veemarkt in het café. Rieks was immers een geziene boer, bezocht
trouw de kerk en had aanzien in het dorp. Wist Griet veel, daarvoor was ze veel te
naïef. Maar weet je, in een kleine gemeenschap blijft niets geheim, altijd is er wel
een lek en gebeuren er dingen hoe klein ook, waar het volk lucht van krijgt.
Zo kwam beetje bij beetje aan het licht wat zich had afgespeeld op de hoeve tussen
Rieks Rozen en Harmke Veenman.

Dominee Prins

Enkele dagen later diende de dominee uit de naburige gemeente zich onaange-
kondigd bij Harmke aan voor een gesprek. Het was een mooie zaterdagmiddag,
de zon scheen uit een wolkenloze hemel van waaruit hoog in de lucht een vliegtuig
brommend overvloog. Dominee Prins, stelde hij zich voor, Harmke de hand reikend.
“Kan ik u een ogenblik spreken vrouw Veenman?”
“Zeker mag u dat, ik denk dat u bent gekomen om met mij te praten over hetgeen
zich enkele dagen geleden heeft afgespeeld op de boerderij. Klopt dat?”
De dominee knikte en liep met haar naar binnen waar Meta de boel in gereedheid
bracht voor de middagthee.

“Neemt u maar plaats dominee,” zei Harmke, die de predikant een stoel wees.
Deze nam plaats en legde zijn hoed op het zeiltje voor zich op tafel. “Wilt u uw
hoed van de tafel nemen dominee, want dat vind ik niet zo kies, temeer dat aan deze
tafel straks het avondmaal moet worden genuttigd.” De dominee kleurde als een
kwajongen bij deze opmerking, hij was dit zo gewoon en niemand die het ooit
waagde er een op merking over te maken.
Dominee Prins legde zijn hoed naast zich op de grond,
schraapte zijn keel en vroeg: “Kan ik u even onder vier ogen spreken vrouw
Veenman?”

“Nee,” klonk het kort en afgemeten uit Harmke’s mond, “mijn dochter blijft bij het
gesprek aanwezig, ze is oud en wijs genoeg, ze is van de hele affaire op de hoogte,
dus steekt u maar van wal. Ik heb niets te verbergen.” Dit was de tweede keer dat de
dominee min of meer werd terechtgewezen, en deze schoof onrustig op zijn stoel
heen en weer. “Goed, dan moet het dan maar zoals u het wilt,” antwoordde dominee
Prins berustend.

“Vrouw Veenman, ik heb met Rozen gesproken en ik moet u zeggen dat hij de hele
gang van zaken in hoge mate betreurt. Hij ging te ver en daar heeft hij spijt van.
Maar ziet u, Rozen is een man van aanzien binnen de kerk en de dorpsgemeenschap.
Hij is ouderling en heeft daarnaast zitting in de kerkenraad. Een schandaal is het
minste waar hij op zit te wachten.
Namens Rozen doe ik u het volgende voorstel, u kunt terugkomen op de hoeve en
als u verder over de hele affaire zwijgt en die laat rusten, biedt Rozen u 800 gulden
als tegemoetkoming, mede omdat daarbij hij uw eerbaarheid in het geding is geraakt.
Tevens zal de boerin in het vervolg uw verdienste in uw voordeel gaan aanpassen.
Hoe denkt u hierover, is dit geen goed voorstel? Maar dan mag over de hele affaire
nooit meer, ik zeg nooit meer een woord gesproken worden.”

Boze boer

Job leunt nog steeds op het autostuur, zijn overhemd hangt vanwege de warmte open
van waaruit het zwarte borsthaar zichtbaar is.
“We krijgen bezoek jong,” zegt hij opeens kalm, “de boer is in aantocht. Het duurt
hem zeker te lang.” Over de dreef zien we de boer naderen, driftig trappend op de
pendalen. “Ik dacht, ik moet maar eens een kijkje nemen, heb je pech van de Linde?”
vraagt hij wanneer hij ons is genaderd.

“Nee hoor, ik zit lekker te kletsen met de postbode.” “Zo, en waar gaat dat geklets
dan wel over. Heb je niets beters te doen dan te kletsen en je tijd te verdoen.
Je zou een koe bij me halen, ik ben daarvoor speciaal eerder van het land gekomen
en in plaats daarvan sta jij hier een beetje te”…… Job onderbreekt hem ruw.
“Wat kletsen en niets doen aangaat, dat maak ik zelf wel uit, ik ben mijn eigen baas
en hoef tegen niemand verantwoording af te leggen. Dus ook niet tegen jou, knoop
dat goed in je oren man. Bevelen deel je maar uit aan je werkvolk, die kun je
commanderen, bang als ze zijn voor ontslag omdat ze een hok vol kinderen hebben,
maar die toon moet je niet tegen mij uitslaan Rozen.

Ben ik blij dat ik niet bij je werk man, want anders had ik je al lang met kop en kont
de sloot ingedonderd. Job briest van boosheid.
En om over het geklets van zoeven terug te komen waar jij over sprak, tja weet je
boer, en dat moet je zelf toch ook wel weten, er zijn altijd wel lieden waar men
over kan praten omdat ze zelf daartoe aanleiding hebben gegeven.
Er trekt een diepe blos over het toch al rode gelaat van de boer.
Zijn ogen vernauwen zich en ik zie zijn kaken onrustig bewegen. Ik houd mijn adem
in, de spanning tussen de twee mannen neemt met de seconde toe.

Dit gaat niet goed flitst het door me heen, dit wordt bonje.
Ik geef  met mijn voet ongemerkt een tik tegen Jobs been ten teken dat hij zich moet inhouden, maar hij merkt het niet.
“Slaat dat soms op mij?” De boer kijkt nors omhoog naar de man in de cabine.
“Heb je mij jou naam horen noemen Rozen?”
Job van de Linde raast door tegen de man die destijds zijn seksuele driften niet in
toom wist te houden. Minachting klinkt door in zijn woorden wanneer hij de boer
uit het geopende portierraam toesnauwt waarbij zijn wijsvinger priemend in diens
richting wijst. ”Ik heb tegen je gezegd dat ik tussen 10 en 11 uur langskom, het is
nu half elf dus mooi binnen de tijd en ik kom je koe halen als ik uitgepraat ben.

Als je dit niet aanstaat maak ik rechtsomkeert en dender door je korenveld om de
wagen te keren en dan zorg je maar dat je een ander vervoerder krijgt.
Aan jou de keus boer. Ik laat me niet door jou opnaaien. Ik ben niet een van je
arbeiders die je kunt bevelen.” Voor de tweede keer deze morgen komt er uit de
mond van de varkensboer een harde vloek De boer verstijfd onder deze hartgrondige
verwensing, ho, ho, niet vloeken van de Linde, in de bijbel staat geschreven misbruik
Zijn naam niet.”

“Jij grote smerige huichelaar, haal jij de bijbel erbij? Scherm jij met Gods Woord?”
Job is spierwit van woede, een verkeerd woord van Rieks Rozen zal in dit
stadium grote gevolgen hebben. Het is te hopen dat de boer zich in toom houdt.
“Als jij de Tien Geboden kent”, raast Job door, “en dat zul je zeker voor iemand die
een vaste plaats in de kerk heeft, moet je toch ook weten dat er staat geschreven:
Gij zult niet begeren, en gij niet zult niet echtbreken. Want je begeren was eens
groot en toen dacht je ook niet aan de bijbel, en wil je mij nu daar op wijzen?”
IJzig kalm worden deze woorden in het gezicht van de boer geslingerd.

Deze hapt naar adem, ik zie zijn mond bewegen waaruit enkele onverstaanbare
klanken komen. Job opent het portier, de boer wijkt een paar stappen terug, en hij
stapt uit. Kom postbode, we praten een andere keer verder jong, ik ga er vandoor.
Een ogenblik staan beide mannen tegenover elkaar, zwijgend, en blikken elkaar in
de ogen. Dan loopt Job naar de voorkant van de vrachtwagen om die aan te
slingeren Rozen die aanvoelt dat het menens is tapt ineens uit een ander vaatje.
“Kom van de Linde, het is niet zo bedoeld hoor, ik zie je straks wel op de boerderij.
Ik had dit niet moeten zeggen maar ik ben een beetje over mijn toeren vanwege het
vele werk dat gedaan moet worden. Een van mijn arbeiders is ziek geworden, ik heb
met materiaalpech te kampen zodat alles vandaag tegen loopt.

Sorry Job.” Rieks Rozen heeft hem een vertrouwelijk tikje op z’n schouder.
Wijdbeens staat Job voor hem, zijn handen in z’n zij, zijn lichaam straalt één en al
kracht uit. Job is een kop groter dan de boer maar aanmerkelijk tengerder dan diens
vlezige lijf. Goed boer, voor deze keer aanvaard ik je excuus, maar waag het niet
mij ooit nog eens zo te bejegenen. En maak nou maar dat je wegkomt.
Job keurt hem geen blik meer waardig ,vlijt zich neer in het hoge gras en kauwt op
een grasspriet.

”Nou Job, dat was heftig hoor, ik dacht dat jullie elkaar in de haren zouden vliegen.”
Met zijn hand verjaagt hij een vlieg die voor zijn gezicht zoemt.
“Welnee, jong, ik ken Rieks Rozen al jaren, veel geschreeuw maar weinig wol.”
Zittend op mijn knieën zit ik tegenover hem en draai een sigaret, uit zijn borstzak
haalt hij z’n sigarendoosje en steekt de brand in een nieuw sigaartje. “Kun je nagaan
wat die kerel Harmke heeft aangedaan in het stookhok, hij mag van geluk spreken
dat ze geen aangifte heeft gedaan. Wat een hufter.

Woedend

De zon werpt haar warme stralen over de aarde, hoog in de lucht scheren zwaluwen
op jacht naar insecten. Liggend in het hoge gras in de schaduw van de vrachtwagen
pakt Job van de Linde de draad van het verhaal weer op. De dominee haalde zijn
sigarenkoker uit zijn binnenzak, knipte het puntje van de sigaar en stak het aan.
“Nou vrouw Veenman,” zei dominee Prins nogmaals, “hoe denkt u hierover.
Rozen wil graag dat het onder ons blijft om het zo maar eens te zeggen en me
dunkt het is een mooi bedrag dat u wordt aangeboden.”
“Zal ik de thee inschenken mam,” vroeg Meta met bedeesde stem.
Harmke maakte haar met een armgebaar duidelijk dat ze daarmee nog wel even kon
wachten. Met stijgende verbazing had ze de woorden van de dominee aangehoord.

Haar ogen schoten vuur, alle respect en eerbied voor de dominee verliezend,
kwamen de woorden sissend over haar lippen. ”Wat ben jij eigenlijk voor iemand
dominee, een predikant die Gods woord verkondigt maar jij verloochent Hem.
Je laat je voor het karretje van Rieks Rozen spannen. Je komt hier binnenzeilen met
het smerige voorstel om de zaak te laten rusten, biedt mij als een hoer geld voor wat
die vunzige kerel mij heeft aangedaan. Omdat meneer een post binnen de kerk
vervult, aanzien geniet in het dorp meen je dat een hoop geld het leed kan verzachten
en daarvoor alles te koop is.”

Harmke stond op van haar stoel, haar ogen boorden zich diep in die van de dominee,
haar ademhaling ging gejaagd toen ze de predikant met trillende stem toesnauwde:
“Ik zeg je dominee, daar komt niets van in. De boer denkt zeker dat hij een
armlastige weduwe met geld denkt te kunnen paaien, maar ik kan je een boekje
opendoen over die geile bok hoe die naar vrouwen lonkt.
Op de boerderij durfde ik de bovenste knoopjes van mijn bloes niet te openen,
want als ik me bukte zat hij met een verlekkerde blik naar m’n borsten te gluren,
die viezerik.”

Dominee Prins trok wit weg, wat hoorde hij hier toch allemaal, zo’n taal had nog
nooit iemand tegen hem gesproken en wat vrouw Veenman ter berde bracht was
hem nog nooit ter ore gekomen. Had hij zich zo in deze man vergist?
Hij schrok op toen opnieuw de stem van Harmke scherp als een mes door de kamer
sneed. “Ik zeg je één ding dominee, het is maar goed dat Frederik dat niet meer
heeft meegemaakt,” en ze wees op diens foto op het dressoir.
Ik verzeker je, dan waren er rare dingen gebeurd.

“Wat een vuillak is die boer toch, ik zet het niet in de krant maar als men mij vraagt
waarom ik niet meer bij Rieks en Griet Rozen werk, vertel ik dat hij zich aan mij
wilde vergrijpen. Die consequenties moet hij dan maar aanvaarden.
Ik weet zeker, en dat weet je net zo goed als ik dominee, dat als het bekend wordt,
de boer ter verantwoording zal worden geroepen door de overige kerkenraadsleden
en de lidmaten. Zij zullen beginnen te morren want men wil weten wat er waar is
van de in omloop zijnde geruchten.

Er zal een vergadering worden uitgeschreven en het laat zich raden wat de gevolgen
zullen zijn. Ik kan me met de beste wil van de wereld niet voorstellen dat Rieks
Rozen dan gehandhaafd kan blijven in de functies binnen de kerk die hij nu bekleedt.
”De dominee slikte een paar maal, las in de ogen van deze knappe vrouw dat ze ieder
woord meende van wat ze zei.

“Vrouw Veenman,” u bent hard in uw oordeel. Wilt u deze arme man die zoveel
aanzien geniet in onze gemeente aan de schandpaal nagelen?”
Harmke vloog overeind en boog zich over de tafel naar hem over, haar mond werd
een dunne streep, haar slapen klopten van ingehouden woede.
Haar lichaam trilde toen ze de predikant toebeet: “Eruit dominee.”
Haar vinger priemde naar de deur, “daar is het gat van de deur, en waag het niet ooit
nog eens weer onder mijn dak te verschijnen.
Je bent even smerig als Rozen om met zo’n oneerbaar voorstel te komen.
Hoe durf je, en dat van een Herder Gods, je moet je schamen, diep schamen.”
Dominee Prins raapte zijn hoed op en verliet ijlings de woning.

Dromen
“Jong, je koffie wordt koud,” hoorde ik opeens de stem van Harmke.
”Zat je te dromen?” Ze keek me lachend aan, “ik had al een paar maal gezien dat je
in diep gepeins was verzonken.” Ik kwam weer in de werkelijkheid terug.
“Dacht je aan dat meisje waar je toen mee schaatste, gut hoe heet ze ook al weer,
Siska zag jullie toen samen op het ijs.” “Geeske bedoelt u? Geeske Jansen?”
Och dat is al weer twee jaar geleden, ze wonen hier trouwens niet meer.
“Heb je geen contact meer met haar?” “Nee hoor, we hebben leuk geschaatst maar
verder was er niets, tenminste niet van mijn kant.”

