Direct naar de inhoud.

Reacties op mijn artikel over Jacob Maarsingh: ‘Er zijn geen verzachtende omstandigheden, hij was gewoon fout’

Jacob Maarsingh NSB
Jacob Maarsingh liep tijdens de oorlog altijd in NSB uniform en met een revolver op zak (foto: Collectie Streekhistorisch Centrum Stadskanaal).

Op 5 mei plaatste RTV1 mijn artikel over Jacob Maarsingh, een hooggeplaatste NSB’er uit Stadskanaal. Hierin vroeg ik me af hoe het kon dat hij vrij snel na de Tweede Wereldoorlog vrijkwam en zijn oude leven oppakte. In mijn zoektocht naar een verklaring sloeg ik volgens sommige lezers de plank volledig mis. Jacob Maarsingh zou in het artikel worden vergoelijkt, terwijl hij, zo stelt een lezer, ‘een schandvlek voor de geschiedenis van Stadskanaal is’.

‘Het artikel over Jacob Maarsingh, dat notabene door uw redactie op 5 mei is geplaatst, geeft niet alleen een vertekend beeld, maar is ook onvolledig en onjuist.’ (dhr. Van de Kolk)

 ‘Wat een baggerjournalistiek’ (dhr. Duit)

Deze niet mis te verstane reacties lieten mij niet onbewogen. Hoewel niet iedereen het met de kritiek eens was, vond ik het belangrijk nogmaals naar het verhaal van Maarsingh te kijken. Daarom ging ik in gesprek met Jan-Willem van de Kolk en Jaap Duit, twee van de lezers die hadden gereageerd. Beide zijn oud-wethouder van Stadskanaal en bijzonder betrokken bij het oorlogsverleden.

Niet onwaar, wel onvolledig

‘Ja, ik ben boos, want hij dreigt te worden weggezet als held en dat verdient hij absoluut niet’, zegt Van de Kolk. Wat in het artikel staat is volgens hem misschien niet onwaar, maar wel onvolledig en schetst daardoor een verkeerd beeld. Van de Kolk: ‘Maarsingh is onmogelijk louter een goed mens geweest. Hij was het onbetwiste kopstuk van de NSB in Noord-Nederland’.

Jacob Maarsingh was de Gemachtigde voor de Noordelijke Provincies van Mussert. Ook zat hij voor de NSB in de Eerste Kamer. Na de oorlog wordt hij veroordeeld tot drie jaar en drie maanden gevangenschap. Ook verliest hij zijn kiesrecht. Een zeer milde straf gezien zijn positie en in vergelijking met andere veroordelingen.

Volgens Van de Kolk heeft het er dan ook alle schijn van dat Maarsingh zijn straatje heeft schoongeveegd: ‘Maarsingh zat van 1933 tot 1945 in de top van de NSB en vergaderde met nazi’s. Het is moeilijk te geloven dat hij geen oorlogsmisdaden heeft begaan. Zo werden in de omgeving actief razzia’s uitgevoerd. Hij wist daarvan, ook van de schanddaden in het Scholtenhuis. Zijn tuinman kreeg notabene na de oorlog een veel zwaardere straf’.

Gemachtigde Jb. Maarsingh strekt de arm tijdens de begrafenis van Hendrik Hekman die in 1944 door het verzet werd geliquideerd (foto: Mobilisatie, Collaboratie, Libertatie – Hans Onderwater)

Gebrek aan bewijs

Dat Maarsingh in juni 1948 alweer vrijkomt is deels te danken aan de getuigenverklaringen van onder andere zijn pachtboeren. Die komen vaak neer op ‘aardige vent, alleen jammer dat hij bij de NSB zat.’ En belangrijker: niemand beschuldigt hem van het verraden van mensen.

Maarsingh was herenboer en de ‘ongekroonde burgemeester van Stadskanaal’. Veel mensen, waaronder zijn pachtboeren, waren van hem afhankelijk. Duit vraagt zich af welke invloed deze afhankelijkheidsrelatie heeft gehad op de milde getuigenissen.

