Direct naar de inhoud.

‘Landbouw en natuur zijn juist te verenigen’

REGIO – Ingrid Jansen is de nieuwe voorzitter van de Agrarische Natuurvereniging Oost Groningen (ANOG). De van oorsprong Brabantse gaat zich inzetten voor natuur- en landschapsbeheer in het gebied.

De ANOG vormt de schakel tussen de provincie en grondeigenaren als het gaat om agrarisch natuur- en landschapsbeheer in Oost-Groningen. Samen met boeren proberen ze de natuur- en landschapswaarden in de Veenkoloniën, het Oldambt en Westerwolde te verbeteren.

Een Brabantse in Oost-Groningen

‘Ik sta hier op de klei van ons akkerbouwbedrijf. Het is weliswaar geen Groningse klein, maar dat maakt mij niet minder gemotiveerd om samen met jullie aan de slag te gaan.’ Zo begint Ingrid Jansen haar introductiefilmpje als nieuwe voorzitter van de ANOG. Jansen woont in de Noordoostpolder, zij en haar man hebben er een akkerbouwbedrijf. Ze groeide op in Brabant, als dochter van een varkenshouder. Haar aanstelling als voorzitter in Oost-Groningen deed dan ook wel wat wenkbrauwen fronzen. Jansen: ‘Het werk in de regio bevalt me goed, juist daar waar ik niet woon. Ik vind het belangrijk om rolzuiver te blijven, vooral omdat wij een eigen boerderij hebben.’ Door niet werkzaam te zijn in het gebied waar ze zelf boert is er geen schijn van belangenverstrengeling. Het werk dat ANOG doet vindt ze belangrijk en het gebied spreekt haar aan, ‘afstand is voor mij minder relevant.’

Oost-Groningen kent ze uit haar tijd als voorzitter van de NVV, de vakbond voor varkenshouders, en de POV, het collectief van varkenshouders. Met regelmaat bezocht ze leden in het gebied. ‘De mentaliteit van het gebied spreekt me aan. De boeren zijn er recht toe recht aan, afspraken worden nagekomen. Dat communiceert prettig.’

ANOG en de Veenkoloniën

De afgelopen jaren heeft de ANOG zich steeds meer gericht op het ontwikkelen en stimuleren van natuurinclusieve landbouw. Zoals beter bodembeheer en minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Door samen met boeren nieuwe dingen uit te proberen wordt in de praktijk ontdekt wat wel en niet werkt. Die informatie wordt weer teruggegeven aan beleidsmakers. Juist wanneer agrariërs zelf ontdekken wat werkt inspireren ze elkaar, dat is volgens Jansen veel beter dan ‘topdown’ bepalen hoe iets moet. Jansen: ‘Agrariërs in de veenkoloniën zijn misschien behoudend, maar als ze eenmaal de toegevoegde waarde inzien krijg je ze wel mee.’

In het gebied valt nog genoeg te winnen door het verbeteren van de biodiversiteit en natuurlijke bodemverbetering. In de Veenkoloniën worden nu voornamelijk aardappelen, suikerbieten en een beetje maïs en uien geteeld. Economisch gezien het meest interessant, maar voor de bodem is dit niet altijd goed. De van nature lichte grond in de Veenkoloniën wordt door de eenzijdige teelt armer, waardoor de kans op ziekten toeneemt en meer gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn. Meer verschillende gewassen telen maakt de grond rijker en dat betekent minder ziektes en minder gewasbeschermingsmiddelen.

De brug tussen landbouw en natuur

De agrarische sector en natuur zijn volgens Jansen juist te verenigen. Probleem is dat de verschillende partijen elkaars taal niet spreken. Jansen: ‘Ik vind het heel erg jammer dat het gesprek over ecologie en economie zo gepolariseerd is.’ In een tweet van GroenLinks leest ze bijvoorbeeld ‘kiest u voor koeien of kiest u voor woningen’? Natuurlijk moeten er keuzes worden gemaakt, maar de zaken zo lijnrecht tegenover elkaar zetten helpt volgens Jansen niet.

In het vinden van die balans tussen economie en ecologie kunnen de initiatieven van ANOG een verschil maken. Jansen: ‘Het werk is relevanter dan ooit. In de projecten die we doen zien we dat ecologie en biodiversiteit bijdragen aan robuustere gewassen en een toekomstbestendige bedrijfssituatie.’Boeren die meedoen aan de projecten zeggen nu zelf tegen hun teeltadviseurs dat ze toekunnen met minder gewasbeschermingsmiddelen.’