“Maar wel van haar kant hoor, ze heeft Siska vaak verteld hoe zo’n leuke jongen
je ze vond”. Een blos vliegt over mijn gezicht. “U laat mij blozen, vrouw Veenman.
“Maar och, dat wist ik niet, is dat zo?” Harmke kijkt me geamuseerd aan en knikt.
“Maar je bent nog jong, er kruist vast en zeker op zekere dag een ander meisje je
pad waar je wel voor voelt.” “Denkt u dat?”  
“Vast en zeker jong, liefde laat zich niet dwingen, maar soms geheel onverwacht
slaat ze toe en wordt je getroffen door een gevoel die je eerder daarvoor niet kende.

Haar ogen krijgen een zachte glans, denkt ze terug aan haar jeugd toen het haar over-
kwam? “Nou, vrouw Veenman, dan is er nog hoop voor deze jonge postbode.”
Ze lacht hartelijk om die opmerking. Nauwelijks enkele maanden later kreeg
Harmke volkomen gelijk en trof ik een meisje in die gruwelijke koude winter van
1963, die alle kou uit mijn lichaam joeg doordat ze mij hartstochtelijk verwarmde
met zoveel liefde die ik nooit tevoren eerder had gevoeld.
Een jong rank ding, maatje 36, dook toen ineens uit het niets voor me op, toen ik
schaatste op het kanaal. We zijn nog altijd samen……

Wat Harmke de dominee al had voorspeld kwam de komende maanden uit.
Er werd een kerkenraadsvergadering uitgeschreven waar het rumoerig aan toe ging
maar waarbij na stemming Rieks Rozen uit al zijn kerkelijke functies werd ontheven.
Zijn gedrag binnen en buiten de kerk had een dusdanige indruk achtergelaten dat
hij niet langer was te handhaven als ouderling en kerkenraadslid.
Bij het bekend worden hiervan was het een schok voor de gehele gemeenschap
hoe de geziene boer van zijn voetstuk tuimelde. Boze tongen beweerden later dat
van genoemde vergadering nooit geen notulen waren gemaakt om alles onder de
mantel der liefde te verbergen. Waren het speculaties, of was het toch de
waarheid?……..

We horen nu wat zich vroeger allemaal binnen de katholieke kerk heeft
afgespeeld, alhoewel, in mijn jeugd, haast 60 jaar geleden was er al lichte
geroezemoes over misbruik binnen de dikke muren van het klooster…..
Ook toen al……

Epiloog

Harmke Veenman woonde later in een van de aanleunhuisjes van Maarsheerd die
nu al weer jaren geleden zijn afgebroken. Ook daar bestelde ik toen bij haar de
post. Ergens in het midden van de jaren tachtig is ze overleden.
Siska trouwde niet met Herman Jonker, hun verkering raakte een paar jaar later uit.
Ze kreeg een nieuwe relatie en het stel verhuisde later naar Breda.
Ze kregen drie kinderen
Meta is in Stadskanaal blijven wonen, het gezin woont thans in de Borgen.

Ik wil er nadrukkelijk op wijzen dat alle namen in dit verhaal met uitzondering
van die van de schrijver en de doktoren Zuiderweg en Hommes, om privacyredenen
zijn verzonnen. Ieder gelijkenis van nog in leven zijnde personen berust dan ook
op puur toeval.

Datum 7 mei 2012 Bert Jan Brinkman

Stadskanaal, wat ben je toch veranderd in al die jaren (3)

Een wandeling naar De Brouken (3)

Door Anton de Wijk

Ik zet de kraag wat hoger, wolken jagen langs het zwerk, mijn blik houdt ze een
ogenblik gevangen.
Daar hoog in de lucht, op zo’n kilometer of  tien, bevindt zich de straalstroom. Hier razen winden met hoge snelheden voort, voor ons onzichtbaar maar
ik verzeker u dat daar taifunachtige toestanden kunnen heersen van soms 350 km/u.

Piloten van passagiersvliegtuigen zoeken bewust de straalstroom op en laten zich voortstuwen door deze enorme winden, dus met zogenaamd wind in
de rug. De straalstroom is verder belangrijk voor het weer, wereldwijd komen
er op hetzelfde moment meerdere straalstromen voor.

Als een straalstroom uit het noorden komt, voert deze koudere lucht aan in onze
omgeving dan uit zuidelijke, of westelijke richtingen. Zit ze vlak in de buurt van
ons land dan kunnen we de ene na de andere depressie te verwerken krijgen
met dagenlang herhaaldelijk regen en wind. We zien dus dat de straalstroom van
grote invloed kan zijn op ons dagelijks weer.

De straalstroom is een lange band van soms duizenden kilometers lang en een
paar honderd kilometer breed. De hoogte ervan is enkele kilometers.
Een vlucht terug uit bijvoorbeeld Canada kan soms één à anderhalf schelen met de heenvlucht wanneer een passagiersvliegtuig door de straalstroom wordt mee-
gezogen.

De vijver naast het fietspad, die helemaal doorloopt tot aan de Borgenweg, wordt
op een zeker moment onderbroken doordat twee grote bulten naast mij opdoem-
en. Bovenop groeien bomen en er tussen in loopt een pad naar de achtergelegen
woonwijk. Als je er tussen door loopt, loop je de Spechtenhof binnen, hou je links aan, dan kom je in de Duivenhof.

Misschien zullen het weinigen weten, maar onder deze twee bulten ligt al het puin van de afgebroken drie flats van de Groningerlaan.
In 1988 werden de flats gesloopt door slopersbedrijf Krans, de laatste flat pal
achter de Fivelingolaan ging in december van dat jaar tegen de vlakte.
Ervoor in de plaats kwam laagbouw, toegespitst voor oudere bewoners.

Vlak voor de sloop schroefde ik op een zaterdagmorgen, waarvoor ik mijn bestelling even onderbrak, met een geleend trapje van een van de omliggende
bewoners van de Belgielaan, de nummerplaat van de laatste flat die ik als aan-
denken wilde bewaren.

Kees Smit die als kraanmachinist werkzaam was op deze
plek waar al het puin naar toe werd vervoerd, overhandigde mij later een tweede nummerbord die hij uit het puin had gevist.
Zo heb ik als herinnering nog altijd twee nummerborden van de flats waar ik jaren
lang de post heb besteld.

Ik steek nu de Borgenweg over.
Hier om de hoek van deze weg lag in 1987 met Pasen de grootste paasbult sinds jaren. Op maandag 1 maart 1987 werd noord Nederland getroffen door een ijzelramp van ongekende omvang die het openbare leven volledig lam legde.

Bussen bleven in de remise, spoorlijnen werden door afgebroken kabels geblok- keerd, er was geen post en velen die onderweg waren strandden omdat ze gewoon niet verder konden reizen. Velen bleven noodgedwongen elders anders en stelden hun familieleden daarvan op de hoogte.

In de Drentse bossen vond een kaalslag plaats van geknakte bomen of afgerukte takken. Het was onverantwoord in de bossen te vertoeven die toen vanwege het
gevaar werden gesloten. Grote elektriciteitsmasten braken af als houtjes door het
enorme gewicht van de ijzel.

De jongens van de plantsoendienst van onze gemeente hadden de handen vol om
alles op te ruimen, wat maanden duurde overigens. Met grote kettingzagen waren
ze dagelijks bezig om afgeknapte bomen in stukken te zagen.
Veel particulieren brachten hun snoeihout naar de Borgenweg zodat met Pasen een enorme bult was ontstaan die op tweede Paasdag ontstoken zou worden.

In de vroege avonduren hadden zich rond de paasbult een grote mensenmassa verzameld, en toen de jeugd onder toezicht van ouderen de bult ontstaken, brak er onder de aanwezigen een klaterend applaus op.
Het vuur vrat zich hongerig en gretig door het droge hout waarbij de vlammen metershoog oplaaiden. Allen genoten van een onvergetelijk schouwspel.

Ik vervolg het fietspad langs een strook bos en zie aan de overkant aan de Tinnegieter de in aanbouw zijnde buffet restaurant De Rode Loper.
Om de hoek van het fietspad plof ik op een bankje neer.
Even bijkomen, als ik mijn horloge raadpleeg ben ik nu 35 min onderweg.
Ik kijk naar het verkeer die via het viaduct en de nieuw aangelegde rotonde
aan het eind van de Nautilusweg, hun weg kiest.

Zittend op het bankje herinner ik mij een voorval dat ons hier jaren geleden eens
bij de Nautilusweg – N366 overkwam.
In de oude situatie, voordat de rotonde was aangelegd stonden mijn vrouw en ik
hier eens te wachten voor het kruispunt om het doorgaande verkeer voorrang te
verlenen toen we van achteren werden aangereden door een Mercedes die niet had opgemerkt dat we stil stonden.

Ondanks de geringe snelheid van de achterop ons botsende auto, kregen we toch een behoorlijke opdonder in de nek. Toen de politie arriveerde en zag dat ik herhaaldelijk naar mijn nek greep, dirigeerde hij een ambulance naar de ongevalsplek waar mijn vrouw en ik een nekbrace kregen aangelegd en naar het ziekenhuis werden vervoerd voor nader onderzoek en röntgenfoto’s.

Toen wij na enkele uren het ziekenhuis weer mochten verlaten stond de
auto keurig op de parkeerplaats naast ons huis die door de politie daar was geparkeerd. Toen gold ook al: De politie is je beste kameraard.
Gelukkig hebben wij naderhand geen blijvend letsel van de aanrijding overgehou-
den.

Na tien minuten stap ik weer op, mijn benen kon ik met goed fatsoen niet strek- ken vanwege een uitgesleten kuil voor het bankje, die modderig is geworden vanwege het natte weer van de laatste tijd. De afvalbak naast het bankje zit tjok- vol, er zit een plastictas in vol met blikjes. De een of ander die hier langsreed heeft
de zak hier maar bewust gedumpt.

Dat scheelt weer aanzienlijk in de container nietwaar.
Wat een mentaliteit. We worden met z’n allen steeds asocialer, het is
ongelooflijk wat er niet allemaal in de natuur wordt weggesmeten.
Ik vervolg mijn wandeling richting de Rode Loper, de brug die het Pagedal ver-
bindt met het Vledderbos. Er onderdoor stroomt het A.G.Wildervanckkanaal en
ernaast dendert het verkeer over de N366, vroeger ook wel de S10 genoemd of tegenwoordig de A.G. Wildervanckweg.

Het kanaal werd eind jaren 80 gegraven als afwateringskanaal omdat veel boeren bij overvloedige regenval te kampen hadden met natte akkers.
Het kanaal is tegenwoordig erg geliefd bij visliefhebbers die er graag een hengeltje uitwerpen. Ook worden er regelmatig viswedstrijden gehouden en worden er nabij de Rode Loper lange afstandszwemwedstrijden georganiseerd.

Recreatievaart is op het kanaal niet mogelijk vanwege stuwen en de te lage water- stand en bruggen.
Bij de Rode Loper aangekomen hou ik links aan en wandel langs het volkstuinen-
complex. Veel bewoners van Stadskanaal verbouwen hier hun groenten uit eigen
tuin en hebben hier zo hun plezierige bezigheden. Op de T-splitsing ga ik rechts af
en volg De Dwarsweg, later overgaand in de Hoveniersweg. Over het fietspad wandel ik langs het Pageplas die enkele tientallen meters van mij verwijderd ligt.

Het recreatiegebied omvat bos en weilanden waar Schotse Hooglanders grazen, alsmede een grote waterplas waarin in de zomer wordt gezwommen en zoals in de afgelopen winter (2009) op kon worden geschaatst.
De grens met het recreatiegebied is het Wildervanckkanaal die hier evenwijdig langs stroomt. De naastgelegen snelweg werd in oktober1988 in gebruik
genomen.

Al een tijdje merk ik dat ik last begin te krijgen van mijn rechterteen.
Op de eerste de beste zitbank, toevallig pal tegenover de schuur neem ik plaats. Nadat ik mijn sok heb uitgetrokken verricht ik het nodige zelfonderzoek aan mijn voet. Ik zie meteen wat de boosdoener is, een flinke blaar heeft zich aan de
buitenzijde van mijn teen gevormd.

De voet voelt branderig aan maar in de frisse kilte van de wind die langs mijn voet strijkt, ervaar ik dat als erg verkwikkend.
Ik heb niks scherps op zak om de blaar door te prikken. Plotseling staat er een
hond voor het bankje te snuffelen en opzij kijkend zie ik een wandelaar naderen,
een man van een jaar of veertig.

“Zere voet meneer?” “Dat kun je wel zeggen, een flinke blaar is de veroorzaker.”
“Hmm, niet zo prettig, pijnlijk zeker tijdens het lopen.” “Inderdaad,  hebt u misschien iets scherps bij u, een mes of zo?”  “Ik heb een klein zakmesje, is dat
goed?”  “Prima hoor, mag ik die even van u lenen?”

Hij diept het mesje op uit zijn broekzak, knipt het open en wetende hoe
het hoort houd hij het mesje vast bij het lemmet en overhandigd
het met het handvat naar mij toe gericht.
“Pas op hoor, dat ding is scherp,” zegt hij met een zorgelijke blik.
De hond snuffelt opeens aan mijn blote voet, “Nero, vort terug, zit,” zegt de voor
mij onbekende man. De hond gehoorzaam meteen en neemt tegenover mij plaats.

Zijn lange roze tong hangt uit zijn bek en met gespitste oren, zijn kop een beetje
scheef, kijkt hij mij trouwhartig aan. Met een snelle beweging haal ik het mesje over de blaar die openspringt en druk met een papieren zakdoekje het vocht eruit. Uit de binnenzak van mijn jas haal ik een pleister en plak de blaar af.
“Nou, nou,” zegt de man bewonderend, u weet van wanten hoor.

U lijkt wel een lopende drogist, alles bij de hand.”
Ik moet lachen om die opmerking.
Met een schoon zakdoekje veeg ik het lemmet schoon en overhandig het mesje de wandelaar. “Niet vergeten hoor om het schoon te maken alvorens u een appel-
tje schilt. De man grinnikt. “Bedankt voor het lenen.”

“Geen dank hoor, hopelijk gaat het nu wat beter, moet u nog ver?”  “Vooraan in de Hagenbuurt, weet u waar dat is?” Hij knikt, “dan moet u nog een stukkie. Nou. ik ga verder, succes verder hoor.”
Met de hond naast zich wandelt hij weg.

Ik onderzoek mijn sok en merk in de binnenkant een stikbobbeltje op, die de pijn
heeft veroorzaakt. Ik keer de sok binnenste buiten en trek hem weer aan.
Stom eigenlijk dat ik geen wandelsokken heb aangetrokken. Echte wandelsokken
zijn naadloos en hebben geen oneffenheden zodat je niet zo gauw last krijgt van blaarvorming.

Noorse sokken zijn ook goed, vroeger in de bestelling droeg ik die
zomer en winter en had nooit ergens last van. Toch tippelden wij toen dagelijks heel wat af. Ik sta op en vervolg mijn weg. Na enkele tientallen meters merk ik dat het lopen weer prima gaat, gelukkig maar.

Ik ben nu aangekomen bij de schuur van oud landbouwer Schelto Scheltens  Momenteel heeft duikclub Latimeria er zijn onderkomen, en Postduivenvereniging
‘De Duif.’ Vroeger stonden hier in de winter vermoedelijk de koeien op stal.
Scheltens die hier vroeger boerde in De Brouken, sleet de laatste jaren van zijn leven in het bejaardentehuis Parkheem. De boer is oud geworden, stokoud.
Het gezegde ‘Van werken is nog nooit iemand dood gegaan’ is zeer zeker op hem van toepassing.