Een aantal feiten spreken tegen Maarsingh. Zo is hem ten laste gelegd dat hij Heerbancommandant was van de WA, de knokploeg van de NSB. Ook heeft hij Hendrikus Drenth aangegeven nadat deze ‘Heil Moskou’ had geroepen. In 1942 vraagt ene meneer Bolwijn uit Ter Apel Maarsingh om hulp nadat zijn vader door de SD is gearresteerd. Maarsingh laat weten dat hij niks voor de man kan doen: ‘Als hij door de Sicherheitsdienst is gearresteerd, dan zal daarvoor wel beslist een reden zijn geweest’, schrijft Maarsingh. Ook wordt Maarsingh ervan verdacht te hebben geholpen bij het samenstellen van gijzelaarslijsten. Hierop stonden de namen van burgemeesters en andere notabelen die bij bepaalde gebeurtenissen moesten worden opgepakt.

Misdrijf tegen de menselijkheid

Anders dan bijvoorbeeld Mussert, die onder andere werd veroordeeld voor het afpersen van Joodse gezinnen, zijn Maarsingh geen strafbare feiten nagedragen. De bestuurlijke functies zijn hem toen niet aangerekend. Maar hoe zit dat tegenwoordig? Dat vraag ik aan advocaat Hans Klopstra, ook uit Stadskanaal. Klopstra: ‘In deze tijd zou Maarsingh voor het internationaal strafhof hebben moeten verschijnen wegens misdaden tegen de menselijkheid’.

In 1946 werden door de Verenigde Naties de zogenoemde Neurenberg verdragen opgesteld. Daarin werden oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid, zoals genocide, wereldwijd strafbaar gesteld. (Daarvoor kon je alleen voor individuele moordzaken berecht worden).

Als leden binnen je partij gekke dingen doen ben je daar als bestuurder niet automatisch voor verantwoordelijk. Maar wanneer je als bestuurder een systeem organiseert of in stand houdt waardoor oorlogsmisdrijven of misdaden tegen de menselijkheid plaats kunnen vinden, ben je daar evenzeer schuldig aan.

‘De trein richting Westerbork liep bijna langs Maarsingh zijn huis. Gezien zijn positie heeft hij geweten wat er speelde. Enkel die wetenschap is niet strafbaar. Maar bestuurlijk het apparaat in stand houden en bestuurders de ruimte laten, terwijl je wel in had kunnen grijpen, is voldoende om veroordeeld te worden. Maarsingh was in de positie om burgemeesters te benoemen en te ontslaan. Door burgemeesters als Fransema, een actief Jodenvervolger, op hun post te zetten en te houden is hij strafbaar.’ Klopstra vergelijkt het met Karadzic: ‘Hij heeft misschien niet zelf de trekker overgehaald, maar dat hij Mladic op zijn post heeft laten zitten is voldoende’.

Echter, die regels golden pas na de oorlog. Je kunt iemand niet veroordelen voor iets dat niet strafbaar was op het moment dat hij het deed. Maar voor Duit is het duidelijk: ’Maarsingh heeft actief meegewerkt aan het bouwen van een nationaal-socialistisch systeem waarin mensen systematisch zijn vermoord. Hij heeft ruimte gegeven aan sadisten.’

NSB topmannen. Derde van links Jacob Maarsingh, in het midden Anton Mussert
NSB topmannen. Derde van links Jacob Maarsingh, in het midden Anton Mussert (foto: Collectie Streekhistorisch Centrum Stadskanaal).

Schuldbelijdenis

De lage straf wordt ook deels verklaard door de ‘schuldbelijdenis’ die Maarsingh aflegde in 1947. In deze Verklaring van Wezep erkennen een dertigtal vooraanstaande NSB’ers schuld voor hun oorlogsverleden en vragen om vergeving en verzoening. Het initiatief hiertoe kwam van Carolus Huygen, de voormalig secretaris-generaal van de NSB. Huygen was bevriend met Maarsingh. Doel was mede een verzoening tussen de tienduizenden ex-NSB’ers en de maatschappij. De verklaring werd in de kerken voorgelezen.

Maarsingh en de familie Drenth

De uitspraak in mijn artikel dat Jacob Maarsingh mogelijk geweten zou hebben van het ‘Knoalster Achterhuus’, een citaat van zijn achterneef Roelf Aike Maarsingh, heeft Duit als stuitend ervaren.

