Direct naar de inhoud.

Deze mysterieuze ‘begraafplaats’ eert de eerste Knoalsters: ‘Veldwachter met Napoleon meegelopen’

  • door:
  • op:
Een klein hek leidt naar een mysterieuze plek | © Hielke Bosch/RTV1

STADSKANAAL – Het is een van de meest vreemde en mysterieuze plekken van Stadskanaal: een kleine terp verscholen achter het Noorderdiep, met daarop negen grafzerken. Tussen het overwoekerde gras zijn de namen te lezen met daarbij vreemde omschrijvingen, zoals bij de weduwe van Freek Nannings: ‘Tijdens oogstwerkzaamheden op het land werden 16 vrouwenhemden ontvreemd uit haar bakhuis’, staat er in zwarte letters gegraveerd.

Alles op het kleine terpje doet vermoeden dat het een vergeten begraafplaats is, maar niets is minder waar. Het is een kunstwerk genaamd ‘1787’, een eerbetoon aan de allereerste Knoalsters die rond dat jaar langs het dan nog niet voltooide kanaal kwamen wonen. Van een dorp was destijds nog geen sprake: de provincie had twaalf huisjes laten bouwen die ze verhuurde aan veenarbeiders voor 25 cent per maand, een bedrag dat vandaag de dag een utopie is geworden. De negen namen die op de zerken van ‘1787’ prijken, waren de eerste bewoners die een huisje op het vruchtbare veengebied betrokken.

Veldwachter, tevens sergeant

Begin deze eeuw kreeg kunstenaar Jorgen Leijenaar de opdracht om de eerste bewoners van deze huisjes met een kunstwerk te vereeuwigen. ‘Die opdracht heb ik vrij letterlijk opgevat’, blikt Leijenaar nu, ruim twintig jaar later, terug. ‘Ik raakte geïnspireerd door de nabijgelegen Uniken-begraafplaats en besloot om de eerste bewoners te eren met een eigen zerk.’

Op zo’n zerk moest, naast de naam, ook een tekst komen. Daarvoor dook Leijenaar de Groninger archieven in op zoek naar wetenswaardigheden over de veenpioniers uit die tijd. Hij vond bij een aantal namen opvallende beschrijvingen. ‘Zo was er de eerste veldwachter van het gebied. Hij bleek later in 1812 sergeant te zijn geworden in het leger van Napoleon. Hij heeft toen de veldtocht naar Rusland meegelopen.’

Het monument voor de eerste veldwachter | © Hielke Bosch/RTV1

‘Krenten uit de pap’

Maar er waren ook wat minder bekende historische teksten te lezen. Zo was er de weduwe van Freek Nannings, die eind achttiende eeuw melding maakte van zestien gestolen vrouwenhemden, die tijdens de oogstwerkzaamheden uit haar bakhuis waren ontvreemd. Ruim tweehonderd jaar later prijkt die melding op haar eigen monument. ‘Mijn bedoeling was om met deze kleine verhaaltjes een beeld te schetsen van het leven in die tijd’, vervolgt kunstenaar Leijenaar. ‘Die gestolen vrouwenhemden en de veldwachter zijn dan ook wel echt de krenten uit de pap.’

Het monument voor de weduwe van Freerk Nannings | © Hielke Bosch/RTV1

Naast deze spannende en mysterieuze verhalen, vallen er ook meer praktische teksten op de zerken te lezen. Zo is er J. Wichers die in 1787 ‘trekker was geworden van de behuisde heemstede no. 12 met de grootste behuizing geschikt tot een herberg en winkel.’ In moderne taal betekent dit letterlijk dat hij zijn intrek had genomen in het grootste huis, dat tevens als herberg en winkel dienstdeed.

Overigens staan deze negen mensen niet officieel in de boeken als ‘Knoalsters’. Dat komt omdat het dorp toen simpelweg nog niet bestond. In de archieven wordt voor het eerst over ’t Knoal gesproken in 1802, bij de geboorteakte van Johanna Elizabeth Trip. ‘Wonende op het kanaal’, staat bij haar aangifte te lezen.

‘In de armen gesloten’

In 2002 werd Leijenaars ‘begraafplaats’ officieel onthuld op de locatie waar vroeger de huisjes stonden. De kunstenaar weet nog goed hoe de reacties waren: ‘Die waren best positief, al hadden sommige omwonenden hun bedenkingen. Hen was ter ore gekomen dat er een begraafplaats achter hun huis zou komen. Daar zaten ze niet bepaald op te wachten. Maar toen bleek dat het een kunstwerk betrof, verstomden die geluiden snel.’

Voor Leijenaar werd het extra bijzonder toen bij de opening bleek dat het verleden in Stadskanaal nooit ver weg is. ‘Bij de feestelijke opening waren de reacties positief omdat bleek dat sommige namen nog steeds rondgingen. Er waren zelfs nazaten van de eerste bewoners aanwezig. Daardoor kreeg ik het gevoel dat mijn kunstwerk in de armen van de mensen werd gesloten.’

Hoog gras en groene aanslag

Wie vandaag de dag een kijkje neemt op het terpje, komt eerst op een keurig gemaaid grasveldje dat leidt naar het kunstwerk. Maar zodra je het piepkleine zwarte hekje met daarop ‘1787’ opent, kom je in een overwoekerd stukje grond met stenen die groen aangeslagen zijn. Niet heel fraai, maar dat deert de kunstenaar opvallend genoeg niet. ‘Het heeft wel wat als een begraafplaats er wat oud en mysterieus uitziet. Toen het geopend werd, hoopte ik stiekem ook dat zoiets zou gebeuren. Begraafplaatsen worden met de tand des tijds alleen maar mooier.’

De aanslag op het hek is duidelijk te zien | © Hielke Bosch/RTV1


-advertenties-

NIJM Webdesign Stadskanaal