Als ik het wel heb overleed hij een paar jaar geleden op 103-jarige leeftijd.
Ik blijf staan en neem de omgeving in mij op. De schuur is door de gemeente aan-
gekocht destijds en helemaal gerestaureerd. Niets, maar dan ook totaal niets, her-
rinnert meer aan vroeger tijden. Afgezien van de boerenschuur en enkele hoge
bomen er omheen.

Kan ook niet anders want alles was hier toen landbouw- en weidegrond.
En de Kettingwijk uiteraard die hier vlakbij door de landerijen stroomde.
Alles was vlak, geen glooiingen in het landschap die later bij de aanleg van het
recreatiegebied zijn aangelegd. Het vrijkomende zand uit de te graven Pageplas
heeft hiervoor gediend.

Vlakbij de schuur tuur ik over het Pageplas. De zon is volledig doorgebroken en
doet het water baden in een zee van licht. Het is alsof duizenden diamanten op het
water zijn uitgestrooid die door de zonnestralen flonkeren als sterren in een gloed van licht. Soms lijkt het of zo’n diamantje een sprongetje maakt door de golfslag van het altijd bewegende water.

Ik neem het schouwspel met toegeknepen ogen in mij op.
Verderop, vlak bij de kiosk zitten vaak aalscholvers op paaltjes in het water met
wijd opengesperde vleugels om ze te laten drogen in zon en wind.
Maar op enkele roeken en kraaien na, zijn er nu geen aalscholvers te bekennen.

Ik heb ze wel eens gefotografeerd, een hele tijd kunnen ze in deze houding onbe-
weeglijk blijven zitten. Het zijn vrij grote zwemvogels en kunnen ongelooflijk goed
duiken, dit is mogelijk omdat hun veren waterdoorlatend zijn, anders zou dat hun
niet lukken.

Ze hebben in tegenstelling tot andere watervogels niet zo’n hele goede
waterafstotende vetlaag. Sommige soorten aalscholvers hebben een vleugelspan-
wijdte van anderhalve meter.
Rovers zijn het deze vogels, vissers hebben er een bloedhekel aan, omdat ze heel
wat vis weten te verschalken die anders in hun netten waren terechtgekomen.

Datum 6 mei 2012 Bert Jan Brinkman

Stadskanaal, wat ben je toch veranderd in al die jaren (2)

Een wandeling naar De Brouken

door Anton de Wijk

Ik vervolg mijn wandeling langs de Cederhage, steek de Eikenhage over en loop
langs de Sparrenhage. De laatste woningen langs het fietspad staan verder naar achteren en deze bewoners hebben verplicht een buitenbus die door de PTT in
1974 is ingevoerd.
Deze maatregel geldt als men verder dan 10 meter van de openbare weg woont.
Met de bouw van De Hagenbuurt begon men na 1970.
Het waren woningen bedoeld voor Philips werknemers.

Maar de huur voor deze woningen was aanzienlijk hoger dan voor andere
woningen in onze gemeente, met het gevolg dat ze lang leeg bleven staan.
Onze woning in de Palmenhage werd in 1974 gebouwd, wij betrokken het huis
pas in november 1975, terwijl andere huizen in het blok weer pas veel later werden bewoond.

Wij waren de eerste bewoners van het eerste blok, op nummer 24 woonden de familie Ottens, die toen de eerste bewoners waren van het tweede blok op nr. 24.
De huur van de woning diende men over te maken aan Woningstichting Hertog van Lotharingen in Eindhoven. De maandhuur bedroeg toen 270,- gulden per maand.

Voor onze vorige woning betaalden wij in 1974 maandelijks 123,15,- gulden.
Door een besluit van het Ministerie van Volkshuisvesting, kwamen bewoners die kozen voor een duurdere huurwoning, drie jaar lang in aanmerking voor een
huurgewinningssubsidie, het eerste jaar was dit 1215,-, het tweede jaar 810,- en in het derde jaar kreeg men 405,- gulden subsidie uitgekeerd.
Dit om potentiële huurders voor De Hagen over de streep te trekken.

Maar de jaarlijkse huurverhogingen logen er ook niet om, 8% was toen een nor- male gang van zaken die wij in april 1976 al voor onze kiezen kregen.
In 1993 verkocht Woningstichting Hendrik van Lotharingen 504 woningen en 77
garages aan Nationaal Grondbezit N.V. (Nagron) in Eindhoven, die de woningen korte tijd daarna te koop aanbood aan de huidige bewoners.
In 1995, kort voordat wij de woning kochten, was de maandhuur al opgelopen tot iets meer dan 663 gulden. Dus koop was veel voordeliger dan huren, die keus
was gauw gemaakt.

Aangekomen bij de rotonde Amerikalaan, Dr. Kinglaan, Atlantislaan, (begin 1990 aangelegd) ga ik rechtsaf via het fietspad richting Brandweerkazerne.
In dit stuk, in de knik van de weg was het in 1979 flink raak toen in februari van dat jaar een hevige sneeuwstorm het noorden volledig lam legde.
IJskoude winden uit het oosten bliezen de sneeuw metershoog op.
De wind had hier vrij spel over de kale landerijen omdat De Vogelbuurt nog niet was aangelegd.

Zelfs uit het Duitse Niedersachsen werd de sneeuw onze richting opgeblazen.
De sneeuw hoopte zich op tot aan de takken van de bomen langs de weg die er
dertig jaar geleden ook al stonden. Weliswaar niet zo hoog als nu, en minder dik van omvang. Tientallen auto’s werden onder de enorme sneeuwmassa’s begraven
doordat ze in de sneeuw bleven steken. Dit gebeurde ook op de Kielsterachter- weg die dagenlang onbegaanbaar was maar met behulp van het leger die zwaar
materieel inzette, weer berijdbaar werd gemaakt.

Samen met mijn dochter die toen 11 jaar was, liepen we over de metershoge sneeuwduinen, waar een paar meter onder ons de auto’s waren begraven.
Ik herinner mij nog haarscherp dat onder de sneeuw een Volkswagen Kever was
bedolven. Toen de bulldozers een paar dagen later de auto’s voorzichtig hadden
uitgegraven, stapte de eigenaar van deze wagen in, startte de motor en reed vrolijk weg.

De overige eigenaren in opperste verbazing achterlatend omdat hun auto niet
aan de praat te krijgen was. Maar de luchtgekoelde Volkswagenmotor
startte praktisch onder alle omstandigheden. Twintig graden onder nul?
De Kever maalde er niet om, contactsleutel omdraaien en rijden maar.
Over de winter van 1979 plaats ik later nog wel eens een verhaal op deze site.

Op de T-splitsing van het fietspad met tegenover mij de Brandweerkazerne, sla ik
linksaf. Rechts naast mij loopt de Nautilusweg, en links van mij stroomt de vijver
waarop nog niet zo lang geleden werd geschaatst. Nu jaagt een koude wind over
het water, waarbij een stuk boomstronk door de golfslag deinend meevaart.
Aan de overkant van de snelweg ligt het industrieterrein waar momenteel flink wordt gebouwd.

In juli 1987 was het bedrijventerrein aan de Vleddermond, Veenstraat die later helemaal verder naar achteren richting Vledderbos is uitgebreid, nog helemaal leeg. Dit zag ik kortgeleden in mijn fotoalbum toen ik die doorbladerde.
Het was een grote kale vlakte, met hier en daar een loods. Het was verder als landbouwgrond in gebruik.

Ik zag hier oud LTO voorzitter Aike Maarsingh wel eens aan het werk op zijn landerijen aan de Veenstraat tijdens mijn bestelling. Aike was jarenlang het gezicht van akkerbouwend Nederland. Een strijdbare man, die de barricaden niet schuwde indien dit nodig was. Een man die de weg in Brussel kende, en die je als boer niets hoefde te vertellen. Een sympathieke landbouwer die zijn standpunten in een debat bijzonder goed kon verwoorden.

Op de hoek van de Veenstraat bouwde in 1980 autohuis Boelens uit Veendam een nieuwe Opel garage, tegenover bouwbedrijf Meijering Benus,
nu Jorritsma Bouw. (Het gebouw staat nu leeg)
Jarenlang stond bij het bedrijf rond de kerst een tiental meters hoge kerstboom
opgesteld die zijn lichtjes deed pinkelen in de donkere decembernacht.
Rijdende vanaf de Drentse Mondenweg werd men al op de naderende kerst op-
merkzaam gemaakt.

Als we spreken van de jaren 60 en 70 dan mogen we rustig stellen dat dit aan-
nemersbedrijf op het gebied van grond- en betonwerken en wegenbouw toen één van de grootste van het noorden kon worden genoemd.
Boelens kwam van de Hoofdstraat waar eerder garage Kleinstra gehuisvest was.
Toen deze garage werd afgebroken werd er een nieuw pand neergezet van super-
markt Edah, later door Basismarkt, en nu heeft Lidl er al weer jaren een super-
markt. De Opel-garage aan de Veenstraat werd een jaar of vier geleden na
het faillissement van Boelens overgenomen door Herman Ambergen.

Om de hoek van de Veenstraat – Ged. Vleddermond stond toen machinefabriek
Beuving. Als zomers de grote deuren openstonden, reden we er met de postauto naar binnen tot aan het kantoortje van magazijnmeester Sietze Kuperus, een Fries, waar wij de postpakketten afleverden en door Sietze werden afgetekend.
Even verderop was er een opslag van meubelzaak Kruit Kramer die hun zaak aan de Poststraat hadden, maar later een geheel nieuw pand lieten bouwen aan
de Navolaan.

Veel bedrijven verhuisden naar het nieuwe industrieterrein omdat ze daar meer
mogelijkheden zagen voor uitbreiding. Zo stroomde het gebied langzaam vol, het
is proces dat jaren vergt want heden ten dage heersen er nog volop bouwactivi- teiten in het gebied tussen de Nautilusweg en de Ged. Vleddermond.
Nu we hier toch op dit punt zijn aangeland schiet mij ineens een herinnering te
binnen en hoor ik de flarden van een melodie die toen werd gezongen en vanuit
de geopende ramen de straat inschalde.

1959
De zomer is weliswaar niet bijzonder heet, maar droog, gortdroog.
De zon scheen alle dagen overvloedig want de zomer van 1959 ging lange tijd de boeken in als zijnde de zonnigste tot nu toe uit onze weergeschiedenis.
Maar records zijn er om gebroken te worden, dus sneuvelde ook dit record in 2003 die nu met ruim 40 uur meer zon dan in 1959 fier aan kop staat.
Boeren zijn in ’59 de wanhoop nabij omdat in hun weilanden dorre verdroogde
plekken verschenen door de droogte.

Het hele jaar door was het droog, de zon stond alle dagen als een koperen
ploert aan de hemel en verdorde de aarde.
Groenten waren duur dat jaar. Er viel iets meer dan 530 mm regen zodat het ver
verwijderd bleef van het gemiddelde neerslag. Tot nu toe staat 1959 op de 3e plaats sinds 1901 voor wat het droogste jaar betreft. Negen jaar eerder, in 1950 viel er iets meer dan 940 mm, ruim 400 mm meer en dat jaar behoorde weer tot
een van de natste. Grote tegenstellingen dus.

Ik was telegrambesteller maar mocht de eerste weken nog niet op de Solex rijden omdat ik nog geen bromfietscertificaat had. Dat was toen bij de PTT verplicht,
want anders was je niet verzekerd. Op een van die prachtige zonnige dagen in het
begin van augustus, kwam er een telegram binnen voor Klompenfabriek van Goor
die ik moest bestellen. De Hoofdstraat zag er toen heel anders uit dan tegenwoor- dig, veel smaller, een lommerrijker weg met aan beide zijden een rij bomen.

Heerlijk in de schaduw rijdend fietste ik naar de Vleddermond om de telegram
af te leveren. Aan de Industriestraat stond de confectiefabriek van de fa. Goes.
De dames die er toen werkten deden hun werk schijnbaar met heel veel plezier want altijd klonk er gezang als men het atelier passeerde. Zo ook deze dag, uit de geopende ramen hoorde ik toen het welbekende liedje van Zwarte Riek uit 1956, die toen veelvuldig op de radio was te horen: De Modinettes.

Wij zijn de meisjes van ’t confectieatelier,
de modinettes, de modinettes,
Wij zijn de meisjes van ’t confectieatelier,
wij doen steeds aan de mode mee.

Als ik dit liedje hoor, 50 jaar na dato, verbind ik het nog altijd aan het confectie-
atelier van de firma Goes, en glijden de bijpassende beelden ongewild mijn herinnering binnen.


 


Stadskanaal, wat ben je toch veranderd in al die jaren (2)
                         Een wandeling naar De Brouken

                                 door Anton de Wijk

Ik vervolg mijn wandeling langs de Cederhage, steek de Eikenhage over en loop
langs de Sparrenhage. De laatste woningen langs het fietspad staan verder naar achteren en deze bewoners hebben verplicht een buitenbus die door de PTT in
1974 is ingevoerd.
Deze maatregel geldt als men verder dan 10 meter van de openbare weg woont.
Met de bouw van De Hagenbuurt begon men na 1970.
Het waren woningen bedoeld voor Philips werknemers.

Maar de huur voor deze woningen was aanzienlijk hoger dan voor andere
woningen in onze gemeente, met het gevolg dat ze lang leeg bleven staan.
Onze woning in de Palmenhage werd in 1974 gebouwd, wij betrokken het huis
pas in november 1975, terwijl andere huizen in het blok weer pas veel later werden bewoond.

Wij waren de eerste bewoners van het eerste blok, op nummer 24 woonden de familie Ottens, die toen de eerste bewoners waren van het tweede blok op nr. 24.
De huur van de woning diende men over te maken aan Woningstichting Hertog van Lotharingen in Eindhoven. De maandhuur bedroeg toen 270,- gulden per maand.

Voor onze vorige woning betaalden wij in 1974 maandelijks 123,15,- gulden.
Door een besluit van het Ministerie van Volkshuisvesting, kwamen bewoners die kozen voor een duurdere huurwoning, drie jaar lang in aanmerking voor een
huurgewinningssubsidie, het eerste jaar was dit 1215,-, het tweede jaar 810,- en in het derde jaar kreeg men 405,- gulden subsidie uitgekeerd.
Dit om potentiële huurders voor De Hagen over de streep te trekken.

Maar de jaarlijkse huurverhogingen logen er ook niet om, 8% was toen een nor- male gang van zaken die wij in april 1976 al voor onze kiezen kregen.
In 1993 verkocht Woningstichting Hendrik van Lotharingen 504 woningen en 77
garages aan Nationaal Grondbezit N.V. (Nagron) in Eindhoven, die de woningen korte tijd daarna te koop aanbood aan de huidige bewoners.
In 1995, kort voordat wij de woning kochten, was de maandhuur al opgelopen tot iets meer dan 663 gulden. Dus koop was veel voordeliger dan huren, die keus
was gauw gemaakt.