Willem Drenth, Hindertje van der Sluis en hun dochters Lammie en Fennie wisten in hun boerderijtje 21 onderduikers veilig door de oorlog te krijgen. Duit is voorzitter van de stichting Drenth Monument die in 2019 een monument voor hen realiseerde. Honend merkt Duit op: ‘Je zou bijna gaan denken dat het aan hem te danken is dat deze familie nooit is verraden en dus 21 personen aan de dood zijn ontsnapt.’

Van de Kolk is stellig: ‘Het is zeer onwaarschijnlijk dat Maarsingh heeft geweten van Drenth. Als Maarsingh het zou hebben geweten, dan zouden meer NSB-ers op de hoogte zijn geweest en zou het Achterhuis opgerold zijn. De suggestie dat hij het wel wist doet te kort aan de mensen die met angst en gevaar voor eigen leven vanuit onbaatzuchtigheid een persoonlijk offer hebben gebracht.’

Monument 21 (foto: Stichting Drenth Monument)
Monument 21 voor de bewoners van het Knoalster Achterhuus (foto: Stichting Drenth Monument)

Waarom bij de NSB

Leden van de NSB kwamen uit alle sociale lagen van de bevolking. Ook veel (arme) boeren uit Drenthe en Groningen sloten zich in de crisisjaren aan. In het boek ‘Een leven lang gezwegen’ van Alie Noorlag valt te lezen hoe de slechte economische omstandigheden hen hiertoe aanzetten. Er was armoede en de mensen wilden verandering.

Uit armoede en zonder politiek besef een bepaalde keuze maken valt misschien te begrijpen. Maar deze verontschuldigende factoren gelden volgens Van de Kolk niet voor Maarsingh: ‘Hij mag niet worden neergezet als iemand die slechts de kleine boer wilde vertegenwoordigen. Maarsingh heeft vanuit eigen belang en met volle overtuiging de keus voor de NSB gemaakt’. Volgens Van de Kolk en Duit was Maarsingh een overtuigd nationaal-socialist, iemand die er vanaf het begin bij was en de NSB mede heeft vormgegeven.

Na de oorlog

Als de Polen Stadskanaal bevrijden worden Jacob Maarsingh en zijn vrouw Catharina opgepakt. In de eerste dagen na de bevrijding biedt hun woning, Huis ter Marse, onderdak aan een groep Poolse bevrijders en een doktersgezin. In het verslag van de hulp Mieke valt te lezen: ‘ ’s Avonds maken we er een feestje van, waarbij we gebruik kunnen maken van de zeer goed gevulde provisiekelder, met champagne en prima wijnen.’ Het zijn dit soort verhalen die boosheid oproepen bij Van de Kolk: ‘Hij heeft geen vinger uitgestoken naar lokale verzetsstrijders als Anne Rutgers en Johannes Vis, die fel anti-NSB waren, opgepakt en gefusilleerd zijn. Hij heeft vooral goed voor zichzelf gezorgd tijdens de oorlog’.

In 1946 keert Catharina Maarsingh terug naar Huis ter Marse. In juni 1948 mag ook Jacob Maarsingh weer naar huis. De verhalen van voormalig NSB’ers die volledig berooid terugkwamen uit hun detentie en door de samenleving met de nek werden aangekeken zijn legio. Het verbaasde mij dan ook dat Maarsingh ogenschijnlijk geruisloos terugkeerde. Was hij zo machtig, zo onaantastbaar? Sommige lezers namen het me kwalijk dat ik hem in de kop ‘NSB’er en gerespecteerd burger’ noemde. Ik heb hier mee willen aangeven dat hij voor sommige inwoners van Stadskanaal al snel weer ‘mijnheer’ Maarsingh was.

Daar tegenover staan ook verhalen van mensen die de naam Maarsingh uit pure afkeer niet meer over hun lippen kregen.  De oorlog was na 1945 in veel gezinnen lange tijd onbespreekbaar. Carla Schrik schrijft in een reactie op Facebook: ‘Misschien is vroeger doodzwijgen en negeren, en wellicht nog angst, aangezien voor respect. Ook ik ben opgegroeid in de directe omgeving van Huis ter Marse en de anti-Duitse sentimenten waren in het Noorden zèker niet minder dan in het Westen. De afkeer zat diep en ging generaties door.’

Catharina Maarsingh-Westerhuis en Jacob Maarsingh
Catharina Maarsingh-Westerhuis en Jacob Maarsingh (foto: Collectie Streekhistorisch Centrum Stadskanaal).