Een duurzame varkensboer

Jansen’s ouders hebben een varkenshouderij. Jarenlang was ze als voorzitter van de NVV en de POV het boegbeeld van de varkensboeren. Hoe rijmt ze de gangbare varkenshouderij in Nederland met natuurinclusieve landbouw? Het blijkt een lastige vraag. Jansen: ‘Mijn hart ligt bij de varkenshouderij, maar ik twijfel of de huidige manier van varkens houden nog wel toekomst heeft in Nederland.’ Die omslag kwam toen ze met een internationale groep agrariërs het bedrijf van een Nederlandse varkenshouder in Oost-Duitsland bezocht. Het houden van varkens daar is vergelijkbaar met hoe dat in Nederland gebeurd. Jansen vertelt dat het bezoek iets deed met de groep, de donkere stal, het klimaat daarbinnen. Jansen: ‘Die ervaring ging echt onder mijn huid zitten. Ik kon eigenlijk niet meer goed uitleggen waarom wij op deze manier onze varkens houden. En als ik niet eens meer in staat ben om dat aan onze eigen mensen uit te leggen, kun je dat dan van de samenleving verwachten?’

Nog iedere dag werken haar ouders keihard om zo goed mogelijk voor hun varkens te zorgen, binnen het systeem waarin ze zitten. Jansen: ‘Het is als boer heel erg moeilijk om je aan het systeem te onttrekken. Je zit in een afhankelijke positie, daar stap je niet zomaar uit.’ Dat geldt voor varkensboeren, maar ook voor akkerbouwers of melkveehouders. ‘De belangen van de agribusiness in de keten zijn zo groot. Die machten en krachten zijn ongekend. Als jij het als agrariër anders wil doen moet je heel stevig in je schoenen staan.’ Een groot deel wil volgens Jansen wel anders boeren, maar weet niet hoe. Dat is juist waarom het voorzitterschap van de ANOG haar aanspreekt; als organisatie zijn zij actief op zoek naar handvaten voor boeren.

Door haar eigen ervaringen is ze anders naar dingen gaan kijken. Toch blijft ze ook een varkensboer. Op hun eigen akkerbouwbedrijf willen ze misschien een biologische varkenshouderij beginnen, met weidegang. De toekomst van het bedrijf ligt volgens haar niet alleen maar in opschaling of productieverhoging, maar in verbreding en kringlooplandbouw. Haar vader kan ze het moeilijk uitleggen, hij zegt; ‘ik heb al die jaren doorontwikkeld tot waar we nu staan en jij gaat weer terug naar vroeger, wil je dat de varkens aandoen?’

Productieverhoging heeft niet langer de toekomst

De toekomst ligt volgens Jansen niet langer meer bij productieverhoging alleen. Voedselproductie hoeft niet de enige taak te zijn van de boer. ‘We moeten inzetten op optimalisatie en verbreding van het teeltsysteem, in harmonie met je omgeving.’ Dat is volgens haar een gedeelde verantwoordelijkheid. ‘Je kunt als overheid niet alleen een visie van kringlooplandbouw schetsen en het verder aan de boeren overlaten.’

Er zal meer differentiatie komen in het boerenbedrijf denkt Jansen. ‘We zullen altijd blijven exporteren, omdat Nederland heel goed is in efficiënte landbouw. Maar we moeten een stap verder.’ Die stap is inzien dat productie niet het enige verdienmodel is. Juist is een stabiel bedrijf juist gebaat bij ecologisch werken. Boeren zullen moeten meebewegen met de ontwikkelingen. ‘Anders wordt het straks voor jou als boer bepaald.’ Dat betekent voor Jansen soms dat ze een verhaal moet houden dat niet iedereen wil horen. ‘De tijd van pappen en nathouden is voorbij. De zorgen van de boeren zijn terecht, aan hun bestaansrecht wordt getornd. Maar je alleen maar afzetten helpt de landbouw niet. Het is een innovatieve sector en daar moeten we ook op inzetten.’ Agrarische natuurcollectieven spelen daarbij een belangrijke rol. Zij laten zien wat er in de praktijk wel en niet werkt en proberen de boeren daarin mee te laten bewegen.

Jansen begrijpt goed dat boeren gek worden van het constant veranderende beleid. ‘Ze doen investeringen voor dertig jaar, als ieder jaar de regelgeving veranderd of er regels bijkomen is het onmogelijk daarop te anticiperen.’ Boeren hebben vaak te maken met hoge financieringslasten, bij het maken van regels moet je volgens Jansen wel rekening houden met de verdiencapaciteit van de boeren. ‘Nieuwe verdienmodellen bestaan nog niet en ondertussen moet er toch een boterham worden verdiend.’