Aangekomen bij de rotonde Amerikalaan, Dr. Kinglaan, Atlantislaan, (begin 1990 aangelegd) ga ik rechtsaf via het fietspad richting Brandweerkazerne.
In dit stuk, in de knik van de weg was het in 1979 flink raak toen in februari van dat jaar een hevige sneeuwstorm het noorden volledig lam legde.
IJskoude winden uit het oosten bliezen de sneeuw metershoog op.
De wind had hier vrij spel over de kale landerijen omdat De Vogelbuurt nog niet was aangelegd.

Zelfs uit het Duitse Niedersachsen werd de sneeuw onze richting opgeblazen.
De sneeuw hoopte zich op tot aan de takken van de bomen langs de weg die er
dertig jaar geleden ook al stonden. Weliswaar niet zo hoog als nu, en minder dik van omvang. Tientallen auto’s werden onder de enorme sneeuwmassa’s begraven
doordat ze in de sneeuw bleven steken. Dit gebeurde ook op de Kielsterachter- weg die dagenlang onbegaanbaar was maar met behulp van het leger die zwaar
materieel inzette, weer berijdbaar werd gemaakt.

Samen met mijn dochter die toen 11 jaar was, liepen we over de metershoge sneeuwduinen, waar een paar meter onder ons de auto’s waren begraven.
Ik herinner mij nog haarscherp dat onder de sneeuw een Volkswagen Kever was
bedolven. Toen de bulldozers een paar dagen later de auto’s voorzichtig hadden
uitgegraven, stapte de eigenaar van deze wagen in, startte de motor en reed vrolijk weg.

De overige eigenaren in opperste verbazing achterlatend omdat hun auto niet
aan de praat te krijgen was. Maar de luchtgekoelde Volkswagenmotor
startte praktisch onder alle omstandigheden. Twintig graden onder nul?
De Kever maalde er niet om, contactsleutel omdraaien en rijden maar.
Over de winter van 1979 plaats ik later nog wel eens een verhaal op deze site.

Op de T-splitsing van het fietspad met tegenover mij de Brandweerkazerne, sla ik
linksaf. Rechts naast mij loopt de Nautilusweg, en links van mij stroomt de vijver
waarop nog niet zo lang geleden werd geschaatst. Nu jaagt een koude wind over
het water, waarbij een stuk boomstronk door de golfslag deinend meevaart.
Aan de overkant van de snelweg ligt het industrieterrein waar momenteel flink wordt gebouwd.

In juli 1987 was het bedrijventerrein aan de Vleddermond, Veenstraat die later helemaal verder naar achteren richting Vledderbos is uitgebreid, nog helemaal leeg. Dit zag ik kortgeleden in mijn fotoalbum toen ik die doorbladerde.
Het was een grote kale vlakte, met hier en daar een loods. Het was verder als landbouwgrond in gebruik.

Ik zag hier oud LTO voorzitter Aike Maarsingh wel eens aan het werk op zijn landerijen aan de Veenstraat tijdens mijn bestelling. Aike was jarenlang het gezicht van akkerbouwend Nederland. Een strijdbare man, die de barricaden niet schuwde indien dit nodig was. Een man die de weg in Brussel kende, en die je als boer niets hoefde te vertellen. Een sympathieke landbouwer die zijn standpunten in een debat bijzonder goed kon verwoorden.

Op de hoek van de Veenstraat bouwde in 1980 autohuis Boelens uit Veendam een nieuwe Opel garage, tegenover bouwbedrijf Meijering Benus,
nu Jorritsma Bouw. (Het gebouw staat nu leeg)
Jarenlang stond bij het bedrijf rond de kerst een tiental meters hoge kerstboom
opgesteld die zijn lichtjes deed pinkelen in de donkere decembernacht.
Rijdende vanaf de Drentse Mondenweg werd men al op de naderende kerst op-
merkzaam gemaakt.

Als we spreken van de jaren 60 en 70 dan mogen we rustig stellen dat dit aan-
nemersbedrijf op het gebied van grond- en betonwerken en wegenbouw toen één van de grootste van het noorden kon worden genoemd.
Boelens kwam van de Hoofdstraat waar eerder garage Kleinstra gehuisvest was.
Toen deze garage werd afgebroken werd er een nieuw pand neergezet van super-
markt Edah, later door Basismarkt, en nu heeft Lidl er al weer jaren een super-
markt. De Opel-garage aan de Veenstraat werd een jaar of vier geleden na
het faillissement van Boelens overgenomen door Herman Ambergen.

Om de hoek van de Veenstraat – Ged. Vleddermond stond toen machinefabriek
Beuving. Als zomers de grote deuren openstonden, reden we er met de postauto naar binnen tot aan het kantoortje van magazijnmeester Sietze Kuperus, een Fries, waar wij de postpakketten afleverden en door Sietze werden afgetekend.
Even verderop was er een opslag van meubelzaak Kruit Kramer die hun zaak aan de Poststraat hadden, maar later een geheel nieuw pand lieten bouwen aan
de Navolaan.

Veel bedrijven verhuisden naar het nieuwe industrieterrein omdat ze daar meer
mogelijkheden zagen voor uitbreiding. Zo stroomde het gebied langzaam vol, het
is proces dat jaren vergt want heden ten dage heersen er nog volop bouwactivi- teiten in het gebied tussen de Nautilusweg en de Ged. Vleddermond.
Nu we hier toch op dit punt zijn aangeland schiet mij ineens een herinnering te
binnen en hoor ik de flarden van een melodie die toen werd gezongen en vanuit
de geopende ramen de straat inschalde.

1959
De zomer is weliswaar niet bijzonder heet, maar droog, gortdroog.
De zon scheen alle dagen overvloedig want de zomer van 1959 ging lange tijd de boeken in als zijnde de zonnigste tot nu toe uit onze weergeschiedenis.
Maar records zijn er om gebroken te worden, dus sneuvelde ook dit record in 2003 die nu met ruim 40 uur meer zon dan in 1959 fier aan kop staat.
Boeren zijn in ’59 de wanhoop nabij omdat in hun weilanden dorre verdroogde
plekken verschenen door de droogte.

Het hele jaar door was het droog, de zon stond alle dagen als een koperen
ploert aan de hemel en verdorde de aarde.
Groenten waren duur dat jaar. Er viel iets meer dan 530 mm regen zodat het ver
verwijderd bleef van het gemiddelde neerslag. Tot nu toe staat 1959 op de 3e plaats sinds 1901 voor wat het droogste jaar betreft. Negen jaar eerder, in 1950 viel er iets meer dan 940 mm, ruim 400 mm meer en dat jaar behoorde weer tot
een van de natste. Grote tegenstellingen dus.

Ik was telegrambesteller maar mocht de eerste weken nog niet op de Solex rijden omdat ik nog geen bromfietscertificaat had. Dat was toen bij de PTT verplicht,
want anders was je niet verzekerd. Op een van die prachtige zonnige dagen in het
begin van augustus, kwam er een telegram binnen voor Klompenfabriek van Goor
die ik moest bestellen. De Hoofdstraat zag er toen heel anders uit dan tegenwoor- dig, veel smaller, een lommerrijker weg met aan beide zijden een rij bomen.

Heerlijk in de schaduw rijdend fietste ik naar de Vleddermond om de telegram
af te leveren. Aan de Industriestraat stond de confectiefabriek van de fa. Goes.
De dames die er toen werkten deden hun werk schijnbaar met heel veel plezier want altijd klonk er gezang als men het atelier passeerde. Zo ook deze dag, uit de geopende ramen hoorde ik toen het welbekende liedje van Zwarte Riek uit 1956, die toen veelvuldig op de radio was te horen: De Modinettes.

Wij zijn de meisjes van ’t confectieatelier,
de modinettes, de modinettes,
Wij zijn de meisjes van ’t confectieatelier,
wij doen steeds aan de mode mee.

Als ik dit liedje hoor, 50 jaar na dato, verbind ik het nog altijd aan het confectie-
atelier van de firma Goes, en glijden de bijpassende beelden ongewild mijn herinnering binnen

Datum 6 mei 2012 Bert Jan Brinkman

Stadskanaal, wat ben je toch veranderd in al die jaren (1)

Een wandeling naar De Brouken

door Anton de Wijk

“Je moet meer bewegen hoor pap, je zit teveel voor je computer en beweegt
te weinig,” zegt mijn dochter op een licht bestraffende toon.
Ze staat tegenover mij en strijkt licht over mijn opbollend buikje.
Helemaal ongelijk heeft ze niet, de laatste keer dat ik op de weegschaal stond
kroop de naald naar 80 kg, en dat is voor mijn begrippen een kilo of zeven
teveel. Ik merk het aan mijn broekboord die begint te knellen en heb de laatste
tijd last van brandend maagzuur een teken dat de maag in de knel zit.
Maar ja, je werkt niet meer en geniet van de geneugten des levens, ’s avonds
gezellig een wijntje, wat te knabbelen, een hapje, maar het zijn allemaal extra
calorieën waar je gewicht niet op zit te wachten.

Want het aloude gezegde geldt nog steeds: Ieder pondje gaat door het mondje.
“Toen je nog werkte pap, liep en fietste je de hele dag, maar sinds je met de vut    
bent, ben je veel teveel met je hobby’s bezig,” zo leest dochter mij de les.
“Maar ik help moeder dagelijks in de huishouding, dat is ook bewegen hoor,”
zeg ik niet erg overtuigend tegen beter weten in.
“Ja, dat zal wel,” merkt ze schamper op, “ga dagelijks maar een flink stuk wande-
len, dat is erg goed voor je botten en spieren.

Vort, naar buiten de zon in, vitamine D tanken,” zegt ze met lichte stemverheffing.
“Niet zo bestraffend kijken meisje, ik neem je raad ter harte hoor.”
“Mooi zo, ik bel mam wel of je het ook werkelijk doet.” “We hebben een deal
hoor,” zeg ik, doelend op een bekend televisieprogramma, en druk een vluchtig
kusje op haar wang. Haar ogen lachen, en ik voel haar hand, die via mijn nek
vlinderlicht door mijn haar glijdt.

Het is een paar dagen later als ik op een middag de daad bij het woord ga voegen. Het weer liet het toe, de wind had opeens de regenwolken uiteen gejaagd. Een bleek zonnetje verscheen aan de hemel die probeerde ons te verrassen na dagen van regen en mistroostig weer.
“Ik ga wandelen,” zeg ik tegen m’n vrouw. “Zo, dus toch,” zegt ze ietwat onge-
lovig. “Waar ga je naartoe?” “Naar De Brouken” zeg ik, terwijl ik in mijn schoe-
nen stap. “Naar de wat? De Brouken?, nooit van gehoord, waar ligt dat?”
“In het Pagedal. Daar ligt een gebied dat men vroeger De Broeklanden noemde,
of beter gezegd in de volksmond, De Brouken werd genoemd.
Hier was vroeger een kleine woongemeenschap waar een paar gezinnen woonden.

Er stond ook een boerderij, de schuur ervan is behouden gebleven en later door
de gemeente aangekocht en gerestaureerd.
“De schuur die daar vlakbij het water staat?” “Juist, die, daar woonde toen boer
Scheltens die er zijn bunders land had liggen wat nu het recreatiegebied is.
“Hoelang is dat geleden?” “Begin jaren ‘60 kwam ik er geregeld om er de post te
bezorgen. “Jij altijd met je vroeger, vertel me er later maar eens wat meer over.” “Weet je vrouw, als je ouder wordt glij je af en toe terug in de tijd van toen.
Je zou het willen terughalen maar dat gaat niet, je kunt er immers geen tijd
bijkopen. Maar nostalgische gevoelens blijven.

In je binnenste zijn heel veel herinneringen opgeslagen en heel af en toe borrelt er
weer eentje naar boven. Je eerste kusje bijvoorbeeld, weet jij nog van wie je die
kreeg?” Ik kijk haar geamuseerd aan. “Nou niet van jou,” hoor ik haar zeggen.
Ik lach hartelijk om die opmerking. “Dat geloof ik graag, want ik was immers al
21 toen ik bij je kwam, en dan had je toch wel heel erg lang op je eerste kusje moeten wachten vind je ook niet?” Ze lacht zuinigjes met me mee.

Ik tik lichtjes op haar wang en buig me naar haar toe, onze lippen smelten
zomaar samen in een spontane kus. Op twintig centimeter afstand kijk ik in haar grijze ogen. “Liefde is tijdloos vrouwtje, koester het zolang je leeft.”
“Ga nu maar,” zegt ze zachtjes. Ik graai de huissleutels van het haakje en trek de
deur achter mij dicht.

Om de hoek van de Abelenhage en de Cederhage, bij de oranje brievenbus van
mijn vroegere werkgever TNT kijk ik naar links en zie daar schuin tegenover me
het gebouw De Ketting aan de Luxemburglaan waar eerder De Wijkplaats was
gevestigd.
Komende van het Boerendiep (gedeelte van de huidige Navolaan) stroomde hier
de wijk De Ketting die helemaal naar achteren liep, dwars door het gebied waar nu de woonwijk De Borgen is gelegen, om zijn weg te vervolgen door het huidige Pageplas. Het water van deze wijk (Wieke in het Gronings) kabbelde op de plek
waar nu de Amerikalaan is gelegen.
Als u komende vanuit het Vledderbos richting Onstwedderweg fietst ziet u aan de
rand van het bos de restanten van deze Kettingwijk.

De eikenbomen langs het fietspad langs de Essen- en Cederhage stonden er toen ook al. De kruinen van de hoge bomen wiegen in de wind, als ze konden praten
zouden ze het verhaal vertellen wat ze in de loop der jaren allemaal van nabij
hebben gezien.
Voorbij varende aardappel- en bietenschepen, daarvoor turfschepen misschien,
want immers in het vlakbij gelegen Vledderveen werd het veen ontgonnen in de eerste jaren van de vorige eeuw.     

De onbegaanbaarheid van de langszij lopende boerenlaan in de herfst, met diepe kuilen die vol water liepen als herfstregens het land geselden.
Soms regende het weken achtereen en men begrijpt hoe die boerenlanen er dan bijlagen. Een drama was het als plotseling de vorst inviel, de diepe sporen en
bulten waren dan bevroren wat het manoeuvreren op de fiets extra bemoeilijkte.
Juist hier smakte ik vaak tegen de grond, met een besmeurd uniform en pijnlijke ledematen vervolgde ik dan mijn bestelronde.

Ploegend door de sneeuw in de winter, De Brouken waren in rijke sneeuwwinters
van de jaren ’50 en ’60 onbereikbaar, en de bewoners waren in zo’n periode dan dagenlang geïsoleerd.
Nee, het was bepaald geen pretje om er naar toe te gaan, met uitzondering van de
zomer. Op prachtige voorjaar en zomerse dagen reed ik er graag naar toe, maakte een praatje met het werkvolk op het land die er hun werkzaamheden ver-
richtten.