Tot slot

De reacties op mijn artikel laten zien hoe gevoelig het onderwerp nog altijd ligt. En dat hoe mensen ernaar kijken altijd gekleurd is door de eigen achtergrond. Tegenover de reacties van de heer Van de Kolk en de heer Duit staat de reactie van een lezeres (zelf dochter van een NSB’er) die boos en verdrietig is omdat ik volgens haar vooringenomen kwaadspreek over Maarsingh.

Volgens de officiële papieren heeft Maarsingh geen strafbare feiten op zijn geweten. Tegelijkertijd is het voor Van de Kolk en Duit moeilijk voor te stellen dat hij geen strafbare feiten heeft gepleegd. Tegenover verhalen die een menselijke kant van Maarsingh laten zien staat de afkeer die elke suggestie van goedheid nog steeds oproept. Wat Maarsingh zijn beweegredenen waren, wat hij wist of heeft gedaan, we zullen het nooit precies kunnen weten. De mensen die erbij waren leven niet meer. Maarsingh zelf heeft nooit iets opgetekend.

 

 

 

Datum 23 mei 2021 Arienne Dozeman

Jacob Maarsingh: NSB’er en gerespecteerd burger

STADSKANAAL – De bevrijding van Stadskanaal betekent voor Jacob Maarsingh, lid van de NSB, het begin van zijn gevangenschap. Op 14 april 1945 wordt Maarsingh aangehouden en vastgezet. Voor de familie was het duidelijk: Jacob krijgt de kogel. Het loopt anders.

Jacob Maarsingh NSB
Jacob Maarsingh liep tijdens de oorlog altijd in NSB uniform en met een revolver op zak (foto: Collectie Streekhistorisch Centrum Stadskanaal).

Maarsingh wordt wel veroordeeld; drie jaar en drie maanden detentie en ontzegging van kiesrecht. Hij zit onder andere vast in de kampen bij Sellingerbeetse, Westerbork en Steenwijkerwold. Op 14 juni 1948 komt hij vrij en keert terug naar zijn vrouw Catharina en hun villa Huis ter Marse in Stadskanaal. Hier zet hij zijn boerenbedrijf voort.

Maarsingh bevond zich in de hoge kringen van de NSB. In 1940 benoemde Mussert hem tot zijn gemachtigde voor de Noordelijke Provincies. Ook zat hij voor de NSB in de Eerste Kamer. Hoe kan het dat deze hoge NSB’er zo snel na de oorlog zijn gewone leven weer kon oppakken? En hoe werd er na de oorlog door zijn familie en in Stadskanaal naar hem gekeken? Om antwoord te krijgen op deze vragen sprak ik met de achterneef van Jacob Maarsingh; Roelf Aike Maarsingh, landbouwer in Klazienaveen. En met Alie Noorlag, zij is medewerker van Gedenkstaette Esterwegen en heeft veel onderzoek gedaan naar de oorlogsjaren en het NSB-verleden.

Arme zandboeren

Noorlag legt uit dat veel boeren, gedreven door armoede, in de jaren dertig lid werden van de NSB. Vooral de zandboeren hadden het zwaar in deze crisisjaren, de nationaal-socialisten beloofden een betere toekomst. In Duitsland leidde het tot een daverende verkiezingswinst voor Hitlers NSDAP. In Nederland richtte Anton Mussert de Nationaal-Socialistische Beweging op, de NSB.

“Mensen hadden het niet breed en wilden verandering, veel verder ging hun politieke blik niet.” (Alie Noorlag)

Over raszuiverheid en antisemitisme heeft de NSB het begin jaren dertig nog niet. Noorlag: ‘Mensen hadden het niet breed en wilden verandering, veel verder ging hun politieke blik niet.’ De boeren zagen simpelweg dat er in Duitsland veel meer werd verdiend en wilden dat ook.

Jacob Maarsingh ziet ook de armoede op het veenkoloniale platteland en werpt zich op als vertegenwoordiger van de boeren die lijden onder de economische depressie. De democratie heeft volgens hem gefaald en in 1933 wordt hij lid van de NSB. Zelf is Maarsingh een herenboer, met ruim 100 hectare landbouwgrond en meerdere boerderijen.