Als beleidsvrouw in de agrarische wereld kan Jansen het bevestigen; ‘als vrouw moet je harder werken om serieus genomen te worden.’ En dan is ze ook nog een Brabantse die boert in de Noordoostpolder. ‘Ik ga gewoon investeren in het gebied en blijf dicht bij mezelf. Dan zien ze hopelijk vanzelf dat ik de juiste vrouw op de juiste plek ben.’

 

 

 

 

Datum 22 maart 2021 Arienne Dozeman

Zeldzame gorzen gezien in wintervoedselakkers

VEENDAM – In een wintervoedselakker aangelegd in de Tussenklappenpolder zijn naast enkele zeldzame Grauwe Gorzen, ook twee zeer zeldzame Witkopgorzen waargenomen. Het is voor het eerst dat deze soort in Groningen gezien is. Op 30 december van het afgelopen jaar vond vogelaar Lazar Brinkhuizen twee Witkopgorzen en twee Grauwe Gorzen tussen de 100-200 geelgorzen en ongeveer 50 ringmussen die op het wintervoedselveldje foerageren.

Gors

Verschillende vogelaars hebben de vogels inmiddels gezien. De Witkopgors broedt van oostelijk Europees Rusland tot in Siberië. De soort overwintert normaliter voornamelijk rond de Kaspische Zee, in het Midden-Oosten en in Italië. Deze winter zijn opvallend veel Witkopgorzen gezien in ons land.
Wintervoedselakkers trekken vaak (grote) groepen zaadeters aan in de winter, zeker als ze nabij struweel liggen. Hier vinden de kleine zangvogels niet alleen voedsel in de vorm van zaden, maar ook een veilig heenkomen tussen de takken voor predatoren zoals bijvoorbeeld de sperwer. De meest algemene soorten die zich te goed doen aan de zaden zijn vinken (vink, keep, groenling en de vrij zeldzame frater) en gorzen (geelgors, rietgors). Soms zelfs in groepen van enkele honderden vogels. Ook patrijzen, fazanten en duiven (houtduif en holenduif) foerageren graag in deze akkers.

ANOG

In het oosten van Groningen stimuleert ANOG het beheer van wintervoedselveldjes in de nabijheid van opgaande begroeiing. Vooral op zandgrond is een mooi aantal wintervoedselveldjes aangelegd. Voor de zeldzame Grauwe Gors heeft ANOG in het recente verleden struweel aangeplant in het gebied rondom Meeden. Daar is in 2011 een broedgeval van deze vogel geconstateerd. Wie weet blijven de nu aanwezige Grauwe Gorzen ook hangen en vestigen ze een territorium in het aankomende broedseizoen. Qua agrarisch natuurbeheer heeft het ‘cluster Tussenklappen’ ze in ieder geval veel te bieden!

[ingezonden ANOG]

Datum 4 januari 2017 Bert Jan Brinkman

Bloeiende akkerranden in Oost Groningen

akkerrandenOOST GRONINGEN – Klaproos, korenbloem en bolderik. Een aantal soorten die voorkomen in de weelderig bloeiende akkerranden langs de gewassen in Oost Groningen. Sinds 2011 is de Agrarische Natuurvereniging Oost Groningen (ANOG) aan de slag met de bloeiende akkerranden. De randen zien er niet alleen prachtig uit, ze dienen ook een belangrijk doel. Op de uitbundig bloeiende bloemen komen allerlei insecten af zoals lieveheersbeestje, gaasvlieg, spinnen, kevers en zweefvliegen. Dit zijn een aantal van de insecten, die erg nuttig zijn in de landbouw. Ze eten namelijk plaaginsecten zoals de bladluis. Door het stimuleren van deze nuttige insecten door middel van akkerranden, kan een luizenplaag op natuurlijke wijze worden onderdrukt. Hierdoor hoeven boeren vrijwel niet meer te spuiten met insecticiden. Een enorme winst voor landbouw, de biodiversiteit, maar ook de waterkwaliteit. Sinds 2014 werkt men hiervoor dan ook samen met Waterschap Hunze en Aa’s. De akkerranden worden langs watervoerende sloten ingezaaid, zodat ook eventuele uitspoeling van bijvoorbeeld meststoffen naar de sloot flink wordt verminderd. Daarnaast hebben de uitgebloeide randen in de winter ook nog een functie: ze bieden een voedsel- en schuilplaats voor vogels, andere zoogdieren en insecten.
“Een mooi en leerzaam project, welke we ook in 2016 weer zullen voortzetten en u weer kunt genieten van de prachtige bloemenranden!”, aldus ANOG.

Datum 16 november 2015 Bert Jan Brinkman


-advertenties-

NIJM Webdesign Stadskanaal