Als het net tegen de middag liep zat ik met hen te schaften en vielen er de nodige
kwinkslagen over en weer. Want het was altijd druk op de landerijen, overal om
je heen waren de arbeiders en soms ook dienstmeiden aan het werk.
Er werd met paard en wagen mest uitgereden, om de zoveel meter een hoopje, die daarna met de mestvork werd verspreid over het land. Dit alles gebeurde met de hand, want de mechanisatie had nog niet zijn intrede gedaan in de jaren 50.
Dan werd er geploegd, gepoot en gezaaid. Eer alles in de grond zat was het een
drukke tijd voor boer en arbeider.

Dan moesten de bieten worden uitgedund, daarna geschoffeld. Als je achterom keek, vertelde mij eens een arbeider, zag je het onkruid al weer groeien.
Je bleef schoffelen.
Boeren hadden, al naar gelang hun aantal bunders land, tussen de twee en vier
arbeiders. Op het Hogeland was dat vaak 7 à 8, met soms 150 bunder land.

Mijn vader zei altijd, je kunt aan het aantal paarden zien bij een boer in de wei, hoeveel land hij heeft.
Ongeveer voor elke 8 bunder land heeft hij een paard. Dat dit klopte bemerkte
ik later, toen Geeske* mij eens het aantal bunders land van Berend Klaver vertelde. Zesentwintig bunder, zei Geeske. Bij Berend liepen 3 paarden in de wei….

Twaalf jaar was mijn vader die in 1919 bij een boer als jongste knechtje was begonnen. Een kind nog .Op een boerderij in het Rhederveld, een buurtschap bij Bellingwolde, de plaats waar hij werd geboren.
Was 7 jaar toen zijn moeder overleed. Het onbeschrijflijke leed en gemis dat er diep inhakt in een jonge kinderleven. Werken, van kindsaf aan, het waren de normale gang van zaken in die tijd. Elke morgen om half zes beginnen…….
De verdienste? Ach, laat ik dat maar achterwege laten. Ik durf het nauwelijks neer te schrijven……

De tegenstellingen in het weer, waar wij dagelijks mee te maken hadden, waren
soms groot.
Ik herinner mij in dit verband de extreem koude voorjaar van 1962 met lage tem-
peraturen waarbij het alle dagen koud was. En mistroostig, de zon liet zich zelden
zien. Het was het slechtste voorjaar die ik ooit bij de post heb meegemaakt.

Enkele feiten wil ik u niet onthouden.
In maart 1962 waren er met de regelmaat van de klok natte sneeuwbuien, en we
hadden maar liefst 21 vorstdagen. De hoogste maart-maximumtemperatuur was 11.5 graden op 30 maart en de laagste minimumtemperatuur bedroeg -7.5 in
Stadskanaal op de 14e maart.
April gaf geen verbetering, integendeel de lage temperaturen bleven gehandhaafd.

Ze lagen meer onder de tien graden dan er boven.
De hoogste max. temp was toen op 24 april toen de thermometer krap 21 graden
aanwees. Maar de volgende dag kelderde het kwik meer dan tien graden, 10.2
graden wees toen de thermometer aan. En dat scheelde toch een dikke jas.
Op 14 april 1962 was de bleef de maximumtemp. op slechts 7.4 graden steken!

De laatste voorjaarsmaand brak aan en iedereen hoopte op verbetering maar ook
de mei maand verliep teleurstellend. De hoogste temperatuur in mei werd op de 9e
genoteerd toen het 19.2 graden werd. Een warme dag van 20 graden konden we
in het hele voorjaar van 1962 niet eens in de boeken bijschrijven. Op de 3e mei was het overdag nog niet eens 8 graden!
Wat een voorjaar, we deden onze bestelling met handschoenen aan.

Of het die winter heeft geonweerd durf ik met zekerheid niet meer te zeggen maar
een oude weerspreuk zegt: Onweer op het dorre hout, geeft een voorjaar nat en
koud. Letterlijk en figuurlijk deed toen deze aloude weerspreuk opgang.
Allemaal uitspraken van ouderen die heel lang geleden, toen er nog geen weerbe-
richten waren op deze wijze hun zienswijze gaven over het weer.
Aan een enkele kan men waarde hechten maar het overgrote deel kan men naar
de prullenmand verwijzen.

Maar we hadden geluk en hoefden de lange tocht naar De Brouken niet te maken
als het ons meezat. Iedere morgen haalde een van de bewoners de lege melk-
bussen terug die door een melkrijder van de De Eerste Veenkoloniale Melkfa-briek uit de Gasselternijveenschemond op de hoek van de Hoofdstraat en de Shell-laan werden neergezet.
Op de plek van de huidige Nije Stee aan de Hunzingolaan. Op deze plek stond
toen een groot woonhuis met daarachter een olie-depot.

Aan de andere kant stond een boerderij, ik meen van de familie Loman, daar-
naast woonde de inspecteur van politie, de heer Van Wier.
Naast het huis van Van Wier stond de prachtige witte Marechaussee-kazerne, het latere politiebureau van Stadskanaal, die in 1974 is afgebroken.
Voor de oorlog diende het pand als burgemeesters woning heb ik mij door oudere inwoners laten vertellen. Oud burgemeester Van Sevenhoven, waarna de
Van Sevenhovenstraat is vernoemd, zou er hebben gewoond.

De boerderij werd zo ongeveer halverwege de jaren ’60 afgebroken, er voor in
de plaats kwam het bankgebouw van de Boerenleenbank, die vanuit de Stations-
laan hier hun bankzaken voortzette. Toen de Boerenleenbank de Stationslaan
verliet betrok apotheek Van der Deen het pand. Later verhuisde de apotheek
naar de Hoofdstraat nabij de Buinersluis, die nu inmiddels al weer een paar jaar
een nieuw pand heeft betrokken aan De Venen.

Nu we toch in de Stationslaan verblijven, op nummer 8 waar nu makelaardij
Van der Veen domicilie houdt, was vroeger het Belastingkantoor gevestigd,
de ouderen onder ons zullen dit nog wel weten.
De Boerenleenbank kreeg als nieuwe naam Rabobank en toen die het gebouw
weer verliet nam dansschool Koning het pand over en werden veel “Knoalsters” de beginselen van het dansen bijgebracht.

Tegenwoordig is het nog steeds een dansschool, Dirk Koning heeft het pand ver-
kocht en een nieuwe eigenaar geeft er nu les.
De Rabobank verhuisde eind jaren ’80 naar het nieuwe pand aan de Hemenweg.
Op de plaats van de Marechausseekazerne naast bakkerij Bos, verrees later een
hobbywinkel van de familie Vos, later werd het een textielzaak, vandaag de dag is
het een videotheek. Op deze hoek van de huidige Hunzingolaan stonden de melk-
bussen die door Piening elke morgen werden opgehaald.

Wij hadden van hem toestemming om de post voor de bewoners van De Brouken in een melkbus te deponeren die hij dan aan hen zou uitreiken. Dit moest wel voor een bepaalde tijd gebeuren, voor 10 uur ’s morgens.
Ook moest de post dagelijks in een en dezelfde bus, laten we zeggen voor het gemak in melkbus 2970. Want melkbussen hadden een nummer die de melk-
rijders aan de hand hiervan bij de boeren afleverden.

Het was algemeen bekend dat om de 14 dagen het melkgeld in de bussen lag,
maar niemand haalde het in zijn hoofd de enveloppe er uit te halen. Tegenwoordig zou zoiets ondenkbaar zijn.
Als de melkbussen niet meer op de hoek van de Shell-laan (Hunzingolaan)
stonden, waren wij die dag te laat en moesten we alsnog de lange tocht naar De Brouken maken. Van alle besteldiensten die we toen in Stadskanaal uitvoerden,
was De Brouken een van de rottigste diensten over onverharde smalle paden.

*Zie Geeske, een jeugdverhaal uit de winter van 1960.
Dit is de eerste in een serie van vier, die eerder op de oude site van RTVS zijn verschenen.

Datum 6 mei 2012 Bert Jan Brinkman

Stadskanaal, wat ben je toch veranderd in al die jaren (4)

Een wandeling naar De Brouken (4 slot)

Door Anton de Wijk

Ik draai me om en vervolg mijn weg door het Pagedal.
Het is een prachtig recreatiegebied, in trek bij wandelaars maar ook bij
mountainbikes die door het heuvelachtig gebied crossen om hier hun
krachten te beproeven. Veel hondenbezitters wandelen hier graag met hun
viervoeter omdat ze hier volop de ruimte hebben.
In de verte wandelt een man, telkens gooit hij een stok weg waar zijn
herdershond achteraan sprint en het weer terugbrengt bij zijn baas.
Het spelletje herhaalt zich keer op keer totdat ze achter een heuvelrug verdwijnen
en uit het zicht zijn verdwenen.

Sommige wandelaars groeten vriendelijk, anderen lopen je op een halve meter
afstand voorbij en gunnen je geen blik waardig.
Ik kijk hier overigens niet van op, jarenlang liep ik langs de straat en groette de
mensen als ik naar hun brievenbus liep, als ze op hun erf bezig waren.
Sommige keken niet op of om en namen niet de minste moeite je groet te
beantwoordden. Nou is daar natuurlijk niemand toe verplicht, maar het
tekent het karakter van de desbetreffende persoon.
Soms dacht ik wel eens dat deze mensen een hekel hadden aan zichzelf, nooit
een glimlach of een vriendelijk woord, maar nukkig en introvert.

De prille laagstaande voorjaarszon blinkt door de kale bomen, ze werpt lange
schaduwen op het pad waarop ik loop. Het is nu nog maar midden maart, maar straks,
over enkele weken, wanneer de zon hoger komt te staan en de temperatuur zal
oplopen naar een graad of tien, zal de natuur zich hier doen gelden wanneer alles weer
tot wasdom komt.

Dan zullen de kale bomen weer blad gaan dragen, het overdadigende groen zal
gaan overheersen en de grauwheid van de achter ons liggende winter is dan op slag
verdwenen. In een week tijd kan alles opeens een ander aanzien krijgen, wanneer
de knoppen openbarsten en de bloesem ons verkondigt dat de lente weer is
aangebroken. Het lijkt wel of het ieder jaar sneller gaat, dit is niet onmogelijk want
sommige planten bloeien nu weken eerder dan een jaar of twintig geleden.
Ik las eens dat door het versterkte broeikaseffect ons land sinds 1950 twee keer zo
snel is opgewarmd als de gemiddelde wereldtemperatuur. En dat is nogal wat.

De naam Pagedal is ontleend aan een afwateringsbeek die stroomt van het Pagedal
via de gehuchten Ter Maarsch en Veenhuizen naar Onstwedde.
Het Pagediep is plm. 7 km lang en mondt uit in het Mussel-Aa kanaal.
Via bruggetjes passeert men af en toe de beek in het Pagedal, officieel hier Broeklanden
geheten. Maar zover gaat mijn wandeling niet, ik sla af naar het sport en recreatiecen-
trum Het Pagedal, eerder Het Pagecentrum genoemd, gebouwd door het Stadskanaal-
ster bouwbedrijf Simon Benus.

Op de T-splitsing Hoveniersweg – Maarsbroek, sla ik via het fietspad rechtsaf richting Onstwedderweg. Even later doemt aan mijn rechterhand de 10 etages hoge flat De Renne,
met recht voor mij de eveneens 10 verdiepingen tellende flat Achterstekamp voor mij op.
Als ik laatstgenoemde flat heb bereikt, kijk ik vanaf het fietspad naar de naastgelegen flat
waarbij ik mijn hoofd in de nek moet gooien om naar boven te kijken.
De wind blaast koud om de hoek van de flat en ik hoor hem door de kale bomen blazen
aan   het naastliggende fietspad.

Het is een publiek geheim dat van beide flats in het verleden enkele mensen naar beneden
zijn gesprongen om op die manier vrijwillig een eind te maken aan hun leven.
Daar is moed voor nodig, zei ooit eens iemand tegen mij. Daar heb ik een andere mening over, want in de laatste seconden voor de fatale sprong, zal er van moed absoluut geen
sprake meer zijn. Dan is er nog maar één ding dat telt, verlost worden van dit aardse
bestaan die hun beklemt en waarin ze totaal geen uitweg meer zien.

Ik huiver als ik naar boven kijk en kan niet bevatten welke wanhoopsdaad en tragedie
hier achter schuil gaat. Niemand van ons zal dit ook ooit weten, het gaat je verstandelijk
vermogen te boven. Maar dat deze mensen geestelijk totaal ontreddend zijn, daarover
bestaat geen enkele twijfel.

In mijn kennissenkring heb ik zoiets ooit eens meegemaakt,
en ik verzeker u dat het diepe wonden slaat in het menselijk bestaan.
Ik maak een globale berekening van de hoogte van de flat en kom tot een meter of twee,
drieëndertig. Ik draai mij abrupt om, om het beeld van mijn netvlies te krijgen.
Dan sla ik linksaf tot aan de rotonde Onstwedderweg – Atlantislaan.

De Onstwedderweg was in de jaren ‘50 een smalle klinkerweg, bijna aan het eind ervan
ter hoogte van het Boerendiep bevond zich in de weg een brug met een aanzienlijke
hoogte in de weg.
Het was een tamelijk steil stuk dat met name in de winter tijdens gladheid voor de
nodige problemen zorgde voor het gemotoriseerde verkeer.

Aan de voet van de brug bevond zich het huisje van postbode Jan Piening, het dak van
het huisje stak een paar meter boven de hoogte van de weg uit. Je kon het bij wijze van spreken bijna aanraken. Achter het huisje, dat al jaren geleden is afgebroken is iets
verderop de Piet Prinsschool gebouwd.

Op de hoek Onstwedderweg – Poststraat waar nu een Tango tankstation is gevestigd,
stond toen een boerderij van de familie Maarsingh die werd afgebroken. Jaren later
na de afbraak, liet de vanuit Sellingen afkomstige Poolse garagehouder Podgórsky, er
een nieuwe Peugeot garage bouwen, die later werd overgenomen door zijn schoonzoon.

Ongeveer op de plek van het huidige bejaardentehuis Maarsheerd stond de boerderij
van de familie Deuling, iets verderop op de plek van zwembad De Wieke (nu Wieke
zoom) naast het politiebureau, stond eveneens een boerenbehuizing van B. Degenhart
Drent. In al deze afgebroken panden liet ik in het begin van de jaren ’60 de post door
de brievenbus glijden.

Zo mijmerend over jaren geleden zie ik rechts het nieuwe Plan Waterland met mooie
waterpartijen, villa’s en landhuizen. De eerste huizen verrezen hier zo ongeveer in het
midden van de jaren ’90. Voor die tijd was het een kale vlakte, er stond een klein
arbeidershuisje aan het Boerendiep met een gammele brug ervoor die soms aalglad
was wanneer het had gevroren, of bij een vochtige neerslaande mist.
Aan de overzijde ervan wat wij nu de Bevrijderslaan noemen, stond nog een kazemat,
een overblijfsel uit de Tweede Wereldoorlog.

De patrouillerende soldaten die zich hierin hadden verschanst, konden op deze manier de
Onstwedderweg scherp in de gaten houden.
In de herfst heerste hier één en al bedrijvigheid van aan- en afvoerende aardappelschepen
bij de aardappelmeelfabriek ‘De Twee Provinciën’, wanneer de campagne weer op gang
was gekomen. Er dreef menig keer een vieze drab op het water die werd veroorzaakt door
rottende eiwitten welke behoorlijk konden stinken.