Huis ter Marse in Stadskanaal
Huis ter Marse in Stadskanaal (Collectie Streekhistorisch Centrum Stadskanaal).

Jacob Maarsingh, door zijn familie Jaap genoemd, is de zoon van vervener Harm Maarsingh. Het ontginnen van Vledderveen heeft hem een aanzienlijk vermogen opgeleverd. Zijn moeder, Jantina Arendina Meursing, is de dochter van de eigenaar van Meursings glasfabriek in Nieuw Buinen en dus ook niet onbemiddeld. Jacob is hun vierde kind.

Wanneer de partij van Mussert steeds meer opschuift naar het gedachtengoed van Hitler haakt een groot deel van de leden af. Jacob Maarsingh niet, in 1937 neemt hij zitting voor de NSB in de Eerste Kamer en in 1940 stelt Mussert hem aan als gemachtigde voor Noord-Nederland. Ook wanneer de Duitsers Nederland binnenvallen trekt Maarsingh zich niet terug.

Vriend van Mussert

‘Hij moet het geweten hebben’ antwoordt Noorlag op de vraag of Maarsingh wist wat er in de Duitse concentratiekampen gebeurde. Maarsingh was raadslid en vertrouweling van Mussert, de heren waren goed bevriend en Mussert logeerde regelmatig met zijn vrouw in Huize ter Marse. Ook ging hij om met Hermann Conring, de vertegenwoordiger van Seyss-Inquart in Noord Nederland. Noorlag: ‘Daar werd toch gepraat, je mag aannemen dat ze wisten wat er aan de hand was.’

NSB topmannen. Derde van links Jacob Maarsingh, in het midden Anton Mussert
NSB topmannen. Derde van links Jacob Maarsingh, in het midden Anton Mussert (foto: Collectie Streekhistorisch Centrum Stadskanaal).

Geen verrader, wel lid

Dat Maarsingh na de oorlog een milde straf krijgt komt deels doordat er nauwelijks belastende verklaringen zijn, geen getuigenissen van verraad. Hij wordt alleen veroordeeld vanwege zijn lidmaatschap van de NSB en omdat hij de gemachtigde was van Mussert. Noorlag: ‘Mensen uit de buurt hebben voor hem gepleit, en dat waren mensen die het toch wel konden weten.’

Wel wordt hem betrokkenheid bij de aanhouding van Hendrikus Drenth ten laste gelegd. Drenth zou ‘Heil Moskou’ hebben geroepen. Maarsingh doet aangifte en Drenth krijgt drie maanden tuchthuis.

Oom Jaap

Roelf Aike Maarsingh is de kleinzoon van de broer van Jacob Maarsingh, ook genaamd Roelf Aike. Jacob Maarsingh is dus zijn oud-oom. Hij vertelt: ‘Ondanks zijn positie bij de NSB-top heeft oom Jaap voor zover mij bekend nooit iemand aangeklaagd of verraden wegens activiteiten tegen de bezetter. Zo is hij bijvoorbeeld vrijwel zeker op de hoogte geweest van het feit dat de familie Drenth in hun boerderijtje aan de Kromme Wijk te Stadskanaal zestien onderduikers veilig door de oorlog heeft geholpen.’

Maar uit de familieverhalen blijkt ook dat Jacob Maarsingh stond voor zijn partij. De vader van Roelf Aike, Herman Maarsingh, was boer op de ontginningsboerderij van zijn grootvader Harm Maarsingh. Deze lag naast de boerderij van ‘oom Jaap’. ‘Omdat oom en tante kinderloos waren lag het voor de hand dat Herman de boerderij erbij over zou nemen’, vertelt Roelf Aike. Toch gebeurde dat niet.

Herman was dienstplichtig militair bij de cavalerie. Wanneer hij in 1940 wordt opgeroepen en naar de Grebbeberg gezonden zegt hij zijn NSB-lidmaatschap op. Roelf Aike: ‘Oom Jaap was duivels. Toen mijn vader bij zijn ouders verhaal deed was de reactie van zijn moeder: Nou Herman, nu kun je de boerderij van Oom Jaap wel vergeten.