Vandaag de dag zouden alle milieuactivisten zich verenigingen in een knallend protest,
tot aan het Binnenhof in Den Haag. Maar in die tijd namen de omwonenden er weinig
aanstoot aan omdat het behoorde bij het dagelijks leven.
Veel arbeiders woonden rondom de fabriek, met name in de Fabrieksstraat waar ook
de directeur van de fabriek woonde. Toen het aardappelvervoer later per vrachtwagen
werd overgenomen, was het een komen en gaan van zwaar beladen wagens die zich
toen door de Fabrieksstraat moesten manoeuvreren.

Ik vervolg mijn weg langs de Atlantislaan en passeer de Total benzinepomp van Peter
Spakman. Bij de rotonde ga ik rechtsaf en sla de Europalaan in om die even later over te
steken naar de Vlaanderenlaan. Links passeer ik de aula van het uitvaartcentrum
Maarsstee, genoemd naar de woonwijk die ik nu binnenwandel. Voor de bouw van dit
uitvaartcentrum, werden de belangen behartigd in een groot wit pand aan de Westerwoldselaan 2 door de fam. Kunst.

Als ik het wel heb werd in maart 1971 het
nieuwe onderkomen in gebruik genomen aan de Vlaanderenlaan 1. De aula werd naar
mijn idee pas later naast het woonhuis/annex kantoor gebouwd.
Nu heeft hun zoon de taken overgenomen en woont in het woonhuis naast de aula.
Even verderop heersen grote bouwactiviteiten.

De fa. Benus bouwt naast de Baldakijn
een nieuwe school. Het is kort na drieën als ik er langs wandel, het is druk in de straat.
Taxibusjes rijden af en aan om de leerlingen van de Baldakijn, een school voor speciaal
basisonderwijs te vervoeren.

Op een parkeerplaats staan leerkrachten met een grote groep leerlingen die blijkbaar
staan te wachten op vervoer. Er klinkt een geroezemoes van doorelkaar klinkende
stemmen. Tussen de garages door aan de Vlaanderenlaan zie ik de twee flats van de
Duurwoldselaan die gebouwd zijn nadat de drie flats aan de Groningerlaan waren
afgebroken.

Hier op deze plek, achter de eerste flat van de Belgiëlaan, lag voor de
nieuwbouw de verkeerstuin. Hier kregen kinderen les in het verkeer.
Gezeten in trapauto’s werd hun op jeugdige leeftijd spelenderwijs geleerd hoe ze zich
dienden te gedragen in het verkeer, waarbij verschillende verkeerssituaties waren nage-
bootst.

Helaas moest de verkeerstuin wijken voor nieuwbouw die op deze plek tegen het eind
van de jaren ’80 werd gerealiseerd. Gelukkig heb ik voor de afbraak van de verkeers-
tuin nog een serie dia’s kunnen maken ter herinnering hoe het eenmaal was.
De eerste huizen in de wijk Maarsstee was de laagbouw in de Groningerlaan.

Met de bouw ervan werd omstreeks 1958 begonnen en de eerste rijtjeswoningen, de
nummers39 t/m 57 kwam in 1959 gereed.
De andere huizen moesten toen nog gebouwd worden.
Ze kwamen uit de Koninginnelaan, de eerste bewoners die in 1959 neerstreken in het
eerste blok op nummer 55. Ze waren in 1955 getrouwd, op een zaterdagmorgen, dat
kon toen nog omdat toen de zaterdag nog een gewone werkdag was.

De Groningerlaan stond aan het eind van de jaren ’50 via een houten brug over het Boerendiep in verbinding met de Shell-laan, nu Hunzingolaan.
In de nabijheid van de brug stond een huis waarin de fam. Scholtens woonde.
Als je in die tijd door de Groningerlaan fietste, kon je de aardappelmeelfabriek
“De Twee Provinciën” en de huizen aan de Krommewijk bij goed helder weer duidelijk
onderscheiden.

De winkels aan de Nederlandlaan, tussen Groninger- en Frieselaan
kwamen in 1960 gereed. De inrichting van de wijk Maarsstee heeft tot omstreeks 1964,
1965 geduurd. Vroeger sprak men van 1e, 2e en 3e fase van Plan Ter Maars om een
woonwijk aan te duiden. Via de Groningerlaan loop ik de Fivelingolaan binnen en steek
even later de Amerikalaan over (de vroegere Kettingwijk) en neem de doorgang tussen de
Cederhage

Nauwelijks 100 meter verder ben ik weer thuis na een wandeling van twee uur die vele
indrukken heeft opgeleverd “Moe?” Mijn vrouw schuift een kop thee naar me toe.
“Dat valt wel mee, onderweg kun je hier en daar nog wel even op een bankje neerploffen
om eventjes bij te komen. Alleen de wind viel tegen, koud en guur blies ze af en toe fel
in m’n gezicht. Verder heb ik een blaar opgelopen en heb last van brandige voeten.”
“Daar is wel iets tegen te doen,” zegt ze, terwijl ze opstaat en een teil met koud water
vol laat lopen.

“Trek je schoenen en sokken maar alvast uit.” Ze zet de teil voor mijn voeten en zonder
aarzelen steek ik ze in het ijskoude water. Ik voel een tinteling naar mijn buik omhoog
kruipen die het koude water veroorzaakt. “Jeetje, dat is koud zeg!”

Ik blaas in de hete thee die mijn brillenglazen doen beslagen. Aan de overkant van de tafel
ontwaar ik een mistige schim, die tegen me zegt:
“Weet je nog hoe we tijdens een van onze vakanties in Oostenrijk, na een dag door de
bergen gezwalkt te hebben afgepeigerd terugkwamen op ons verblijf, wat de pension-
houdster toen tegen ons zei?” “Zilly bedoel je?”

Het beeld, nu ik met mijn voeten in het teiltje zit, zie ik opeens weer verschijnen en hoor
ik haar zeggen: “Schuhe und Strümpfe auszieh’n und ins Bach mit euch, das tut gut.”
Er stroomde daar een beekje van nauwelijks anderhalve meter breed met heerlijk koel verkwikkend water.

Zittend op een brede post lieten wij een half uur lang onze benen in
het water bungelen die de vermoeidheid en brandige gevoel uit onze voeten deed
verdwijnen. “Kom, ik ga met het eten bezig, je zult wel honger hebben na zo’n lange
wandeling.” De woorden van mijn vrouw dringen langzaam tot me door.
“Schil je zo een paar aardappelen?”  

Epiloog
Ik hoop dat ik er in geslaagd ben met deze wandeling u het een en ander te vertellen
wat er zoal in de loop der jaren in onze gemeente is veranderd.
Veranderingen die ik uit hoofde van mijn werk allemaal heb meegemaakt.
Het centrum van de plaats lag vroeger in het deel dat toen tot de gemeente Wildervank
behoorde, de Handelsstraat, die men eerder de Van Boekerenstraat noemde.

Laten we eens beginnen ons een indruk te vormen van het centrum die liep vanaf de
Gele Klap tot aan, laten we zeggen voor het gemak café Oosterhuis, op de hoek van de
Lindenstraat. Achter de Gele Klap stond een prachtig mooi wit gebouw die men villa
Dijksterhuis noemde, in 1961 afgebroken.

Daarnaast was schoenenhuis Frieling met
daar weer naast de groente- en viszaak van Roelf Drenth.
Hier was het zaterdagsmiddags razend druk, Drenth had een kraam pal naast zijn zaak
van waaruit gebakken vis werd verkocht. Ik haalde ze toen voor een kwartje per stuk,
mooie grote bruin gebakken vissen. Hiernaast was een kruidenierszaak van Posthumus.

Aan de overzijde van de Barkelastraat was de dames en herenzaak van de fa. Zwartsen-
berg gevestigd, met ernaast café Lucas Jager die later door brand werd verwoest.
De zaak daarnaast was van Herman van der Beek met zijn herenkledingzaak.
Bloemenhuis Vinke was de volgende winkel op Handelsstraat 55.
Dan komen we bij garage Potgieter, met daarnaast de schoenenzaak van Koning.

Naast Koning was het verhuisbedrijf van Chr. Wijkens gevestigd, zijn buurman was
‘Jeude’Dalsheim, (niet oneerbiedig bedoeld overigens), maar zo werd in de volksmond
deze ondernemer, (die de oorlog gelukkig ongeschonden wist door te komen) in galante-
rieën genoemd.

Hiernaast stond het Luxor Theater, de bioscoop van Stadskanaal.
Filmoperateur was de heer Greven, de heer Piening zorgde ervoor dat je op de juiste
plaats kwam te zitten en Hollemans, of was het Koch?, verkocht de kaartjes.
Ik nam altijd balkon, keek je zo van boven op het witte doek.

Naast de bioscoop was café Bellevue, van Jo en Greetje Fuhler, hier hielden wij in de
winter onze toneelrepetities voor onze jaarlijkse uitvoering.
Motorhuis Henk Middel was de volgende zaak, waar destijds Bé Knigge (de latere politieagent) en Lude Noorman als monteur werkten.

Lude Noorman werd later begrafenisondernemer. Daar weer naast was Zaal Dijkstra,
later overgenomen door Boer en bekend geworden als discotheek Frascatie.
Als we de Sportterreinstraat oversteken komen we uit bij boekhandel Max Ossel.
Achter de zaak van boekhandel Ossel stond de groentezaak van Van Beilen.
Kapper Roggen woonde naast de boekhandel, even verderop zat notaris Broekema
en de fotozaak van Huizinga. Dan zijn we aangeland bij garage Bergman, waar de bussen
van Bergman en van de GADO samenkwamen.

De ijzerzaak van Boiten stond hier weer naast, op deze plek en in dit huis werd Geert Teis
geboren (G.W.Spitzen), schrijver en dichter in de Groninger taal. (Het Geert Teis Theater
is naar hem vernoemd)
Een herinneringsplaquette vindt u in de zijmuur van dit perceel waar nu een restaurant in
is gevestigd. Naast Boiten de rijwiel-onderdelenzaak van Van der Vinne, en de groente-
zaak van Voorintholt.

Op de hoek van de Lindenstraat stond café/slijterij van Evert
Oosterhuis, nu Harry Schut. Dat waren de zaken die toen in het centrum van Stadskanaal
hun nering hadden. Misschien heb ik er een paar vergeten, alles noteer ik vanuit mijn
herinnering, maar zo was het hier eind 50er, begin 60er jaren.

Zaterdagsavonds was hier het jongvolk op de been en was het een drukte van belang.
Men wandelde steeds op en neer van het busstation tot ongeveer de Gele Klap, totdat
de bioscoopvoorstelling begon want toen werd het wat rustiger op straat.
Tegen uiterlijk 12 uur ’s avonds was de rust weergekeerd, want dan brachten diegenen
die op het vrijerspad waren geweest hun meisje thuis. Misschien zijn er wel enkele die
hier elkaar voor het leven hebben gevonden, wie zal het zeggen.

Als er lezers zijn die elkaar op deze manier hebben ontmoet, zo tussen 1955 en 1965
mag u reageren. Als u wilt schrijf ik een nostalgisch verhaal over uw ontmoeting van
toen.    
                      
                            Reageren kan via antondewijk@rtvstadskanaal.nl

Complete woonwijken zag ik verrijzen, wijken en kanalen werden gedempt, fabrieken
verdwenen en bedrijven verplaatst naar grote industrieterreinen.
Stadskanaal kwam tot grote bloei toen Philips zich hier in het midden van de jaren ‘50
ging vestigen en er allerlei voorzieningen tot stand werden gebracht die door het bedrijf
van belang werden geacht.

Maar Philips is uit Stadskanaal verdwenen, het bedrijf waar eens meer dan 3000
mensen werkten, bestaat niet meer. Er heerste altijd een ongelooflijke
drukte bij de Buinerbrug waar de politie het verkeer regelde en tientallen bussen aan de
Electronicaweg geparkeerd stonden, om de Philipsmedewerkers naar de omliggende
plaatsen in de regio te vervoeren. Nu rest ons enkel de herinnering aan die tijd van toen.

Veranderingen zijn niet tegen te houden, al moet ik zeggen dat bepaalde veranderingen
niet altijd verbeteringen zijn.
Veel verdween door de uitbreidingsdrift in onze gemeente, al hoor je af en toe onder de
bevolking opmerken dat in het verleden wel erg veel mooie, oude, of karakteristieke gebouwen zijn afgebroken.

Vandaar deze impressie van hoe het vroeger eenmaal was, heden en verleden vloeiden
samen in een wandeling naar De Brouken. Hier en daar ben ik van de route afgeweken,
af en toe bewust, omdat ik niet na kon laten u hierover iets te vertellen.
Het lijkt me daarom gepast te eindigen zoals ik in mijn aanhef begon:
’Stadskanaal, wat ben je toch veranderd in al die jaren……..’

De in deel 1 gepubliceerde opmerkingen over het voorjaar van 1962, en de daarbij
behorende temperaturen, zijn uit eigen waarneming. Hieraan kunnen geen rechten
worden ontleend.

Datum 6 mei 2012 Bert Jan Brinkman

Geertje en Fokko Dijkema Van het Hogeland terug naar de Veenkoloniën

door Anton de Wijk

In haar fauteuil vlak bij het raam waar de poes in de vensterbank behaaglijk
lag te spinnen was Geertje bezig aan een borduurwerkje.
Een vrouw op leeftijd, eenentachtig was ze nu, maar je schatte haar zeker een
jaar of  zes, zeven jonger. Prachtig zilvergrijs haar omlijstten de zachte trekken
van haar gezicht.
Ze had een wat statige houding, waaruit sommigen een zekere eigenwijsheid
meenden te moeten bespeuren, wat absoluut niet het geval was.
Ze deed niet uit de hoogte, integendeel, ze straalde een en al vriendelijkheid uit.  

Kort tevoren had ze de vitrage opzij geschoven toen ze het piepen van het
tuinhek hoorde om te kijken wie haar woning naderde.
Dat was haar vaste gewoonte.
Het hek piepte en knarste al jaren, en toen ik tegen Fokko, die toen nog leefde
daarover eens een opmerking maakte dat de scharnieren wel een lik vet konden
gebruiken, deed hij dat met een handgebaar af. “Nee jong, daar wil Geertje niets
van weten, dan hoort ze niet wie er aan de deur komt.”

Het was een week voor kerst, december 1981.
Het was bitterkoud, de afgelopen nacht had het streng gevroren.
Deze 17 december 1981 lag het kwik om half vijf in de morgen bijna 16 graden
onder nul. Toen ik om kwart voor vijf die morgen naar het kantoor reed flonkerden
de sterren aan de hemel en tekenden de silhouetten van de omgeving zich duidelijk
af in het heldere maanlicht.
Ik durfde nauwelijks adem te halen, de ijzige kou drong diep m’n longen binnen wat
een pijnlijk gevoel gaf op de borst. Dikke ijspegels kleefden aan mijn sjaal en uniform-
jas door het bevriezen van mijn adem.

Later die morgen tijdens de bestelling was het weinig anders en lag de temperatuur
ook overdag ruim 8 graden onder het vriespunt.
Ik was blij dat ik even op verhaal kon komen bij Geertje die haar hand opstak toen
ze mij ontwaarde.

In de gevoerde laarzen met 2 paar sokken waren mijn voeten gevoelloos geworden
van de kou. Nog steeds was de temperatuur ver beneden nul, 12 graden las ik ergens
bij een woning op een thermometer.
De laagstaande zon blikkerde in de ramen van de huizen aan de overzijde van het
kanaal. De rook kringelde loodrecht omhoog uit de schoorstenen want om de kou
uit de huizen te verdrijven moest er flink worden gestookt.

De kolenkachel in de kamer draaide op volle toeren, Geertje vulde nog eens kolen
bij toen ik binnenkwam. “Neem toch een gaskachel moeder”, zei haar dochter af en
toe, maar daar wilde Geertje niks van weten.
“Ik heb altijd al kolen gestookt en dat zal ik tot mijn dood blijven doen”, zei dan ze
gedecideerd die geen nadere tegenstand duldde.

“Gut, gut wat is het koud vandaag, kom, trek je laarzen uit jong want je zult wel kouwe
voeten hebben”, zei ze goedmoedig en schoof een stoel bij vlak bij de kachel.
“Jong toch, je bent helemaal rood van de kou, jullie moeten er steeds maar door om
de post te bezorgen, en nu vooral in deze drukke tijd met al die kerstkaartjes.
Kom ga lekker zitten dan zorg ik voor de koffie.”

Ik schoof de stoel een eind van de kachel vandaan omdat ik uit ervaring wist dat een
langzame stijging van de lichaamstemperatuur het allerbeste is om sterke tintelingen
in je lijf te voorkomen.
Ik kwam al jaren bij Geertje over de vloer.
Het was al lang geleden begonnen toen ik hun de AOW uitbetaalde. Het echtpaar
woonde in het buitengebied te ver van het dichtstbijzijnde postkantoor, zodat de
bestellers aan pensioengerechtigden die daarvoor in aanmerking kwamen, het geld
aan huis uitbetaalden.

In de winter wanneer de ijzige kou zich een weg vrat door je botten, werd er een
borrel geschonken, ’s zomers wanneer het heet was en de lucht trilde van de hitte,
was er altijd een heerlijk koel flesje bier. Genuttigd onder het bladerendak van de
oude, scheefgegroeide pruimenbomen, op een ruwhouten bankje achter in de tuin.            
Ofschoon het nuttigen van drank door de PTT was verboden, werd het verbod in
zo’n geval door ons ter zijde geschoven.

Voor ongeveer 10 jaar was haar man plotseling komen te overlijden.
Na het middagmaal werd Fokko niet meer wakker van zijn middagdutje en sliep
vredig in.
Op een leeftijd van 73 jaar werd hij thuisgehaald door de Heer, liet Geertje zich
eens tegen mij ontvallen. Dat ze religieus waren werd mij eens duidelijk toen ik in
de middag eens bij hun binnenkwam en de opengeslagen bijbel op de tafel zag
liggen waaruit na het middagmaal was gelezen.
Ze spraken nooit over hun geloof en nergens in het huis kon je er op uitmaken dat
ze dat waren.

Gesterkt door haar rotsvaste vertrouwen in de Heer verwerkte Geertje manmoedig
het verlies van haar man en pakte na een tijdje de draad van het alledaagse leven
weer op. Begin jaren 60 waren ze in Stadskanaal komen wonen.
Voor hun komst hier naartoe woonden ze in een klein plaatsje midden in de polder
vlakbij de zeedijk in het vlakke Groningerland.
Ze hadden er een klein boerderijtje met een lapje grond waar het gewas in de vette
klei goed gedijde en de opbrengst hun ieder jaar tevreden stemde.

Soms wanneer de stormwind huilde konden ze de zee horen grommen.
Want het kon er flink tekeer gaan in de herfst of in de winter.
Wanneer de herfststormen hun intrede deden hoorden ze de hanenbalken kraken in hun
oude boerderijtje waarbij een gordijn van regen onophoudelijk neerplensde uit de lucht
die de wolken in tomeloze vaart deed voortrazen.

De kruinen van de oude eiken rondom hun bedoeninkje kreunden onder het
stormgeweld. Samen staarden ze in een dikke winter naar buiten wanneer een
sneeuwdepressie vanuit Scandinavië het Groningerland binnentrok en hun isoleerde
door karrenvrachten sneeuw die door de ijzige oostenwind, die als een mes door je
lichaam sneed, hoog tegen de voorgevel werd geblazen.  
Ze waren dan dagenlang geïsoleerd maar dat baarde hun geen zorgen want er was
voldoende proviand in huis om die tijd door te komen.

Meer zorgen baarde hun een koudegolf die soms fel via de poolstreken het land
inwaaide en de temperatuur in enkele uren tijd ver onder het vriespunt deed dalen.
Dagenlang hielden diepvriestemperaturen het land in hun greep die een verblijf
buiten door de uiterst lage gevoelstemperatuur kon leiden tot gevaarlijke situaties.
Onder het genoot van een kop koffie strooide Geertje die verhalen over mij uit.

Ik kende ze, maar telkens als ze erover vertelde met haar zachte melodieuze stem,
dronk ik ze gretig in mij in.
Op zekere dag stelde Geertje aan Fokko voor om hun boerderijtje te gaan verkopen
omdat ze graag terug wilde naar de plaats waar ze was geboren en waar ze later
begraven wilde worden. “We kopen een huisje aan het water Fokko, want wat
moeten we hier zo moederziel alleen in de polder met niemand om ons heen.”

Fokko wist dat ze gelijk had maar hij gaf zich niet zonder slag of stoot gewonnen.
Hij zag er tegenop de polder te moeten verlaten.
Het zou niet gemakkelijk zijn om de vette vochtige Groninger zeeklei te moeten verruilen  
voor de toch wel drogere Veenkoloniale zandgronden.
Hij zou de wind niet meer om zijn kop voelen wanneer hij met de hond wandelde langs
de zeedijk, en hij zou het geluid van de aanrollende golven moeten missen die
kapotsloegen tegen de basaltblokken van de dijk.
Toen eenmaal vaststond dat Geertje graag wilde verhuizen werd er een makelaar
in de arm genomen die voor hen het voorbereidende werk verrichtte.

Hun boerderijtje werd verkocht en op een mooie voorjaarsdag streken ze neer in
Stadskanaal. In de keuken zie ik Geertje de koffiekopjes nog eens vullen, de deur
staat half open. Ze staat voor het aanrecht in een gloed van licht van de laagstaande
zon, die door het raam naar binnenvalt.
Haar zilvergrijze haar glanst in het vroege morgenlicht.
Secondenlang hou ik het beeld vast maar het vervaagt wanneer ze met de kopjes
de kamer weer binnenkomt.

Een paar jaar later komt ze te overlijden, ik merkte opeens dat haar gezondheid
achteruit ging als ik haar bezocht.
Het eens zo kwieke vrouwtje verloor de fut van het leven, het ging niet meer en
ze verlangde naar de dood. “Ik hoop dat het niet lang meer duurt jong”, zei ze
dan met doffe ogen. “Ik verlang erna herenigd te worden met Fokko, laat ons
Lieve Heer er maar een eind aan maken.
Het is goed zo. Op een druilige morgen in oktober werd haar wens vervuld.
Toen de laatste krachten uit haar zieke lichaam wegvloeiden sliep ze in, vredig
en kalm.

Het greep me aan dat ik haar rouwbrieven moest bestellen in de straat waar ze
tot voor kort woonde. Ik woonde de begrafenis plechtigheid bij en stond met de
vele aanwezigen aan het geopende graf naast dat van haar man, toen haar lichaam
aan de aarde werd toevertrouwd.
Geertje en Fokko waren weer samen.

Als ik nu langs het huis rijdt waar het echtpaar heeft gewoond zie ik Geertje in
gedachten weer zitten achter het raam.
De woning is verbouwd, de ramen in de voorgevel zijn wat groter geworden,
en het knarsende tuinhek is er al lang niet meer.
De huidige bewoners hebben er geen weet welke herinneringen er liggen in hun
huis. Het is goed zo, zei Geertje, in de laatste dagen van haar leven.

Herinneringen draag je mee in je hart, die koester je omdat ze soms met een
glimlach om je lippen weer boven komen drijven.
Herinneringen kunnen blij en droefgeestig zijn, maar de herinnering aan Geertje
zal ik altijd met een warm en blij gevoel met me blijven meedragen.
Want, het is goed zo………….

Het verhaal stond reeds eerder op de oude RTVS site.
Fokko en Geertje zijn gefingeerde namen.

Datum 6 mei 2012 Bert Jan Brinkman

Wil je met me mee naar de Fox? Opbloeiende romance in de supermarkt

Dit verhaal is eerder op de oude RTVS-site gepubliceerd.

Door de vernieuwde site moesten ook de reeds eerder gepubliceerde verhalen opnieuw worden ingevoerd.

Daar zijn we inmiddels al mee begonnen, waarbij ook nieuwe verhalen aan worden toegevoegd, zoals het nieuwe verhaal van Harmke Veenman die in het stookhok door boer Rieks Rozen bijna wordt aangerand…….

Verhaal door Anton de Wijk

Ze vulde de schappen in de supermarkt, een jong fris ding van een jaar of zestien. Een voor een gleden de koffiepakken door haar slanke vingers en werden netjes in het daarvoor bestemde vak geplaatst. Haar bewegingen zijn soepel, geconcentreerd doet ze haar werk.

Ik sta een paar meter van haar verwijderd en lees de voedingswaarde van een product.

Op dit vroege uur is het nog tamelijk rustig in de supermarkt, de morgen is jong en pas begonnen. Enkele klanten lopen gehaast het gangpad door, aan hun arm bungelt nonchalant het boodschappenmandje met daarin de artikelen die ze willen afrekenen aan de kassa.

Er komt een jongen aandrentelen die het neerknielende meisje met belangstelling observeert. Hij is van haar leeftijd, misschien een jaartje ouder, een goeduitziende knaap van 1.80 m lengte ongeveer. Hij is goed gekleed, geen capachionachtige type. Integendeel, zijn kleren zijn met smaak gekozen, oorbellen of piercings zijn aan hem niet besteed.

Hij pakt een willekeurig artikel in zijn hand, maar het is duidelijk dat hij daarin niet geïnteresseerd is. Weer glijdt zijn blik naar het meisje voor hem. Hij zet het artikel terug en stapt op haar af. Hij is gespannen als een veer, zijn hele houding straalt dat uit. “Goedemorgen”, hoor ik hem zeggen.

Het meisje dat nu de onderste schappen aan het bijvullen is, kijkt verstrooid op. Ze beantwoord zijn groet vriendelijk. “Het is nog niet erg druk in de supermarkt”, vervolgt de jongen, “och”, merkt ze op, “dat wordt in de loop van de dag wel anders hoor.” Hij knikt en lacht verlegen. “Werk je hier alle dagen?”

“Nee’, zegt ze, dat is verschillend, “soms ’s morgens, dan weer ’s middags.

Maar waarom wil je dat weten?” Hij geeft geen antwoordt op haar vraag.

“Ik kom hier vaak in de middag maar dan heb ik je hier nog nooit gezien.”

“Och”, zegt ze gevat, “besteed je altijd zoveel aandacht aan het personeel?”

Ze slaat de ogen naar hem op en hij kijkt op het knappe meisje neer, een grinnik ontsnapt zijn keel. Ik kan het gesprek woordelijk volgen, de jongelui merken mij geen van tweeën op, althans niet in die zin dat zij mijn richting uitkijken. Sta ik hen af te luisteren?, is het wel netjes dat ik hier blijf staan? Maar ik ben toch naar de supermarkt gegaan net als ieder ander om inkopen te doen?

De artikelen die ik nodig heb staan toevallig in dit schap, ik hoef toch niet weglopen omdat die jongelui een gesprek met elkaar voeren? Die twee, op een paar meter afstand van mij verdaan, houden mijn aandacht op de een of andere manier gevangen. De jongen raapt al zijn moed bijeen, het is erop of eronder, het is nu of nooit, zie je hem denken. “Ja”, zegt hij hakkelend, “weet je, ik kom alleen voor jou naar de supermarkt. Alleen maar kijken of jij er bent.” ”Alleen voor mij?” Ik zie haar hevig blozen, zijn woorden hebben haar volledig van haar stuk gebracht. “Ja”, zegt hij, “alleen voor jou. Als je er niet bent ben ik heel erg teleurgesteld, koop een rolletje drop of pepermunt en ga weer weg.

“Weet je”, hij lacht schaapachtig, “in de loop der tijd heb ik geloof ik wel 40 rollen thuis liggen.” Mijn moeder merkte verwonderd op wat ik wel met zoveel snoepgoed wilde, toen ze het thuis in de la zag liggen.” Het jonge meisje schiet kirrend in de lach. De jongen zakt door zijn knieën en is nu vrijwel met haar op gelijke hoogte. Het spel is op de wagen, de eerste toenadering is gezet die het meisje niet geheel onverschillig laat. Hij praat door, druk en vlug, “weet je, ik weet niet eens hoe je heet en waar je woont, maar ik vind jou een heel mooi meisje. Ik hoop niet dat je al een vaste vriendje hebt, want ik wil je vragen of je met me mee wilt naar FOX, naar een optreden van Jan Smit.” Hij ratelt aan één stuk door, het meisje krijgt niet de gelegenheid hem te onderbreken.

“Ik heb twee kaarten voor het optreden, ik zou met een vriend gaan maar die ligt met een flinke griep in bed.” Hij kijkt haar van opzij gespannen aan. Ze kijkt voor zich uit, beduusd wat haar op deze vroege morgen is overkomen, de dieprode kleur siert nog altijd haar lief gezicht. Ze probeert vanuit haar knieën op te staan, maar de jongen veert elastisch omhoog en steekt haar galant zijn hand toe om haar overeind te helpen. Ik sla het stel nog steeds vanuit mijn ooghoeken gaande. Hij houdt haar hand nog een ogenblik in de zijne en stelt zich beleefd aan haar voor. “Peter Boonstra”, hoor ik hem zeggen, “ik ben Francisca de Groot,” zegt het jonge ding, die rank als een hinde tegenover hem staat. “Goh, wat een leuke naam, Francisca”, prevelt de jongen.

“Hou je wel van de muziek van Jan Smit? We kunnen ook elders anders naar toe gaan hoor, als je dat liever wilt.” “Ik heb nog niet gezegd dat ik met je mee zal gaan”, hoor ik haar zeggen. “Ja, je hebt gelijk”, zegt hij, die nu door haar in verlegenheid wordt gebracht. Blozend slaat hij zijn ogen neer. Ik kan niet verstaan wat ze verder zegt, doordat er een man met enkele kratten bier in de boodschappenkar voorbijkomt, waardoor haar antwoord in het lawaai van de dansende flesjes in de kratten verloren gaat.