Tante Tine

Jacob Maarsing is getrouwd met Catharina Jantina Westerhuis. Ook zij is fanatiek lid van de NSB en zet zich in voor de vrouwenorganisaties. Noorlag: ‘Ze hadden geen kinderen, dus waarschijnlijk gaf het haar ook een dagbesteding. Het gevoel zich sociaal nuttig te maken.’ Ook Catharina werd na de oorlog veroordeeld, maar mocht in 1946 met een voorwaardelijke invrijheidstelling terug naar Huis ter Marse. Daar runde ze de boerderij tot haar man in 1948 terugkwam.

Catharina Maarsingh-Westerhuis en Jacob Maarsingh
Catharina Maarsingh-Westerhuis en Jacob Maarsingh (foto: Collectie Streekhistorisch Centrum Stadskanaal).

Uit het verhoor van Catharina blijkt dat zij voor de NSB koos omdat de democratie in haar ogen had gefaald. In haar omgeving zag ze veel gezinnen die het slecht hadden. In Stadskanaal stond ze bekend als een sociaal voelend mens, maar ook als felle voorstander van de NSB.

Mijnheer Maarsingh

Alie Noorlag groeit op in Stadskanaal en woont als kind vlakbij Huis ter Marse. ‘Met andere buurtkinderen liepen we er vaak binnen en werden dan met allerlei lekkers verwend door mevrouw Maarsingh.’ Ook met Sint Maarten gaan ze er graag langs, want bij Huis ter Marse krijg je ook een dubbeltje.

“Met andere buurtkinderen liepen we er vaak binnen en werden dan met allerlei lekkers verwend door mevrouw Maarsingh.” (Alie Noorlag)

Roelf Aike herinnert zijn oud-oom als een ‘joviale kerel die zijn mening niet onder stoelen of banken stak.’ Geboren in 1944 is hij nog maar een kind wanneer Maarsingh in 1958 sterft. Toch heeft hij herinneringen aan hem, zoals de keer dat hij van ‘oom Jaap’ een van zijn rijzadels kreeg. Na de oorlog werden de familieverhoudingen langzamerhand hersteld, ‘we kamen weer bij elkaar op verjaardagen’.

Poolse militairen tijdens de bevrijding in de Ceresstraat, waar Huis ter Marse staat
Poolse militairen tijdens de bevrijding in de Ceresstraat, waar Huis ter Marse staat (foto: Collectie Streekhistorisch Centrum Stadskanaal).

Het lijkt erop dat ‘oom Jaap en tante Tine’ na de oorlog het gewone leven weer oppakten. Ze blijven gerespecteerde en betrokken burgers in Stadskanaal die volgens de verhalen goed zijn voor de buurt en hun personeel. Geen verraders, hoogstens mensen die politiek een verkeerde keuze hebben gemaakt.

Kort na de bevrijding wordt Maarsingh gevraagd voor het bestuur van de landbouwvereniging. Hij wil wel, maar alleen als voorzitter. De reactie: ‘als meneer dat wil, den mot dat ja mor.’ Ondanks zijn NSB verleden blijft hij ‘mijnheer’ Maarsingh, iemand voor wie je de pet afnam.

Het leven ging verder

Noorlag probeert het te verklaren: ‘Na de oorlog ging het leven gewoon weer verder, veel mensen hebben zich er simpelweg niet zo druk om gemaakt.’ Wat misschien ook heeft meegespeeld is dat er in de grensstreek veel contact was met Duitsers. Boeren hadden land over de grens of er woonde familie. De anti-Duitse sentimenten leefden hier minder dan in het Westen van Nederland.

Jacob Maarsingh sterft in 1958 op 65-jarige leeftijd in Huis ter Marse. Na zijn overlijden zet Catharina de boerderij voort. Zij overlijdt in 1970. Bij het verdelen van de erfenis slaat ‘tante Tine’ inderdaad een generatie over. Niet Herman, maar haar enige neef Roelf-Aike erft de landerijen. Huis ter Marse wordt nagelaten aan de gemeente Stadskanaal, met als voorwaarde dat het gebruikt gaat worden ten dienste van de hele gemeenschap. Tegenwoordig is het Streekhistorisch Centrum er gevestigd.

Stamboom van (een deel van) de familie Maarsingh (foto: RTVNoord)

 

 

Datum 5 mei 2021 Arienne Dozeman


-advertenties-

NIJM Webdesign Stadskanaal