Ik kijk de man bijna vernietigend na die het onderonsje zo ruw kwam verstoren. Blijkbaar heeft ze zijn uitnodiging aanvaard, de jongen maakt schijnbaar een opmerking die haar in de lach doet schieten. Haar volle mond opent zich en een rij witte tanden lacht hem tegemoet. “Tot vrijdag”, zegt hij stralend tegen het meisje, lichtvoetig, zwevend bijna,vlindert hij weg.

Hij draait zich om en botst bijna tegen een mevrouw op om de hoek van het gangpad. De jongen excuseert zich beleefd en omstandig. De vrouw lacht. “Het is goed hoor jongen”, zegt ze goedig. Ik stap naar buiten, een koude noordenwind voert natte sneeuw mee die kletst in mijn gezicht. Ik merk het nauwelijks. Mijn hoofd zit vol gedachten.Flarden herinneringen komen bovendrijven uit mijn jeugd, toen je nog zo heerlijk jong was zoals die beiden zoeven in de supermarkt…….

Geen mens kan zonder liefde in zijn leven.Het is het allermooiste wat er tussen twee mensen kan bestaan. Liefde. Maar ze kan ook onnoemlijk hard en meedogenloos zijn, vooral als wederzijdse ouders er zich mee gaan bemoeien. Wat immers in het verleden nog wel eens gebeurde, omdat, om zo maar eens een voorbeeld te noemen, één van beiden niet tot hetzelfde geloofsgemeenschap behoorde.

Nu zouden de jongelui het been stijf houden en de kont tegen de kribbe gooien, maar dat was vroeger wel even anders. Tegen je ouders ingaan kwam haast niet voor, dat deed je gewoon niet. Waar moesten ze ook naartoe, woningen waren niet beschikbaar, geld en goed ontbraken.

Een verschrikkelijk voorbeeld was Sietse Kremer, een man van ver in de zeventig bij wie ik de post bestelde. Hij vertelde mij het verhaal pas later, toen ik op een morgen hem een brief overhandigde van zijn zuster, niet wetende welke onheilstijding in het epistel stond vermeld. Totdat ik hem eens op een morgen huilend aantrof op een bankje naast de zijgevel van zijn bedoeninkje. Op de tafel lag de bewuste brief, ernaast een vergeelde foto. Meer dan 50 jaar lang hield hij zielsveel van een vrouw die hij nooit heeft gekregen, omdat ouders en kerk het hadden verboden.

Het kon gewoon niet, want twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen. Echte ware liefdes werden uiteengereten vanwege geloof of afkomst. Vrijwel elke dag spookte ze door zijn hoofd, hij kon en wilde haar niet vergeten. Toen ze hem noodgedwongen moest verlaten heeft hij nooit meer naar een andere vrouw omgezien.

Hij is altijd alleen gebleven, zo intens waren de gevoelens voor haar. Toen hij het schokkende bericht van haar overlijden ontving, was hij maanden kapot van verdriet. Het is onvoorstelbaar hoe ongelooflijk diep ware liefde in een mensenhart kan wortelen. Pure ellende is het verhaal van een oude man die meer dan 50 jaar door liefdesverdriet werd gekweld.

Eén ding is mij altijd bijgebleven, en ik krijg nog kippenvel bij de gedachte toen hij het aan mij toevertrouwde; Misschien ontmoeten we elkaar weer in de hemel, och wat zou dat mooi zijn jong, het weerzien met haar. Dat moment van innig geluk, er zijn dagen dat ik er zo naar verlang. Ontroert hoorde ik het aan, toen hij vertelde hoe het ware geluk van twee jonge mensen als door de bliksem gespleten, werd verstoord.

Hij richtte zijn blik naar de hemel, waar grote witte wolken voorbijdreven maar daarachter, heel misschien, in het oneindige heelal, wachtte hem een weerzien, een weerzien met Stientje.

In gedachten verzonken bleef hij naar de wolken staren, alles om zich heen vergetend. Oude Sietze, uit zijn linkerooghoek drupte een traan…….

De namen in dit verhaal zijn om privacyreden gefingeerd.

Jan Smit trad vrijdag 21 februari 2008 op in discotheek FOX in Stadskanaal.

Datum 23 januari 2014 Bert Jan Brinkman

Aanslag op de Monarchie. Koninginnedag 2009 in Apeldoorn

door Anton de Wijk

Boven op de vliering dringt van beneden de stem van mijn vrouw tot mij
door: “Wil je me even helpen met de tv, er is iets heel ergs gebeurd tijdens
de Koninginneoptocht in Apeldoorn.”
“Ik kom,” roep ik terug, en daal op een voor mijn leeftijd onverantwoorde
manier de trappen af naar beneden.

Twee dagen voor Koninginnedag hadden we een nieuwe tv aangeschaft,
zo’n plat LCD geval, die mijn vrouw nog niet vlekkeloos kan bedienen.
Twee afstandsbedieningen voor tv en digitale decoder, worden nog
door elkaar gehaald zodat het niet meteen wil vlotten met het beeld.

“Jaap belde zoeven, (onze schoonzoon) en zei, heb je de tv aan staan mam,
er is iets ergs gebeurd in Apeldoorn, ze spreken van een aanslag.”
“Een aanslag?”, echo ik, “dat meen je toch niet?”
Ik neem de afstandsbediening van haar over en ga in het menu, source drukken
hoor ik de verkoper van de tv-zaak nog zeggen als er geen beeld is, dan naar
ext3 scrollen en vervolgens OK indrukken.

Zo snel ik kan voer ik deze handelingen uit. “Hoe doe je dat allemaal”, zegt
mijn vrouw, maar er is geen tijd voor nader uitleg.
We zien opeens een auto uit de afzetting opdoemen, aan de grill of spatbord
bungelt een stuk hek met grote snelheid de straat oprazen. We horen gillende
mensen die vanachter de dranghekken het tafereel vol ontzetting gadeslaan.

Mensen worden geschept, gekatapulteerd en worden terug op het asfalt
gekwakt. Nog niet echt gewend aan het grote tv-scherm zien we de beelden
messcherp geprojecteerd tot ons komen. Afschuwelijk zijn de beelden,
niemand van ons tweeën spreekt het uit, maar nu had het beeld wat ons
betreft wel wat kleiner gekund.

We praten niet, we kijken alleen maar. Fotografen springen de weg op om de
langs razende auto en de neergemaaide mensen te fotograferen, maar worden
direct daarna door de politie verjaagd.

De auto stuurt op het monument af met onverminderde snelheid. Verbijsterend
kijken we toe hoe een agente op de fiets vlucht voor haar leven door op het
randje net voor de auto langs te glippen die zich een fractie van een seconde
later in het ijzeren hek van De Naald boort.

De agente had een engeltje op haar schouder, een tel later was zij ter plekke
tussen hek en auto vermorzeld. Een hoge politiefunctionaris of iemand van de
Marechaussee zien we een slachtoffer reanimeren die op straat ligt.

De open bus met de koninklijke familie rijdt langs de ongevalsplek en men
kijkt vol ongeloof wat zich hier enkele momenten tevoren heeft afgespeeld.
Bijna aan het eind van de historische optocht spelen deze taferelen zich af.

Alle verdere festiviteiten van deze dag worden in Apeldoorn meteen stilgelegd.
Deze stralende 30ste april 2009 krijgt vlak voor het middaguur een bizarre
wending, een dag waar iedereen in Apeldoorn naar had uitgezien die nauw bij de
organisatie van dit festijn betrokken waren. Koninginnedag, sinds jaar en dag de
30ste april, een dag wanneer de koninklijke familie zich tussen het volk begeeft.
Een dag vol vrolijkheid en uitbundigheid.

Een aanslag? Kom nou, toch niet op ons koninklijke familie?
En of je nu pro of contra Koningshuis bent niemand, maar dan ook niemand in
ons land had hier toch ooit rekening mee gehouden?
We zien later op tv de organisator van de historische optocht de heer Visser,
die aangeslagen en vol ongeloof zijn verhaal doet.

Later de Koningin zelf, emotioneel en aangeslagen die voor de camera’s haar
oprechte medeleven betuigd met de nabestaanden van de omgekomen mensen.
Karsten T, een 38-jarige man uit het Gelderse Huissen lukt het om met zijn auto
door de afzetting te razen en op zijn dollemansrit 6 mensen mee te nemen in de
dood.

Een waanzinwekkende actie, dat hij daarbij zelf als 7e slachtoffer eveneens
het leven liet, wordt door velen als jammer bevonden, gezien de reacties die bij
kranten en internetforums binnenstromen. Zijn verdiende straf werd op deze
manier ontlopen zegt men. Had dit alles voorkomen kunnen worden?

Deskundigen zullen zich hier de komende tijd ongetwijfeld mee bezig houden.
Wel had die man aangehouden moeten worden toen hij die dag eerder probeerde
door de afzetting te breken.

Maar wie stonden daar op die plek, waren het politiemensen of burgers die daar
die afzetting in de gaten hielden?
Burgers zijn nergens toe bevoegd, als die daar hebben gestaan konden ze niets
uitrichten, waren het politiemensen dan hadden ze die man moeten arresteren is
de logische gevolgtrekking.

Maar je kunt beveiligen wat je wilt, tegen kwaadwilligen valt niets uit te richten.
Je zou dan de koninklijke familie in een zwaar bepantserde bus moeten laten
rondrijden, maar wie wil dit. Wandelend tussen het volk kan de koningin of
iemand anders van de koninklijke gasten het doelwit worden van één of ander
maniak.

We zagen hoe president Kennedy ondanks alle voorzorgsmaatregelingen vanaf
een gebouw in Dallas werd doodgeschoten. Hoe de ETA, Taliban, Hamas of
Palestijnse zelfmoordcommando’s dood en paniek zaaiden onder onschuldige
burgers. Het is ten enen male onmogelijk alle mensen te fouilleren in zo’n groot
gebied waar duizenden mensen samenkomen.

Laten we ons eigen evenement er maar eens bijpakken die elk jaar in Stadskanaal
wordt gehouden, De Knoalster Nacht, en de daarop volgende Vrijmarkt.
Op de Vrijmarkt komen zo’n 120 tot 130.000 bezoekers op af, hoe wil je
controleren of hier kwaadwilligen tussen zitten.
Ze stromen van alle kanten immers het centrum binnen.

En zo’n controle willen we toch ook niet, we willen toch niet dat op elke hoek
van de straat politiemensen staan te posten? Dan wordt het een politiestaat en
daar zit ieder weldenkend mens hier in dit land niet op te wachten.

De avond voor Koninginnedag zagen we het programma over Pieter van Vollen-
hoven die sprak dat Koninginnedag een feest was van uitbundigheid.
Iedereen die komt, zei hij, gaat er naar toe om feest te vieren, iemand die er niets
aan vindt, komt niet die dag.
Ware wijze woorden van een uiterst sympathieke man.

Maar hij, of iemand anders kon bevroeden dat die woorden, nauwelijks 14 uur
later, een bizarre wending kregen doordat het feest ruw werd onderbroken omdat
er dood en verderf werd gezaaid onder de feestvierders.

De beelden gingen die avond de hele wereld over, geen enkel journaal die de
beelden niet in de uitzending had gemonteerd. Schokkende beelden, steeds
weer herhaald die live tot ons kwamen. De discussie voor de volgende
Koninginnedag is inmiddels losgebarsten, mag de Koningin zich nog wel
zo openlijk tussen het volk begeven?

Laten we hopen van wel, ik denk zelf dat de koningin dit ook zo wil houden,
maar we moeten maar afwachten of de regering er ook zo over denkt.
Een van de kerntaken van de overheid is de zorg voor orde en veiligheid van haar
burgers, hieronder vallen ook de leden van het Koninklijk Huis.
Toekomstige Koninginnedagen zullen vanaf nu altijd overschaduwd worden door
dat op die dag in 2009 ene Karsten T.een aanslag pleegde op onze Monarchie.

Vanaf deze plaats gaan onze gedachten uit naar de familieleden van de omge-
komen slachtoffers, ook naar die van de dader, die hier verder buiten staan.
Mogen zij allen de kracht vinden om het zware verlies van hun dierbare te
kunnen dragen.

De Naald in Apeldoorn is een monument aan de Zwolseweg in Apeldoorn.
Het monument is 17 meter hoog en werd geplaatst op 9 maart 1901.
Het was een cadeau van de inwoners van Apeldoorn aan het bruidspaar
koningin Wilhelmina en prins Hendrik .
Er werd een collecte gehouden onder de bevolking die 3.518 gulden en 37 en
een halve cent opleverde.
Bron: Wikipedia.

Deze column werd op de oude RTVS-site geplaatst begin mei 2009

Datum 6 mei 2012 Bert Jan Brinkman

Lokale omroep is eventjes met vakantie.. Heu??

Ojee, de ongezouten mening van BJ – “De lokale omroep Menterwolde gaat met vakantie. Net als voorgaande jaren gaan de medewerkers tijdens de bouwvakweken met vakantie. De omroep is van zondag 25 juli tot en met zondag 15 augustus gesloten“. Dit bericht staat te lezen in de ‘Veendammer’ een huis aan huis krant in de regio Veendam en Menterwolde. Toen ik het artikel las moest ik glimlachen..

Dit is dus weer typisch lokale radio zoals het eigenlijk niet zou moeten. “De omroep is van zondag 25 juli t/m zondag 15 augustus gesloten“..  Ja, hoezo gesloten?? Waarom heb je dan een lokale omroep opgericht? Om de hele dag Radio Noord uit te zenden? Ik begrijp hier dus helemaal niets van. Is er dan helemaal niemand bij omroep Menterwolde die tijdens de bouwvak vakantie een programma kan maken? Zijn dan alle medewerkers tegelijk weg?  De ‘vaste’ luisteraars in Muntendam en omgeving zullen nu ongetwijfeld afstemmen op ander radiostation en probeer ze dan nog maar eens terug te krijgen. Er zijn tegenwoordig tal van mogelijkheden om tijdens een vakantieperiode de omroep toch levendig te houden. Wat dacht je van een aantal herhalingen? (doet Hilversum ook). Of ingeblikte zomerspecials ( kun je in de winter al maken).  Je kunt ook met een buuromroep (in dit geval radio Parkstad) programma samenwerking overwegen. Maar het allerbeste is om ‘ruim van te voren’ duidelijke afspraken te maken met de (vrijwillige) medewerkers.  Zo kun je met een minimale bezetting best nog een aantal live- programma’s maken.  Ik heb het al vaker gezegd, ook vrijwilligerswerk is niet vrijblijvend. Enfin wat je ook doet, sluit nooit je radiostation. Dat is zo onprofessioneel anno 2010.

Dit blogje is zeker niet bedoeld om Omroep Menterwolde negatief te beoordelen want er zijn vele lokalo’s die precies hetzelfde doen. Ik wil hiermee alleen de programmaleiding aan het denken zetten (opbouwende kritiek).. Bedenk dat je als lokalo goud in handen hebt met een eigen ether en kabel- frequentie. Kleinschalige radiostations kunnen best dezelfde kwaliteit uitstralen als de grote regionale (kilowatt) zenders. Ook tijdens vakantie periode’s.  Je lokale luisteraar zal het waarderen..

BJ

Datum 6 mei 2012 Bert Jan Brinkman


-advertenties-

NIJM Webdesign Stadskanaal